Weeskinderen in een arm land helpen tijdens je vakantie. Mooi werk? Doe het niet, waarschuwt Better Care Network Netherlands, een koepelorganisatie van acht kinderorganisaties. Vrijdag start de club een campagne tegen het zogeheten weeshuistoerisme. Veel te kort door de bocht, vinden critici.
Vrijwilligerswerk doen in een weeshuis is misschien goedbedoeld, maar doet meer kwaad dan goed. Zo luidt de boodschap van de campagne ”Stop weeshuistoerisme”. Weeshuizen in toeristische gebieden zijn door de massale belangstelling een commerciële industrie geworden. En al die Nederlandse tieners en twintigers vergroten de hechtingsproblemen van weeskinderen alleen maar. Door de wisselende vrijwilligers hebben kinderen keer op keer een verlieservaring. En daardoor leren ze geen vertrouwen te hebben in relaties en durven ze deze ook steeds minder op te bouwen.
Bovendien zijn veel kinderen in een weeshuis geen wees. „Ze hebben één of meer ouders of familieleden. Maar een vol weeshuis betekent een volle kassa, dus worden kinderen, vaak onder valse voorwendselen, naar weeshuizen gelokt”, verklaart de campagnewebsite.
Klusjesman
Ongenuanceerd, vindt Steffen Barentsen de campagne. De directeur van Livingstone, een christelijke organisatie die werkvakanties organiseert, bekritiseert reisclubs die van weeshuizen een businessmodel maken. „Zij proberen zo veel mogelijk vrijwilligers te werven, omdat dat geld oplevert. Zeer verwerpelijk.”
Volgens hem is het wel degelijk verantwoord om na een zorgvuldige procedure vrijwilligers naar een weeshuis te sturen. „Denk aan een klusjesman die in een paar weken de speeltoestellen vervangt. Of aan een fysiotherapeut, boekhouder of gymdocent. Dat zijn geen mensen die op korte termijn de ouderfunctie vervullen.” De campagne verkondigt echter: stop vrijwilligerswerk in weeshuizen. „Dan zouden dus ook dit soort functies komen te vervallen. Terwijl zo’n huis af en toe de hulp van een boekhouder kan gebruiken.”
In het weeshuis in Uganda, waar jaarlijks een of twee teams van Livingstone naartoe gaan, is in alle ouderfuncties voorzien door lokale Ugandese mensen, verzekert hij. De kinderen die er wonen zijn „letterlijk weggegooid: gevonden in een plastic zak aan de kant van de weg, in rioolputten. Pas als echt niet is gelukt om ze terug te plaatsen bij familie, krijgen ze in het weeshuis tot hun achttiende opvoeding van vervangende ouders.” Dat soort goede projecten verdient steun, vindt de directeur.
Stereotypering
Jongeren moeten niet massaal stoppen met werkvakanties naar ontwikkelingslanden, vindt ook Mirna van der Veen, die met de stichting Fairtravelers problemen rond dit soort vrijwilligerswerk in kaart brengt en oplossingen zoekt. „Te kort door de bocht”, reageert ze op de campagne. „Een terecht punt is dat we veel voorzichtiger moeten zijn met hulp in arme landen. Maar deze campagne helpt enorme stereotyperingen de wereld in. Een aantal schrijnende verhalen wordt nu opgeblazen alsof dat voor alles en iedereen geldt. Alsof westerse organisaties alleen maar slechte bedoelingen hebben en alle lokale werkers opportunisten en mensenhandelaars zijn. Absurd.”
Van der Veen wijst erop dat het vooral veel misgaat met mensen die op de bonnefooi kinderen in de derdewereld gaan helpen. „Als deze campagne ervoor zorgt dat vrijwilligers vanuit organisaties stoppen, gaan weeshuizen wellicht nog meer toeristen van de straat werven. Dan wordt het probleem alleen maar groter.”
Van der Veen pleit voor meer transparantie van organisaties over hun projecten en partners. Ook vindt ze dat er goed nagedacht moet worden bij welk project een vrijwilliger wordt geplaatst en dat zij vooraf scholing moeten krijgen.