Groen & duurzaamheid
Ringslang vangen vergt behendigheid

Natuurliefhebbers proberen de ringslang te beschermen. De Werkgroep Ringslangen Zuid-Holland (WRZH) onderzoekt waar de dieren zich in de zomer ophouden en in de winter schuilen.

Theo Haerkens
28 March 2017 09:38Gewijzigd op 17 November 2020 01:10
Een werkgroep in Zuid-Holland inventariseert enkele keren per jaar waar ringslangen zich ophouden. De beschermde dieren worden gefotografeerd, gemeten en het geslacht wordt vastgesteld.  beeld Theo Haerkens
Een werkgroep in Zuid-Holland inventariseert enkele keren per jaar waar ringslangen zich ophouden. De beschermde dieren worden gefotografeerd, gemeten en het geslacht wordt vastgesteld.  beeld Theo Haerkens

Drie snelle stappen, een snoekduik en gejuich. Ringslangen vangen vergt behalve kennis van de diertjes snelheid én een arendsoog. De vrolijkheid als er weer een slangetje is gevangen, geeft aan dat dit niet vanzelf gaat. De dieren zijn vlug.

Ringslangen komen in het voorjaar uit hun winterslaap. Die brengen ze door in verlaten muizenholen, boomstobben en de ruimten tussen wortels van bomen en struiken. „Het is er droog en net wat warmer”, zei Saskia Guldemond van WRZH afgelopen weekend. Zodra het 8 tot 9 graden is, komen de reptielen tevoorschijn, de mannetjes eerst. Zo snel mogelijk wordt er gepaard en vervolgens verspreiden ze zich.

Buikschubben

De werkgroep, een onderzoeks- en kennisorganisatie voor reptielen, inventariseert enkele keren per jaar waar de beschermde dieren zich ophouden. De slangen worden gefotografeerd, gemeten, het geslacht wordt vastgesteld en aan de hand van unieke vlekken op hun voorste buikschubben wordt er een code genoteerd, zodat de onderzoekers ze kunnen herkennen. Verder worden het tijdstip, de weersomstandigheden en de exacte vindplaats vastgelegd.

Vooral op zonnige dagen laten de slangen zich zien, ook al waait er een frisse bries over de Reeuwijkse Plassen. Overal zijn wandelaars, honden en fietsers. In de weilanden scharrelen fazanten, ganzen, kieviten, scholeksters en een enkele grutto’s rond.

„Je moet op zonnige plekjes kijken, uit de wind. De slangen liggen vaak opgekruld als een hondendrol”, vertelt Joris Drubbel terwijl hij het riet aan de slootkant afspeurt. Hij draagt handschoenen tegen de stinkende vloeistof die de slangen afscheiden als ze zich bedreigd voelen. Die walm beschermt de diertjes tegen aanvallers, al trekken roofvogels, reigers en egels zich daar niets van aan. Zij beschouwen zo’n slang als een lekker hapje. Bijten doen ringslangen niet, giftig zijn ze evenmin.

De slangenvangers speuren tussen rietstengels en braamstruiken, kijken onder stenen en houden de waterkant in de gaten. „Hier zit er één”, roept een deelneemster. Behendig vist een ander het diertje op. „Een mannetje, hij heeft een langere staart dan de vrouwtjes.”

Het beestje kronkelt even als het wordt gemeten. Maar dan houdt het zich dood, laat zich slap hangen en spert de bek open om belagers af te schrikken. „Soms persen ze ook nog een bloeddruppel naar buiten”, zegt Guldemond. Ze legt de slang op een beschutte plek zodat hij weer tot zichzelf kan komen.

Als ringslangen uit het ei komen zijn ze 15 tot 20 centimeter. Ze groeien jaarlijks 10 centimeter en vervellen twee of drie keer. Mannetjes kunnen een lengte van 70 tot 80 centimeter bereiken, vrouwtjes 20 centimeter meer, met uitschieters tot 130 centimeter.

De werkgroep probeert afspraken te maken met terreinbeheerders. Bijvoorbeeld over het verwijderen van boomstobben. Ook legt de werkgroep broedhopen van compost, paardenmest, takken en stro van meer dan een meter aan waar de vrouwtjes vroeg in de zomer hun eieren leggen. In de warmte van de rottende massa ontwikkelen de eitjes zich, waaruit in augustus en september nieuwe slangen komen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer