We hebben moeite te vergeven en het valt ons niet mee om vergeving te vragen. Wat zou de relatie tussen die twee zaken zijn?
De teloorgang van kerk en geloof in onze contreien, het verdwijnen van de kerkgang, van het zingen van de psalmen, van het dagelijks gebed en van het lezen van de Bijbel leiden ertoe dat wij bepaalde dingen niet meer weten. Daar zou een heel boek over te schrijven zijn. Er zijn dikke boeken (van Larry Siedentop, van Tom Holland) waarin de vormende invloed van het christelijk geloof op onze Europese cultuur wordt beschreven. Een boek over de gevolgen van het verdwijnen van die vormende invloed zou, denk ik, ook dik kunnen zijn, en in ieder geval een hoofdstuk over vergeving bevatten.
Wat is vergeving? Wat is het geven van vergeving, wat het vragen om vergeving? Vroeger wisten wij dat tamelijk goed. Vergeving is dat ons een schuld wordt kwijtgescholden, en die schuld is het gevolg van een misdraging, en die misdraging is het gevolg van wat wij zijn. Bij vergeving gaat het om genade, om iets wat wij onverdiend krijgen. Het is, als het goed is, de kern waar ons leven om draait. Of we vergeving hebben gevraagd, vergeving hebben ontvangen en daarmee een nieuw leven van bevrijding en vreugde.
Vergeving begint met de erkenning van een persoonlijke misstap, een woord, een daad, een gedachte. Wie vergeving vraagt, wil die misstap niet verdoezelen maar belijden, niet omfloerst maar direct, om met God, zijn naaste en zichzelf in het reine te komen. En wie echt om vergeving vraagt en vergeving ontvangt, zal daarna mild zijn jegens anderen en niet hard oordelen.
Wie deze noties tot zich laat doordringen, gaat recente kwesties toch een beetje anders bekijken. Te denken valt aan de discussie die recent is losgebarsten over ras en identiteit, en de beeldenstorm die dat met zich mee heeft gebracht. In Richmond, hoofdstad van de Amerikaanse staat Virginia, staat het standbeeld van generaal Robert Edward Lee, die ten tijde van de Burgeroorlog aan de (‘foute’) kant van de Confederatie streed. Zijn standbeeld is besmeurd en gouverneur Ralph Northam kondigde deze zomer aan dat Lee van zijn sokkel zal worden gehaald.
Misstappen die mensen in het verleden hebben begaan, worden genadeloos, meedogenloos veroordeeld, zonder enig inzicht in de historische context waarin die misstappen zijn begaan, zonder enige zelfkennis, zonder enige mildheid, zonder enige waardering voor het vele goede dat tegenover die misstappen kan worden ingebracht. Hard over de zonde, mild voor de zondaar – het is niet langer een deugd die velen nog koesteren.
Zoals het ons moeite kost om vergeving te schenken en mild te zijn in ons oordeel over anderen, zo moeilijk valt het ons ook om vergeving te vragen. De kranten leveren daar bijna dagelijks de bewijzen van. We vragen geen vergeving, maar betuigen spijt, en die spijt betreft niet zozeer onze misdragingen, als wel de gevolgen die die daden hebben gehad.
Burgemeester Halsema van Amsterdam beging een misstap toen zij in september, tijdens een raadsdebat over geweld tegen homo’s, de opmerking maakte dat gemeenschappen die homogenezing preken op een corrigerend bezoekje konden rekenen. Ze noemde de Hillsongkerk, maar die kerk deed helemaal niet aan homogenezing. Halsema sprak met de pastor van deze kerk, maar vroeg geen vergeving voor haar onjuiste en misschien wel tendentieuze uitspraak. Ze zei dat het haar speet als zij „gevoelens van gekwetstheid” had veroorzaakt. Geen excuus dus voor de valse beschuldiging, maar voor de eventuele gevolgen van die misstap.
Onze eigen koning drukte zich recent op vergelijkbare wijze uit. Terwijl heel Nederland zoveel mogelijk thuis moest blijven, vertrok hij met zijn gezin naar zijn vakantiehuisje in Griekenland. Dit pijnlijke gebrek aan inlevingsvermogen en solidariteit met de eigen bevolking leidde tot veel verontwaardiging en Willem-Alexander keerde halsoverkop terug naar Huis ten Bosch.
Om te voorkomen dat premier Rutte een dag lang door het stof van een Kamerdebat moest kronkelen, zaten Willem-Alexander en Máxima als betrapt op een bankje om in een videoboodschap van twee minuten hun spijt te betuigen. Spijt waarvoor? „Onze reis naar Griekenland heeft bij heel veel Nederlanders hevige reacties opgeroepen. Het doet pijn uw vertrouwen in ons beschaamd te hebben.” De inwerking van de nieuwe maatregelen op de samenleving was onderschat, en zo hadden we maar gezien dat het koningspaar zich „binnen de voorschriften” „betrokken” had getoond, maar natuurlijk ook niet „onfeilbaar” was.
Nog curieuzer zijn de plannen van de Protestantse Kerk in Nederland om op 8 november, tijdens de herdenking van de Kristallnacht, te verklaren dat zij als kerk „mede de voedingsbodem heeft bereid waarin het zaad van antisemitisme en haat kon groeien.” Zoals we bij Halsema en de koning de neiging zagen het eigen falen te bagatelliseren, zo zien we hier een poging de eigen rol als een collectief falen voor te stellen en vervolgens –in navolging van de NS– het hoofd ootmoedig te buigen.
Volgens de PKN is de schuldbelijdenis in nauw overleg met de Joodse gemeenschap tot stand gekomen. Maar opperrabbijn Jacobs zei in een reactie dat hij de verklaring een beetje pijnlijk vond. „De huidige kerkleden kunnen er niets aan doen dat hun voorouders destijds te weinig hebben gedaan voor de Joden in ons land. Ik neem niemand iets kwalijk.” Rabbijn Lody van de Kamp schreef deze week een genuanceerde column over deze kwestie in het Nederlands Dagblad, en zei onder meer dat de kerk als instituut hiermee opnieuw „een waardig deel van haar eigen gemeenschap” in de kou liet staan. Laten we niet meedoen, zei hij, „aan het alledaagse belijden van schuld waarin maar deels recht wordt gedaan aan de echte waarheid.”
De vraag dringt zich op wat de relatie zou kunnen zijn tussen beide zaken: niet kunnen vergeven en niet op de juiste wijze om vergeving kunnen vragen. Dat is een moeilijke vraag. Excuses krijgen vaak iets van een poging het eigen gezicht te redden of publicitair te scoren. Het beeld blijft belangrijker dan de waarheid. En zolang we reden hebben te geloven dat anderen ons hard en meedogenloos zullen beoordelen zodra we ons masker van uitvluchten en verontschuldigingen afzetten, zolang blijven we ook anderen hard en genadeloos beoordelen.
Dr. Bart Jan Spruyt doceert cultuur en maatschappij aan hogeschool de Driestar in Gouda en kerkgeschiedenis en apologetiek aan het Hersteld Hervormde Seminarie aan de VU in Amsterdam