De Jonge: Beraadtermijn niet voor niets in abortuswet
Omdat de beraadtermijn met recht en reden is opgenomen in de abortuswet moet de Tweede Kamer terughoudend zijn om daaraan te tornen.
Daarvoor waarschuwde zorgminister Hugo de Jonge (CDA) donderdag in een Tweede Kamerdebat.
Hij reageerde op de Kamerleden Lilianne Ploumen (PvdA) en Corinne Ellemeet (GroenLinks) die de Kamer later dit jaar via een motie willen laten uitspreken dat de termijn geschrapt moet worden. Hun belangrijkste ergernis is dat die te bevoogdend zou zijn.
De Jonge gaf toe dat hij zich kan voorstellen dat er vrouwen zijn die geen vijf dagen nodig hebben om tot de slotsom te komen dat ze in een noodsituatie verkeren en dat kiezen voor abortus voor hen de enige uitweg is. „Maar de wet gaat niet alleen over zelfbeschikking, ook over het beschermen van beginnend, ongeboren leven”, aldus de minister. „De wetgever heeft geprobeerd die twee in de wet met elkaar in balans te brengen en met het oog op die balans is de beraadtermijn in de wet gezet. Daaraan tornen zou ingrijpend zijn.”
Ook D66-Kamerlid Pia Dijkstra komt met een initiatief voor het schrappen van de beraadtermijn, zo kondigde ze donderdag aan. Vooralsnog doet ze dat los van PvdA en GroenLinks en nadat die twee hun motie in stemming hebben gebracht. Vanwege het regeerakkoord kan zij daar straks niet mee instemmen, zo zei ze donderdag. „Ik ga het voortouw nemen, zodra het kan.”
Ploumen en Dijkstra hebben elk nog een eigen wens ten aanzien van de abortuswet. Zo wil Ploumen dat er wettelijke regels worden gesteld aan de teksten van prolifeflyers en/of -campagneboodschappen over abortus. De reactie van De Jonge dat klachten daarover bij de Reclame Code Commissie kunnen worden neergelegd noemde zij onbevredigend. „Dit gaat niet om reclame, dit gaat om het verstrekken van medische informatie. Die mag niet misleidend zijn.”
De Jonge erkende dat, maar zei erbij dat de overheid alleen in actie moet komen als er informatie wordt verspreid die de volksgezondheid kan ondermijnen. „Daar is hier in mijn ogen geen sprake van.” De bewindsman beloofde welwillend te kijken naar een inventarisatie van Ploumen over vergelijkbare wetgeving in andere landen. Maar vooralsnog is hij niet overtuigd van de noodzaak voor vergelijkbare initiatieven in Nederland.
Dijkstra zou De Jonge graag in stelling willen brengen voor het bieden van tegenwicht aan prolifecampagnes waarin kritische kanttekeningen bij de abortuspraktijk worden geplaatst. Ze denkt aan een tegencampagne onder het motto ”Hé, het is oké” om op die manier abortus uit de taboesfeer te halen. Een motie daarover kan waarschijnlijk rekenen op een Kamermeerderheid.
De Jonge kreeg donderdag van alle kanten lof toegezwaaid voor zijn aankondiging een ministeriële regeling te willen opstellen voor actieve levensbeëindiging van minderjarige kinderen van 1 tot 12 jaar die lijden aan een ongeneeslijke aandoening. Fundamentele kritiek klonk slechts uit de mond van SGP-leider Kees van der Staaij. Hij wees op een fundamenteel uitgangspunt in de politieke debatten over het levenseinde zoals die tot dusver zijn gevoerd, namelijk dat levensbeëindiging alleen aan de orde zou mogen zijn bij wilsbekwame patiënten die daar zelf om kunnen verzoeken en die in staat zijn de consequentie van zo’n verzoek te overzien. „Als u daar in één keer een hele categorie aan wilt toevoegen, namelijk kinderen van 1 tot 12 jaar, vergt dat toch op z’n minst een serieuze wetsbehandeling?”, zo vroeg hij De Jonge. „Voor de levensbeëindiging van wilsbekwamen hebben we een complete wet opgetuigd. Hoe kunnen we voor de levensbeëindiging van wilsonbekwamen dan volstaan met alleen een regeling?”
Volgens De Jonge gaat het om een uitbreiding in een andere orde van grootte dan waar Van der Staaij beducht voor is. De kinderen op wie de regeling ziet, moeten ernstig ziek zijn, in de stervensfase verkeren én alle mogelijkheden om het lijden via palliatieve behandelingen te verlichten, moeten zijn uitgeput, zo probeerde hij Van der Staaij gerust te stellen. Het gaat, zo zei De Jonge, om situaties die eigenlijk al wettelijk zijn afgedekt via artikel 40 van het wetboek van strafrecht, dat artsen de gelegenheid biedt zich op overmacht te beroepen. De regeling waar hij mee komt, is dus geen fundamentele ommezwaai, maar slechts een nadere uitwerking van dit artikel, bedoeld om artsen nog meer rechtszekerheid te bieden, aldus de minister.
Hij beloofde Van der Staaij zijn keuze voor een regeling grondig juridisch te onderbouwen op het moment dat hij die naar de Tweede Kamer stuurt. Dat gebeurt waarschijnlijk pas na de verkiezingen.
Tijdens het debat kwam ook kort aan de orde dat de door het ministerie georganiseerde publieksdebatten over de Embryowet inmiddels zijn afgerond. Met name D66 is benieuwd of het kabinet voor de verkiezingen nog voorstellen naar de Kamer stuurt om de wet te verruimen. Het gaat dan vooral over mogelijkheden om embryo’s te mogen kweken voor onderzoeksdoeleinden.
De Jonge zei dat hij begin volgend jaar twee mogelijke verruimingsvarianten op papier zal zetten: een behoedzame, waarbij embryokweek alleen is toegestaan om de kwaliteit van de ivf-zorg te verbeteren en een vooruitstrevende, waarbij ook wetenschappelijk onderzoek met het genetisch modificeren van embryo’s een van de doeleinden is. Hij laat daarbij ook in kaart brengen welke medisch-ethische kanttekeningen er bij beide varianten te plaatsen zijn.