Predikanten reageren op pleidooi ds. Hoogerland: Onze belijdenis belijdt één kerk
Kerkelijke verdeeldheid is zonde. Dat is de boodschap van ”Om vriend en broed’ren spreek ik nu”, een brief van ds. G. Hoogerland, geschreven aan gemeenteleden. Er is uitzien naar geestelijke eenheid en smart over de verdeeldheid. Hoe nu verder? Zeven reacties.
P. J. Vergunst, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland: „Van harte dank ik ds. Hoogerland voor zijn boekje. „Midden in het kerkelijke puin staat hoog opgericht de Christus der Schriften”, zei ooit ds. G. Boer, die ds. Hoogerland met waardering citeert. „Neem Mijn juk op en andere jukken zullen van uw schrijnende kerkelijke schouders vallen.” Ds. Boer wijst dan op de God van het verbond. Inderdaad, bij Hem moeten we zijn. De grenzen van het verbond liggen niet bij de grenzen van de kerk waartoe wij behoren. In de prediking valt het verbond open, als de levende Christus Zichzelf present stelt. Spanningsvol is dat, dan gebeurt er wat – met kerkgangers en kerkgrenzen.”
Ds. D. Heemskerk, emeritus predikant in de Hersteld Hervormde Kerk: „Het doet mij goed zoals ds. Hoogerland over de ontstane droevige kerkelijke situatie in ons land spreekt. Ik lees in de ”Acte van Afscheiding of Wederkeering” uit 1834 de bereidheid gemeenschap te willen oefenen met allen die als grondslag Gods onfeilbaar Woord en de Drie Formulieren van Enigheid aanvaarden. Al jarenlang neem ik deel aan interkerkelijke gesprekken, die hartelijk gevoerd worden en inhoudelijk zijn, maar ondanks deze duidelijke uitspraak in de genoemde akte moeten wij met droefheid vaststellen dat de vorderingen minimaal zijn. Kenmerkend voor de bloeitijd der kerk was: „Zij waren volhardende in de leer der apostelen en in de gemeenschap.””
Ds. C. L. Onderdelinden, predikant van de Oud Gereformeerde Gemeenten: „Schenke de Heere ons samen een dag van boete en berouw, om met beleden en beweende schuld en oprechte smart weder te keren tot Gods dierbaar Woord, Zijn heilige Wet en heilzame inzettingen. De breuk ligt op ons allen. Mocht God Zelf orde op zaken willen stellen. Daniël heeft aangegeven waarom al die tegenslagen hen waren overkomen: „Dewijl wij tegen Hem gezondigd hebben.” Kerkelijke verdeeldheid is schuld. Hoe kunnen we een proces van jaren terugdraaien? Kunnen we terug achter 1834, 1907 en 1953? Wat te denken van hen die met veel gebedsworstelingen als het ware door de Heere „uit het diensthuis” zijn uitgeleid? Dat was nood en heeft innerlijke strijd gekost. Met alle respect voor „hen die bleven”, met dezelfde nood en geestelijke strijd.”
Ds. P. Roos, emeritus predikant van Christelijke Gereformeerde Kerken: „Ds. Hoogerland stelt oprecht de schuldvraag aan de orde. Terecht. Het is alleen de vraag waarin concreet onze en mijn schuld bestaat. Er bestaat kerkelijke schuld. Mijn persoonlijke gedachte is dat we allen terug moeten naar de oudste kerk, nu de Hersteld Hervormde Kerk, HHK. Elk van de drie letters weegt mee. Opmerkelijk dat dit weinig wordt ingezien. Het jaar 1834 spreekt ook over wederkeer! De persoonlijke schuld gaat nog een spa dieper, zoals Daniël leerde. Als we persoonlijk de schuld beleven, komt het met de kerk vanzelf goed. Ik zie ook lichtpunten. Veel ooit gesloten kansels zijn piepend en knarsend toch opengegaan.”
Ds. P. Mulder, predikant van de Gereformeerde Gemeenten: „De nood en schuld van de kerkelijke verdeeldheid onder de aandacht brengen – die boodschap laat ds. Hoogerland horen. Daarover moeten we maar niet teveel gaan redeneren, want dan handelen we waarschijnlijk weer op ónze manier. Onze belijdenis belijdt één kerk. Geestelijk, zuiver, algemeen. Die kerk is er te midden van veel strijd. Van buitenaf is die strijd er altijd geweest, toen en nu; en ook onder elkaar, helaas. Toch werd en wordt daar het ware geloof beleden, ook aangaande de ene kerk. In Gods Woord staan waarschuwingen en opwekkingen. Wat de uitwerkingen waren? De Heere Jezus bad, met grote ernst en diepte, ook voor de eenheid van Zijn gemeente op aarde. Mochten we door Zijn Geest verootmoedigd, schuldverslagen en biddend worden gemaakt.”
Ds. A. Kort, predikant van de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland: „Terecht wordt kerkelijke verdeeldheid zonde genoemd. Hier past bedroefdheid over de breuk der dochter mijns volks: Jer. 8:21. Toch is niet alles Israël wat Israël genoemd wordt. Maar juist dát maakt die verdeeldheid heel zwaar. Ik merkte dat pas toen ik in 1997 de Nederlandse Hervormde Kerk verliet. Dat werd mij tot schuld. Ook werd het verlangen van Ledeboer de mijne. De Heere toonde mij een groot ongenoegen over deze afscheiding, maar tot een valse eenheid spoorde Hij mij nooit aan. Gods Geest alleen werkt boete en eenheid; in Christus. Er is nooit een echte reformatie zonder afscheiding. Dood en leven gaan nooit samen.”
Ds. J. Roos, predikant van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland: „De Heere heeft een twist met het kerkelijk leven. Het gescheiden optrekken met hen die én de leer van vrije genade beleven en verkondigen én een leven naar Gods Woord voorstaan, wordt door ons als zondig en pijnlijk ervaren. Elk kerkverband waar de kenmerken van de zichtbare kerk aanwezig zijn, heeft haar eigen cultuur en zorgen. Dit neemt niet weg dat, als het geestelijke leven aan elkaar bindt, de gescheidenheid tot droefheid stemt. Als we zeggen dat verbinding onmogelijk is, belijden we niet onze schuld, zijn we niet vergevensgezind en geloven niet wat Christus tot de onvruchtbare Sara zei: Zou iets voor den Heere te wonderlijk zijn? Als in de hemel volmaakte eenheid met God in Christus is, behoren we hier in eenheid op te trekken met hen die de Bijbelse-bevindelijke waarheid zuiver voorstaan.”