Hoe kon het gebeuren dat een toch vrij stabiel kerkverband als de Gereformeerde Gemeenten in 1953 werd getroffen door een ingrijpend schisma? In zijn –langverwachte– boek ”Geschiedenis van een scheuring” beschrijft dr. M. Golverdingen de ontwikkelingen die daaraan voorafgingen, van moment tot moment. „De schuld ligt zeker niet alleen bij de uitgetredenen.”
Opnieuw verscheen een boek van formaat van zijn hand. Je zou het kunnen beschouwen als het slot van een trilogie. Begin 2004 publiceerde ds. Golverdingen, toen nog predikant in het Zeeuwse Waarde, ”Om het behoud van een kerk”. Daarin beschrijft hij de geschiedenis van de Gereformeerde Gemeenten tussen 1928 en 1948. Tien jaar later promoveerde hij, inmiddels met emeritaat, aan de christelijke gereformeerde universiteit in Apeldoorn op de dissertatie ”Vernieuwing en verwarring”. Hierin haalt hij het tijdvak 1946-1950 (met name de kwestie-ds. R. Kok uit Veenendaal) voor het voetlicht. En vanaf heden ligt dus ook zijn ”Geschiedenis van een scheuring” –over de jaren 1950-1957– in de boekhandel.
Wanneer kreeg deze thematiek uw interesse? In een van de noten in uw boek verwijst u bijvoorbeeld naar een „mededeling van ds. A. Vergunst aan de schrijver in zijn studententijd.”
„Die belangstelling is er al heel lang”, zegt de 75-jarige emeritus predikant in zijn Dordtse appartement. „Het begon denk ik met een paar artikelen over ds. G. H. Kersten die ik voor het jongerenblad Daniël schreef, jaren geleden. Daar kwam veel respons op. Ik heb die toen uitgewerkt tot een boek over ds. Kersten, dat later nog verder is uitgebreid.
Ik had toen niet het idee dat ik de geschiedenis van de Gereformeerde Gemeenten nog eens zou gaan beschrijven. Wel constateerde ik dat hier een lacune lag.
Begin jaren negentig vroeg ds. A. F. Honkoop me voor een predikantenvergadering een lezing te houden over de geschiedenis van ons kerkverband, inclusief de gebeurtenissen in de jaren veertig en vijftig. Die lezing vormde, achteraf, een blauwdruk voor de boeken die er nu liggen.
Door de jaren heen heb ik heel veel materiaal verzameld, en daar is tot op het laatst toe bij gekomen. Je merkt dat je een bepaald vertrouwen hebt gekregen. Na een oproep in De Wachter Sions, het orgaan van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, ontving ik bijvoorbeeld nog een op schrift gestelde preek van ds. M. van de Ketterij, gehouden op vrijdagavond 5 juni 1953, waarin hij uitvoerig inging op de scheuring.”
Zelf was u 12 toen de breuk zich voltrok. In hoeverre hebt u die bewust meegemaakt?
„Wij woonden in Stolwijk, en Stolwijk was een consulentgemeente van dr. C. Steenblok, die in Gouda stond. Na de scheuring werd ook in onze gemeente een ledenvergadering gehouden, onder leiding dus van dr. Steenblok. Hij had de akte van losmaking meegenomen, weet ik van mijn vader. Ik wil er eigenlijk niet te veel over zeggen. Feit is wel dat de kerkenraad, met een deel van de gemeente, uittrad uit de Gereformeerde Gemeenten.”
Na de verschijning van uw proefschrift klonk van de kant van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland de kritiek dat dit niet objectief genoeg was. Voor uw nieuwe boek hebt u ook mensen uit dit kerkverband laten meelezen?
„Inderdaad heb ik enkele ter zake kundige personen uit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland gevraagd de tekst te becommentariëren. Objectiviteit staat voor mij voorop. Een enkele keer kwamen we er samen niet uit. In zulke gevallen heb ik de beide interpretaties naast elkaar laten staan, complementair. Ik heb bepaalde plooien niet willen gladstrijken.”
Kernvraag van uw studie is: „Hoe is het te verklaren dat een vrij stabiele denominatie als de Gereformeerde Gemeenten in een tijdsbestek van twee maanden door een schisma werd getroffen?” Wat is in enkele zinnen uw antwoord?
„De eerste verklarende factor is het ontstaan van langdurige polarisatie, blokvorming. De tweede het gebrek aan goede communicatie. Daar liggen voor mij de twee sleutels.
De polarisatie begint in 1944. Dr. Steenblok, dan nog maar net overgekomen vanuit de Gereformeerde Kerken in Nederland, houdt voor de Gereformeerde Onderwijzers Vereniging, de GOV, een referaat over Christus en de algemene genade. Die lezing wordt zeer verdeeld ontvangen. Vanaf dat moment zie je blokvorming ontstaan, voor en tegen Steenblok. De kern van de oppositie wordt gevormd door de predikanten J. van den Berg, R. Kok en A. Verhagen.
In de jaren daarna komen er allerlei polariserende elementen bij. In Arnhem speelt de kwestie rond een brochure van K. Noels, waarin hij reageert op een brochure van dr. Steenblok; in 1950 is er het wonderlijke optreden van de ouderlingenconferentie. Hét keerpunt zie je ontstaan als dr. Steenblok het kerkblad van Gouda omvormt tot De Kerkbode, als landelijk alternatief voor De Saambinder, en hij drie brochures laat verschijnen.
Tussen 1950 en 1953 worden er heel duidelijk twee blokken gevormd. De kloof daartussen had zeker nog overbrugd kunnen worden, maar daarvoor ontbrak een gezaghebbend man als ds. Kersten, die in 1948 was overleden. Dr. Steenblok, door hem als zijn opvolger beschouwd, had die kwaliteiten niet.”
En ds. A. Verhagen uit Kampen, een van Steenbloks grote opponenten, evenmin, blijkt wel uit uw boek.
„Ds. Verhagen, die in 1953 ook de beslissende synodevergadering zou leiden, nam een houding aan van: ik laat me niet opzij zetten. Hij was al meer dan veertig jaar predikant, zag zichzelf als een dominee van de oude stempel en vond dat dr. Steenblok in zijn denken over het aanbod van genade afweek van het theologisch klimaat zoals dat de Gereformeerde Gemeenten altijd had gekenmerkt. „Immers tot op de huidige dag is het onvoorwaardelijk, algemeen en welmenend aanbod van genade in onze gemeenten gepredikt”, schreef ds. Verhagen in 1952. En in een gesprek met dr. Steenblok in de pastorie in Gouda zei hij: „Dr. Steenblok, onze ligging verschilt dag en nacht.” Wat dr. Steenblok op dat moment trouwens weersprak.”
De stelling lijkt te verdedigen dat met de overkomst van dr. Steenblok de problemen begonnen. Heeft ds. Kersten hier toch niet te weinig oog voor gehad?
„Ik vind dit een teer onderwerp. Ds. Kersten kreeg na de oorlog te maken met allerlei oppositie. In mijn boek stel ik vast dat het historisch juist is dat hij na de oorlog tegen ds. F. Mallan heeft gezegd dat de gemeenten „worden verscheurd en verwoest en men zal niet eerder rusten.” En: „als jullie niet pal blijven staan voor deze waarheid die ik je nu voorhoud en die je ook door dr. C. Steenblok wordt voorgehouden, dan zul je zien dat je in de Gereformeerde Gemeenten niet zult kunnen blijven.” Aan de andere kant zie je dat ds. Kersten nog in 1948, twee weken voor zijn sterven, een boekje van de Erskines en James Fisher uitgeeft over het verbond der genade, waarin ook ds. R. Kok zich herkende. Mijn indruk is dat hij hiermee bepaalde lijnen toch weer heeft rechtgetrokken.”
U noemde nog een tweede verklarende factor voor ‘1953’: het gebrek aan goede communicatie.
„De onderlinge communicatie tussen 1950 en 1953 was werkelijk treurig. In die sfeer bevond zich bijvoorbeeld de bespreking in Zeist, in de pastorie van ds. A. Vergunst, voorafgaand aan de synodevergadering van 1953. Je kunt hier van alles over beweren, maar het is een kerk onwaardig om op zo’n manier met elkaar te bespreken hoe je iemand –dr. Steenblok– het beste kunt wippen als docent aan de Theologische School. Dat is kerkje spelen in de kerk.”
Aan de andere zijde, die van dr. Steenblok en de zijnen, is van zo’n vooroverleg geen sprake geweest, constateert u. U spreekt in dat verband van de „Goudse mythe.”
„Je kunt begrijpen hoe zo’n mythe is ontstaan. Maar uit de bronnen, schriftelijk en mondeling, blijkt niets van zo’n vooroverleg in Gouda.”
Toch blijft het opmerkelijk dat tijdens de –heftige– synodevergadering van 3 juni 1953 vijf afgevaardigden én dr. Steenblok en bloc de zaal verlieten.
„Klopt. Als eerste stond ds. Mallan op, gevolgd door de predikanten D. L. Aangeenbrug en Van de Ketterij en de ouderlingen D. Hage en H. Bas. Het lijkt afgesproken werk, en daaruit zal de Goudse mythe ook zijn voortgekomen. Maar nogmaals: er is geen enkel bewijs voor.”
Al in 2007, bij het honderdjarig bestaan van de Gereformeerde Gemeenten, stelde ds. Golverdingen in een referaat vast dat het ontslag van dr. Steenblok „onwettig” is geweest.
Uit uw boek rijst bovendien het beeld dat het zo vreemd niet is dat het tot een scheuring is gekomen: de wijze van leidinggeven door preses ds. A. Verhagen, een element als dat van een lachende ds. J. van den Berg op de begrafenis van ds. Kersten, een moderamen dat er later in Terneuzen niet meer dan een halfuur voor uittrekt om de „uitgetredenen” te spreken...
„Ik zou willen spreken van een gedeelde schuld. De schuld ligt zeker níét alleen bij de uitgetredenen – al kun je ook niet zomaar weglopen van een synode. Er zijn in 1953 en daarvoor dingen gebeurd die een kerk absoluut onwaardig zijn. Ik hoop daarom dat mijn boek zo gaat functioneren dat we dit inzien, zodat zoiets zich nooit meer zal herhalen.”
U stelt dat de Gereformeerde Gemeenten „in een tijdsbestek van twee maanden” door een schisma werden getroffen. Elders citeert u ds. K. de Gier, die later zei dat het gehele verleden, „inclusief de oorlog, Kersten, de behandeling van Kok, de oppositie van Steenblok in de Goudse Kerkbode”, zich hier ontlaadde.
„Een scheuring vraagt om interne communicatie, gericht op een bepaald doel. Daarvan is eigenlijk maar twee maanden echt sprake geweest.”
Vraag blijft wel of de scheuring nu uiteindelijk draaide om een persoon, dr. Steenblok, of om de leer.
„Het betrof een geschil rond dr. Steenblok: zijn persoon en zijn leer. Waarbij ik vaststel dat de uitgetredenen hun handelen pas nadíén motiveerden met de stellingname dat de Gereformeerde Gemeenten het oude spoor hadden verlaten. Zij hebben dat in de jaren daarvoor nooit op een vergadertafel laten komen.”
Is ds. Verhagen, als preses van de bewuste synodevergadering, ooit teruggekomen op de gebeurtenissen, in de zin van: dit had zo niet mogen gebeuren?
„Ds. Verhagen niet; ds. A. Vergunst en ds. A. F. Honkoop hebben dat wel gedaan. Zij erkenden begin jaren zestig al: „Wij hebben hier grote fouten gemaakt.””
Was de scheuring te voorkomen geweest? Er was bijvoorbeeld de, zoals u schrijft, „brug” van ds. W. de Wit uit Moerkapelle. En het moderamen ontving een brief van onder andere de kerkenraad van Ridderkerk waarin die ertoe opriep alles in het werk te stellen om de verhoudingen te herstellen.
„Brieven als deze zijn bij mijn weten op de stapel terechtgekomen, er is niets mee gedaan. Ik denk dat je moet zeggen dat de wil om te behouden ontbrak. Aan beide zijden trouwens. Ds. M. van de Ketterij verklaarde in zijn preek op 5 juni 1953, de vrijdag na de synodevergadering, tot twee, drie keer toe over de Gereformeerde Gemeenten dat „God de zaak heeft overgegeven.” God Zelf zou hem dat gezegd hebben.”
Inmiddels zijn we 53 jaar verder. Tijdens de generale synode van de Gereformeerde Gemeenten begin oktober in Utrecht bleek dat de gesprekken met de Gereformeerde Gemeenten in Nederland „ontspannener” zijn geworden. Verwacht u dat de breuk ooit hersteld wordt?
„Zelf heb ik ook jaren deel uitgemaakt van het deputaatschap kerkelijk eenheid. Door de jaren heen zag je inderdaad dat de gesprekken een ontspannener karakter kregen. Maar ik verwacht nog niet zo snel dat beide kerkverbanden weer één worden. Beide hebben inmiddels ook hun eigen cultuur gekregen, om maar wat te noemen.”
In het Woord vooraf in uw boek spreekt u de hoop uit dat kennisname van de gebeurtenissen destijds „mag leiden tot een wederzijds schuldbelijden tegenover de Koning van de Kerk en tegenover elkaar.”
„Als ik één ding hoop, is het dat. Ik heb daarom geprobeerd een en ander zo objectief mogelijk te beschrijven, en zo ver mogelijk weg te blijven van polarisatie. Hier ligt zonde en schuld, aan beide kanten. Waarbij het niet voor niets is dat Paulus aan de gemeente van Korinthe de vraag stelt: „Is Christus gedeeld?””
----
Breed en verward
Breed en verward: zo typeren de ”Handelingen” de bespreking van de generale synode van de Gereformeerde Gemeenten op woensdagmiddag 3 juni 1953. Deze stond onder leiding van ds. A. Verhagen. Inzet van de strijd –want minder was het niet– vormde het docentschap van dr. C. Steenblok aan de Theologische School in Rotterdam. Meerdere afgevaardigden stonden erop dat hij uit zijn functie zou worden ontheven. Anderen waren daar fel op tegen. Dr. Steenblok zelf kreeg van de preses geen moment het woord. Een bekende Goudse ouderling, C. Huisman, protesteerde daartegen: „Ds. Steenblok is een kind en knecht des Heeren. Waarom mag hij niets zeggen in zijn eigen zaak?” Daarop repliceerde ds. Verhagen: „Hij krijgt het woord niet en ik ontneem u het woord.”
In zijn boek doet dr. Golverdingen op minutieuze wijze verslag van „het uur van de crisis”, in het kerkgebouw aan de Boothstraat 7 in Utrecht. De crisis –dr. Steenblok wérd ontslagen– leidde niet lang daarna tot de scheuring waaruit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland ontstonden. Eind 1957 maakten 46 geïnstitueerde gemeenten en 10 afdelingen deel uit van dit kerkverband.
----
Niet door geweld
De scheuring leidde hier en daar tot tumultueuze taferelen. Zoals in Gouda, waar op maandag 29 juni 1953 een bijzondere ledenvergadering plaatshad, onder leiding van dr. Steenblok. Ook ds. D. L. Aangeenbrug en ds. F. Mallan waren aanwezig. Niet alle bijeengekomen leden –zo’n 600, mannen en vrouwen– voelden echter voor het kerkenraadsbesluit tot losmaking van de Gereformeerde Gemeenten. Hevige woordenwisselingen ontstonden – en daarbij bleef het niet. „Toen de chaos zijn hoogtepunt had bereikt, kwam C. Hess, de commissaris van politie, binnen en sprak van achter de katheder de opgewonden menigte toe: „Mensen, gebruikt uw verstand. U zult mij moeten toegeven dat u deze avond heel anders optreedt dan uw beginsel u voorschrijft. Uw voorzitter was genoodzaakt de vergadering te schorsen en daarom bent u verplicht om dit gebouw te verlaten. Bedenk dat het recht niet door geweld verkregen wordt.” Hess’ toespraak had effect. Het kerkgebouw liep leeg.
----
Boekgegevens
Geschiedenis van een scheuring. De Gereformeerde Gemeenten 1950-1957, dr. M. Golverdingen; uitg. Den Hertog, Houten, 2016; ISBN 978 90 331 2790 8; 320 blz.; € 34,90.
---
Lees ook in Digibron:
Briefwisseling predikanten (Reformatorisch Dagblad, 7 augustus 2014)
„Studie zaak-Kok niet objectief” (Reformatorisch Dagblad, 19 juni 2014)
Leren van de geschiedenis (Reformatorisch Dagblad, 3 mei 2014)
Meer dan alleen een misverstaan (Reformatorisch Dagblad, 3 mei 2014)
Wie zou niet wenen? (Reformatorisch Dagblad, 3 mei 2014)
Een open wond ontleed (Reformatorisch Dagblad, 5 maart 2014)
„Tussen ds. Kersten en ds. Kok in kern geen verschil” (Reformatorisch Dagblad, 5 maart 2014)
De kwestie-Kok (Reformatorisch Dagblad, 27 februari 2014)
„Vernieuwing en verwarring” rond 1950 (Reformatorisch Dagblad, 27 februari 2014)
“Ontslag dr. Steenblok en schorsing ds. Kok onjuist” (Reformatorisch Dagblad, 8 oktober 2007)
Ds. Mallan blij met “eerherstel dr. Steenblok” (Reformatorisch Dagblad, 9 oktober 2007)
De licht- en schaduwzijden van een kerk (Reformatorisch Dagblad, 25 november 2014)