Positieve coronatestuitslagen worden verkeerd geïnterpreteerd, wat zorgt voor „grove” beleidsfouten, die „het landsbelang ernstig schaden.” Dat beweert de Leidse biochemicus drs. Mario Ortiz Buijsse. Onlangs stuurde hij er een brief over aan de Tweede Kamer. Heeft hij gelijk? Topvirologe prof. Marion Koopmans reageert.
„Ik maak mij ernstig zorgen”, schrijft Buijsse aan de Kamerleden, „omdat u momenteel mogelijk onterecht de indruk heeft dat het aantal potentieel zieke mensen met corona zal gaan toenemen, maar dat is niet correct.”
Volgens Buijsse laten politici hun beleid sterk beïnvloeden door het toenemende aantal positieve uitslagen, die zijn gebaseerd op de zogenaamde polymerasekettingreactie oftewel de PCR-test. Die uitslagen vindt hij echter „misleidend”, omdat ze volgens hem niet vertellen hoeveel mensen ziek of besmettelijk zijn, maar alleen bij hoeveel personen er virusresten aanwezig zijn. „Een positieve PCR-uitslag toont louter en alleen aan of er bij iemand een stukje viraal RNA (het genetisch materiaal van het coronavirus, MC) in het neusslijmvlies zat. Iemand bij wie de test positief is, betekent níét dat die persoon ook daadwerkelijk klinisch is geïnfecteerd, ziek is of ziek gaat worden. Dat kan een PCR-uitslag helemaal niet aantonen. De PCR detecteert niet eens of er intact virus-RNA aanwezig was in de persoon, noch kun je zeggen of het virus infectieus is of is geweest.”
Nullijn
De Leidse biochemicus benadrukt: „Een klein deel van de coronazieken komt in het ziekenhuis terecht, maar zoals u gezien heeft, zitten ook de ziekenhuisopnames de afgelopen maanden op een nullijn. Dus hieraan kunt u al zien dat de positieve PCR-uitslagen nergens toe leiden.”
Die laatste conclusie is echt onjuist, reageert de Rotterdamse virologe prof. Marion Koopmans. „Dat het aantal ziekenhuisopnames minder hard stijgt dan het aantal positieve testen geeft aan dat de mensen die nu positief worden getest niet vaak ernstige klachten hebben. Dat komt doordat het virus nu vooral veel jonge mensen treft. Maar de aantallen zijn ook bij de oudere leeftijdgroepen aan het oplopen, dus die ziekenhuisopnames gaan echt nog komen als dit zo doorgaat.”
Mini-uitbraakjes
Wil je precies weten wat er gaande is, dan moet je naar verschillende cijfers kijken, zegt de virologe. „Het aantal testen en het percentage dat positief is, is daar één van. De ziekenhuisopnames, het aantal personen dat bij de huisarts komt en het aantal clusters of mini-uitbraakjes zijn ook belangrijke bronnen om een goed beeld te hebben van de stand van de pandemie.”
Koopmans is het met Buijsse eens dat de PCR-test geen onderscheid kan maken tussen intacte virussen en niet-infectieuze virusresten. Koopmans: „Deze PCR is ontworpen om uitsluitend RNA aan te tonen van SARS-CoV-2, het virus dat het ziektebeeld Covid-19 veroorzaakt. Wat je met de test aantoont, is dat iemand het virus heeft of recent heeft gehad. Dat is hoe dan ook een bewijs dat de persoon geïnfecteerd is geweest.”
Studies laten zien dat iemand positief kan worden getest als hij of zij zes tot acht weken daarvóór de ziekte heeft doorgemaakt. Iemand is dan niet meer besmettelijk. Is het dan niet overdreven om hem of haar te verplichten tot thuisisolatie? Koopmans vindt van niet. „De mensen die worden getest zijn mensen met klachten of contacten van iemand met een infectie. Een positieve test wijst dan op de oorzaak van de klachten. In de bron- en contactonderzoeken zien we dat rond de 15 procent van de nauwe contacten positief test. Dat is een indicatie voor een recente besmetting.”
Vervolgtesten worden niet gedaan buiten het ziekenhuis omdat mensen het virus nog lang kunnen uitscheiden, zegt Koopmans. Die besmettelijkheid wordt volgens haar minder naarmate de infectie langer duurt en als iemand antistoffen maakt.
Of iemand intacte en infectueuze virussen bij zich draagt, kan niet met PCR maar wel met weefselkweek worden aangetoond. Hierbij worden cellen in het laboratorium blootgesteld aan het virus. Is dat geen handige vervolgtest na een positieve uitslag? Koopmans: „Weefselkweek is zeer bewerkelijk, duur en duurt minstens een week. Dat is te lang om bruikbaar te zijn voor de opsporing.”
Er wordt momenteel geen onderscheid gemaakt tussen mensen met veel of weinig virus bij zich. „Voor de bestrijding maakt dat niet echt uit”, zegt Koopmans. „Veel of weinig virus hangt af van het moment van afname, van de eerste ziektedag en van de fase waarin een geïnfecteerd persoon verkeert. Er zijn wel discussies gaande in de wetenschappelijke wereld of het mogelijk is een grenswaarde te bepalen. Dat moet natuurlijk wel eerst goed worden uitgezocht.”
Speekseltest
Onlangs keurde de Amerikaanse Food and Drug Administration een speekseltest goed voor gebruik in noodsituaties, zoals bij tekorten. Deze test geeft volgens Koopmans geen beter beeld van iemands besmettelijkheid. „Die test hetzelfde, namelijk of er virus-RNA aanwezig is. Hij is ontwikkeld omdat die wellicht minder vervelend is. Speekseltesten worden ook in Nederland bekeken als alternatief, bijvoorbeeld voor onderzoek bij kinderen.”