„Opvang door collega’s werkt beter dan door professional”
Steun elkaar als collega’s in de zorg, in plaats van direct professionals in te schakelen. Die oproep doet gezondheidszorgpsycholoog Huub Buijssen in zijn nieuwe boek. Met de coronacrisis werd zijn boodschap onverwacht actueel.
Een verpleegkundige doet haar avondronde. Bij een van de bewoners brandt, hoewel het nog maar negen uur is, geen licht meer. Extra alert gaat ze naar binnen. Onder de badkamerdeur is een streepje licht te zien. Gespannen opent ze de deur. Daar ligt de bewoner: opzij gezakt. Overleden.
Met dit voorbeeld opent Buijssen zijn nieuwe boek ”Collegiale ondersteuning en peer support na een overweldigende ervaring”. Zorgmedewerkers lopen een verhoogd risico op het meemaken van een dergelijke overweldigende ervaring, stelt hij. Ze treffen ernstig zieke mensen, cliënten die zichzelf iets aan willen doen, krijgen te maken met seksuele intimidatie en lopen het risico op een medische misser.
Pas sinds de millenniumwisseling maken gezondheidszorginstellingen serieus werk van de nazorg voor hun personeel. In zijn boek voert Buijssen een pleidooi voor opvang door collega’s, zogenaamde collegiale ondersteuning of peer support (peer is Engels voor gelijke). Dit zet hij tegenover opvang door professionals, zoals psychologen en psychiaters.
U zegt: Stuur zorgmedewerkers na een overweldigende ervaring niet naar een psycholoog, maar laat ze praten met collega’s of naasten. Waarom is dit zo belangrijk?
„Stel: dit telefoongesprek wordt onderbroken. Er is iets met een familielid. Twee uur later belt een psycholoog, ingehuurd door het Reformatorisch Dagblad aan. Nu hetzelfde scenario, maar dan belt er een vriendin aan. Wie laat je liever binnen? Een naaste geeft het meest kostbare wat een mens kan geven: tijd. Hij of zij toont pure betrokkenheid. Een psycholoog kan dat ook, maar die wordt ervoor betaald. Hij toont beroepsmatig minder betrokkenheid, anders zou hij er aan onderdoor gaan. Het risico van te snel professionele hulp bieden, is dat de naaste omgeving eerder verstek laat gaan. De zorgmedewerker krijgt toch al goede hulp, denken ze dan. Terwijl iemand aan zijn intimi het makkelijkst zijn kwetsbare kant laat zien.”
Kringenmodel
Buijssen gaat in zijn boek uit van het kringenmodel. De getroffene bevindt zich in dat model in het midden, en om hem heen zijn vier cirkels. In de eerste cirkel staan familie, buren, collega’s en lotgenoten; in de tweede cirkel staan geestelijke verzorgers en leidinggevenden. Pas in de derde cirkel komt de professionele gezondheidszorg om de hoek kijken. In de allerlaatste schil duiken psychologen, psychiaters en psychotherapeuten op: de gespecialiseerde ggz.
Professionele psychische hulp kan zelfs averechts werken, zegt u. Hoe komt dat?
„Het is normaal dat je een abnormale gebeurtenis als heftig ervaart. Zolang de reactie op de gebeurtenis normaal is, hoeft er geen psycholoog bij te komen. Anders maak je een probleem van iets wat er niet is. Het onderscheid tussen een psychotrauma en posttraumatisch stresssyndroom (PTSS) is hierbij cruciaal. Als de klachten na zo’n overweldigende ervaring langer aanhouden dan gebruikelijk, kan er sprake zijn van PTSS. Op zo’n moment komt de psycholoog in beeld.”
Zijn naasten en collega’s voldoende toegerust om de eerste opvang te bieden na een traumatische ervaring?
„Het belangrijkste is dat die mensen er zijn. Tijd aan een ander besteden, valt altijd goed. Ook als je de verkeerde dingen zegt, bijvoorbeeld het cliché gebruikt dat heftige dingen bij het werk in de zorg horen. De grootste fout die een naaste kan maken, is geen tijd aan iemand schenken.”
Hoe zouden collega’s elkaar moeten steunen?
„Op dezelfde manier als de naasten: door oog te hebben voor de ander en te vragen waar iemand behoefte aan heeft. Twee derde van de zorgmedewerkers wil zijn verhaal doen na een overweldigende ervaring; een derde wil juist graag met rust gelaten worden. Met het stellen van de vraag ”Waar heb je behoefte aan” heb je het belangrijkste gedaan als collega.”
U beschrijft hoe collega’s elkaar kunnen belemmeren in hun herstelproces, door op het werk te blijven vragen hoe het nu gaat.
„Dat is zeker een risico. Er zijn collega’s die het steeds over de traumatische gebeurtenis willen hebben, terwijl anderen liefst doorwerken. De sleutel tot herstel na een overweldigende gebeurtenis is: ermee bezig zijn, en dan weer niet. Die twee houdingen wisselen elkaar constant af. Mensen die altijd over hun trauma willen praten of die er helemaal niet over willen praten, lopen het grootste risico op PTSS. Die twee soorten collega’s zijn ook geen match om aan elkaar te koppelen in een zorginstelling.”
U werkte al een tijd aan dit boek toen de coronacrisis uitbrak. Hoe toepasselijk is uw pleidooi in deze tijd?
„Heel toepasselijk. Meer dan ooit krijgen verpleegkundigen te maken met overweldigende situaties. Dit boek was bedoeld voor mensen die als enkeling of met z’n tweeën iets heftigs meemaakten. Nu krijgen zorgmedewerkers er allemaal mee te maken. Veel doden in korte tijd, de angst voor besmetting, patiënten zien overlijden zonder familie aan het bed. Het voordeel hiervan is dat ze elkaar kunnen steunen. Omdat iedereen in hetzelfde schuitje zat, ontstaat er automatisch grote verbondenheid.”
Diverse psychologen en psychiaters startten de afgelopen maanden initiatieven om zorgmedewerkers bij te staan. Hoe kijkt u daar naar?
„Mensen hebben de illusie dat een gesprek met een psycholoog de verwerking bespoedigt of vergemakkelijkt. Dat is niet zo. Iedereen moet zijn eigen traject doorlopen. Als mensen het moeilijk hebben, willen ze graag dat er iemand voor hen is. Ze hebben behoefte aan steun en erkenning. Peer support biedt dat. Een psycholoog kan wel behulpzaam zijn in het aan de zorgmedewerker uitleggen dat hij normaal reageert op een abnormale gebeurtenis. En door voorlichting te geven over de manier waarop de verwerking verloopt. Zo’n gesprek met een psycholoog kan tijdelijke verlichting geven aan de zorgmedewerker. Maar het draagt niet bij aan het voorkomen van klachten op de langere termijn.”
”Collegiale ondersteuning en peer support na een overweldigende ervaring”, Huub Buijssen; uitg. TRED, Tilburg; 172 blz.
Huub Buijssen bracht naast zijn boek een brochure uit: “Overeind blijven in tijden van het coronavirus. Een gids voor professionals in zorg en welzijn”. Deze brochure is (gratis) aan te vragen via www.traumaopvang.com.
Luisterlijn als aanvulling
„Een aanvulling” noemt Mariëtte van Hoeve haar initiatief ”We zijn er voor jou”. Het platform zag eind maart het levenslicht en heeft als doel mensen uit de vitale sector te koppelen aan „professionele luisteraars”: psychologen, psychotherapeuten, gepensioneerde artsen, coaches.
Van Hoeve, zelf coach, vindt het te kort door de bocht om collegiale ondersteuning tegen ondersteuning door externe professionals uit te spelen. „Het is én én. Peer support is ook onmisbaar.”
”We zijn er voor jou” komt dan ook niet in de plaats van collegiale ondersteuning, zegt Van Hoeve. „We bieden geen therapie. Mensen kunnen bij ons terecht om stoom af te blazen. Dat blijkt vaak al genoeg te zijn om weer door te kunnen.”
Debat
Wat vindt ze van Buijssens stelling dat opvang door professionals zoals psychologen en psychotherapeuten in een vroeg stadium averechts zou kunnen werken? „Dat vind ik geen interessant debat. Veel boeiender is hoe we er door samenwerking voor iedereen kunnen zijn.”
Ze erkent dat er een „grijs gebied” bestaat tussen wat zorgmedewerkers nodig hebben en wat buitenstaanders denken dat ze nodig hebben. Tegelijk schat ze in dat het een kleine groep is die extern om hulp gaat vragen. „Zorgmedewerkers hebben zelf vaak het idee dat het wel gaat. De ander heeft het erger dan ik, denken ze dan.”
Ze verwacht niet dat het bestaan van platforms als het hare ertoe leidt dat naasten van een getroffen persoon zich terugtrekken, met de gedachte dat hij of zij toch al geholpen wordt. „We bieden geen hulplijn aan, maar een luisterlijn. Mensen hebben bij ons vaak maar één tot drie gesprekken. Daarna zijn ze vaak een heel stuk verder.”
Het voordeel van een luisterlijn ligt volgens de coach in de lage drempel ervan. „Mensen kunnen zich anoniem aanmelden, wij maken de match en dan trekken we ons terug. Zorgmedewerkers hoeven niet eerst een relatie met ons op te bouwen. Dat maakt de stap naar ons platform minder belast.”
Coronatijd „wake-upcall” om collegiale opvang te regelen
Collegiale ondersteuning is de beste eerste opvang voor zorgmedewerkers, vindt Liesbeth Renckens van het Nationaal Psychotrauma Centrum (ARQ IVP). Maar als die nog niet goed geregeld is, biedt ondersteuning door professionals een tussentijdse oplossing.
Renckens is als klinisch psycholoog betrokken bij het contactpunt van ARQ IVP, dat aan het begin van de coronacrisis is opgezet. „Wij kregen veel vragen van zorgorganisaties wat ze moesten doen voor hun medewerkers. Het systeem van peer support was nog niet overal goed opgezet, zo bleek.”
Het contactpunt is met nadruk geen hulplijn, vertelt Renckens. „We bieden geen hulp of zorg. Het doel is om ondersteuning te bieden wanneer deze in de eigen organisatie ontbreekt en organisaties te adviseren in de manier waarop ze hun medewerkers op kunnen vangen. Niet om die zorg over te nemen, maar om tijdelijk onderdeel uit te maken van het systeem en met de organisaties mee te denken.”
Renckens is het helemaal met Buijssen eens dat collegiale ondersteuning als eerste stap beter is dan direct hulp van psychologen in te schakelen. „In veel organisaties is die opvang goed geregeld, zeker in ziekenhuizen. Maar er zijn ook organisaties waar dat nog niet zo is. Ik hoop dat deze tijd voor hen fungeert als een wake-upcall.”
Burn-outs
Ook zorgmedewerkers als verpleegkundigen en verzorgenden kloppen aan bij het contactpunt. Renckens denkt dat professionals in contact met deze mensen een belangrijke rol vervullen. „We kunnen hen vertellen dat ze normaal reageren en hen de tijd geven om te herstellen. Bovendien kunnen we hen uitleggen dat ze ondersteuning kunnen krijgen als de periode van herstel onvoldoende is. In zo’n geval is het belangrijk dat mensen de weg naar hulp goed kennen.”
Volgens Renckens zijn mensen die in de zorg werken veerkrachtiger dan zij zelf misschien denken. „Overal klinkt de roep: ze redden het niet, er komen massale burn-outs. Dus gaat het idee heersen dat we zorgpersoneel moeten helpen. Terwijl we beter kunnen zeggen: Het is niet zo gek dat ze zich rot voelen.”
In magazine Arts en Auto haalde in mei psychiater Remke van Staveren de veerkracht van de zorgmedewerkers ook al aan. Ze kwam met het begrip posttraumatische groei (PTG): mensen die iets heftigs meemaken, kunnen daar ook nieuwe vaardigheden door opdoen.
Hoewel Renckens onderschrijft dat opvang in de meeste gevallen door naasten en collega’s kan worden geboden, heeft de tussenkomst van een professional soms voordelen. „Sommige mensen laten zich niet overtuigen door hun naasten. Die zijn meer gerustgesteld als een professional zegt ”Je hebt mij niet nodig” dan wanneer de buurvrouw dat zegt.”