Binnenland

Leven na een zelfmoordpoging: Ik heb nog steeds mijn dromen

Drie keer deed Marvin uit Broek op Langedijk een poging om een eind aan zijn leven te maken. Ze mislukten alle drie. Daar is hij nu blij om. Hij heeft weer dromen over wat hij met zijn leven kan doen. Een poging tot suïcide wil hij nooit meer doen.

30 May 2020 16:05Gewijzigd op 16 November 2020 19:24
beeld Eran Oppenheimer
beeld Eran Oppenheimer

Marvin (32) vertelt aan de keukentafel, het tafelblad zorgt voor 1,5 meter afstand. „Als kind was ik altijd een buitenbeentje. Ik paste niet goed tussen de anderen. Al jong werd ik gepest, vanaf groep 3 ongeveer. Dat nam spoedig extreme vormen aan: ze hielden me bijvoorbeeld onder water in het zwembad. Toen ik mijn ouders vertelde van het pesten, gingen ze naar school. De pesters kregen straf. Het effect daarvan was dat de leerlingen die me pestten dat nog erger gingen doen, en ook kinderen van buiten de school erbij betrokken. Daardoor had ik op den duur geen zin meer om naar buiten te gaan.

Ik gamede in die tijd veel. Thuis over mijn depressie praten, deed ik niet. Ik had het idee dat het raar is om over je gevoel te praten. Mijn moeder probeerde me op te beuren met de boodschap: Je bent normaal, je bent niet gek. Ik interpreteerde het als: Ik moet normaal doen, ik moet niet gek doen.

Zelfs als ze mij op de man af had gevraagd of ik mij depressief voelde, zou ik dat hebben ontkend. Ik neem mijn ouders niets kwalijk; ze hebben gehandeld naar wat ze konden. Het had misschien wel uitgemaakt als er meer ruimte was om over gevoelens te praten.

Op een mijn vijftiende maakte een vriendin van mij, die ik kende vanuit de gamewereld, een eind aan haar leven. Ik kon goed met haar praten. Nadat we elkaar in het echt hadden ontmoet, pleegde ze op de terugweg naar huis suïcide. Haar ouders gaven mij daar de schuld van. Ik dacht: mijn leven moet ergens anders verdergaan, niet hier.

Op mijn vijftiende liep ik daarom weg van huis, met het idee nooit meer terug te keren. Ik nam al mijn spaargeld op en ben naar Engeland gegaan. Door het gamen dacht ik dat ik het daar qua taal wel zou redden.

Hotel

Maar mijn Engels was slechter dan ik dacht. Het lukte me niet mijn plek te vinden in Engeland. Bovendien werd mijn geld gestolen. Toen moest ik wel terug naar Nederland, een week na aankomst. Ik durfde niet naar huis en belandde in een hotel in Amsterdam. Daar deed ik mijn eerste suïcidepoging.

Hoe ik daartoe kwam? Ik had geen enkele fijne gedachte meer, alleen slechte gedachten over mezelf en anderen. Er lag een probleem op tafel waar ik geen antwoord op had. Dus bleef er maar één optie over: niet verder leven.

Na de suïcidepoging, die gelukkig mislukte, ben ik weer naar huis gegaan. Mijn vader heeft therapie voor mij geregeld vanwege het weglopen. Na driekwart jaar vertelde ik aan mijn therapeut van de poging; zij verwees mij naar een psychiater die mij medicijnen gaf. Die maakten de depressieve klachten alleen maar erger. Ik deed nog een zelfmoordpoging, toen ik een jaar of zestien was. Hierna heb ik mijn ouders ook verteld van mijn eerste poging.

Mijn familie maakte zich veel zorgen om me. Ze wisten niet wat ze moesten doen. Op school lukte het mij ook niet meer. Dan weer zat ik een periode op school, dan weer thuis. Hierdoor wilde school me eigenlijk niet meer hebben.

Mijn herinneringen aan die tijd zijn een beetje wazig. Dat komt doordat ik de wereld toen niet meer ervaarde als een fijne plek. Ik heb veel van wat toen gebeurde, geblokkeerd.

Na mijn tweede poging kreeg ik dagbehandelingen in het ziekenhuis en later belandde ik in de jeugdpsychiatrie. Daar zat ik met een groep van tien personen op een afdeling, het schuurde ontzettend. In de instelling deed ik mijn derde poging tot zelfdoding. Toen ben ik daar weggestuurd, omdat ik een contract had ondertekend waarin stond dat ik geen zelfmoordpoging mocht doen terwijl ik opgenomen was.

2020-06-02-ACH21-Marvin_Scheffer_1-8-FC-V_web.jpg
Marvin uit Broek op Langedijk deed in het verleden drie keer een poging tot suïcide. beeld Eran Oppenheimer

Hulp

Op mijn achttiende kreeg ik de diagnose autisme en dysthymie. Dat betekent voor mij dat ik dingen eerder van de negatieve dan van de positieve kant bekijk. Mijn autisme verklaarde grotendeels het gedrag dat ik vertoonde, dat mensen afstootte en uiteindelijk zorgde voor sociale uitsluiting en depressie. Op de basisschool corrigeerde ik bijvoorbeeld de juf of de meester als ze een fout maakten. Dat is niet goed voor hun autoriteit in de klas.

Als iemand met autisme kijk ik op een andere manier naar de wereld dan personen om me heen. Ik begreep het gedrag van hen vaak niet en zij begrepen mij ook niet. Zelf denk ik dat dit wederzijdse onbegrip de bron is voor mijn depressie. En als je een depressie niet behandelt, wordt deze alleen maar erger.

Mijn ouders waren sinds mijn achtste gescheiden; inmiddels was mijn vader hertrouwd en had jonge kinderen. Ik woonde afwisselend bij hem en bij mijn moeder. Het kostte me veel energie om dan bij de één en dan bij de ander te zijn. Ik besloot niet meer bij mijn vader te wonen en woonde alleen nog maar bij mijn moeder, wat mij meer rust gaf. Ik raakte hierdoor wel de helft van mijn thuis kwijt.

Met de meeste hulpverleners klikte het niet. Ze wisten het allemaal beter, en keken vanuit die overtuiging op me neer. Slechts aan enkele hulpverleners heb ik echt iets gehad. Hun belangrijkste eigenschap was: de drive om het leven voor mij beter te maken, in plaats van dat ik zelf beter moest worden. Bij de meeste hulpverleners had ik het gevoel dat alleen ik moest veranderen. Dan kom je alleen maar verder met jezelf in de knoop.

Rust

Tijdens de laatste opname op de paaz-afdeling, het deel in het ziekenhuis voor mensen in de psychiatrie, ontdekte ik dat ik helemaal niet meer wilde sterven. Ik wilde leven. Het was de eerste keer dat ik me vrijwillig had opgegeven voor een opname. Ik kwam er daar achter dat ik vooral rust nodig had. Als ik geen rust had, zou het weer slechter gaan.

In de adempauze die de opname bood, kwam ik bovendien tot de conclusie dat ik heel veel dromen en wensen had. Ik wilde veel, maar het lukte me niet. Omdat ik het gevoel had te worden tegengehouden door wat hoort. Toen dacht ik: als ik toch een doodswens heb, kan ik net zo goed alles doen wat ik wil. Dan werk ik gewoon mijn bucketlist af. Ik wilde niet meer dood, maar ik stelde geluk en kwaliteit van leven wel boven het doel om zo lang mogelijk te leven.

Vriendschap

Een tweede omslag volgde toen ik op mijn twintigste mensen tegenkwam die begeleid woonden. Tot die tijd dacht ik dat ik alleen kon kiezen of ik in een inrichting wilde of niet. Begeleid wonen bleek heel anders te zijn. Ik was aan het werk met mezelf en kwam erachter dat ik veel meer kon dan ik dacht: ik bouwde zelfs een goede band op met een van de jongeren uit de groepswoning. Mijn eerste echte vriendschap.

Het begeleid wonen bood me rust. Ik gaf er alles voor op: mijn school, bijbaantje, autorijles. Dat zorgde voor minder prikkels en dus rust. Dankzij mijn Wajong-uitkering kon ik goed leven, en ik had inmiddels geaccepteerd dat ik mijn geld via een uitkering kreeg.

Inmiddels, jaren later, ben ik getrouwd. Mijn vrouw en ik zijn lotgenoten in autisme, we begrijpen elkaar goed. Ze biedt me rust en stabiliteit. Als iets te veel wordt, houdt zij me in de gaten. Daar kan ik ook wel naar luisteren. Niet meteen, want ik ben koppig.

De effecten van mijn autisme en dysthymie zijn nog steeds merkbaar. Ik kijk eerst naar het negatieve en daarna pas naar het positieve. Maar de omschakeling van negatief naar positief kan ik steeds sneller maken, al moet ik me daar wel bewust van zijn.

Ik merk ook dat ik nog steeds goed moet letten op mijn energie. Drie à vier dagen per week werk ik, één à twee dagen besteed ik aan sociale activiteiten. De andere twee dagen doe ik niets. Ook geen klusjes in het huis. Het enige wat ik op die dagen kan, is op de bank zitten en een filmpje kijken. Op die manier houd ik genoeg energie over voor de rest van de week.

Als ik terugkijk op de periode in mijn leven waarin ik suïcidaal was, zie ik een zwart gat. Voor bepaalde positieve emoties heb je geen woorden, voor sommige negatieve ook niet altijd.

Kwetsbaarheid

Toch weet ik zeker dat ik nooit weer een suïcidepoging zal doen. Waarom ik daar zo zeker van ben? Ik heb nog steeds mijn dromen. Als er een is vervuld, komt er weer een nieuwe. Ik wil graag leven om die dromen te kunnen vervullen. Lang leven is voor mij wel een wens, maar het is geen prioriteit.

Ik werk nu als ervaringsdeskundige met mensen die te maken hebben met een psychische of psychosociale kwetsbaarheid. Voor mijn werk volg ik ook een opleiding. Tegen de jongeren die met dezelfde gevoelens worstelen als ik vroeger, zou ik willen zeggen: ga je uiten, zoek naar de juiste hulp die bij jou past. Vecht voor je eigen veilige plek. En schaam je niet om hulp te vragen. Dat is een van de belangrijkste vaardigheden van een mens, maar ook een van de lastigste.”

Hebt u hulp nodig? Dan kunt u contact opnemen met Stichting 113 Zelfmoordpreventie via 0900 0113 (24 uur per dag bereikbaar) en 113.nl.

Suïcide

Dit is het slotdeel van een serie over zelfdoding.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer