De Zuiderzee leeft nog altijd ontdekte historicus Eva Vriend
Bestaat er bijna negentig jaar na de aanleg van de Afsluitdijk nog zoiets als een Zuiderzeecultuur? Volgens historica Eva Vriend wel. In haar nieuwste boek ontdekt ze dat (voormalige) vissersdorpen als Volendam, Spakenburg en Urk veel gemeen hebben.
De boerendochter uit de Noordoostpolder was al 18 toen ze voor het eerst een kijkje nam in Urk, het oude eiland dat door ‘haar’ polder wordt omsloten. Dat ze er niet eerder kwam, was geen onwil. „Het nieuwe en het oude land leefden langs elkaar heen”, zegt ze terugkijkend. Tot op zekere hoogte is dat vandaag nog steeds het geval.
In 2013 hield Vriend in Urk een lezing over haar boek ”Het nieuwe land”. „Er zat een handjevol mensen”, herinnert ze zich. „Ik voelde de weerstand. Ik dacht: Wat is hier aan de hand? In Elburg en Harderwijk ging het al net zo. Ze zaten bijna met de rug naar me toe. Hier zit oud zeer, besefte ik. De polders hadden deze mensen geen nieuwe toekomst gebracht. Daar zat een verhaal in.”
Vriend ging op onderzoek uit en startte bij het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. Daar ontstond het idee om zogeheten vertelcafés te organiseren, in samenwerking met lokale musea. Ze luisterde naar de verhalen van mensen uit de oude kustplaatsen, van het Friese Makkum en Lemmer via onder meer Urk, Elburg, Harderwijk, Spakenburg en Volendam tot Wieringen. Die verhalen, aangevuld met interviews en spitwerk in archieven van onder meer de Zuiderzeesteunwet en de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, verwerkte ze in haar boek ”Eens ging de zee hier tekeer”. In krap drie maanden zijn daar al 15.000 exemplaren van verkocht, wat in dit genre een bestseller betekent.
Het grote verhaal over de Zuiderzee, de visserij en de gevolgen van de afsluiting en inpoldering wordt gedragen door de familiegeschiedenissen van Jurie van den Berg uit Urk, Kees Kwakman uit Volendam, Cees van Eekelen uit Wieringen en Cees Hopman uit Spakenburg, allen geboren tussen 1938 en 1954. De eerste drie zijn vissers, Hopman komt uit een vissersgeslacht, maar begon een installatiebedrijfje dat uitgroeide tot een wereldwijd actief concern.
Vriend beschrijft de opkomst en ondergang van de Zuiderzeevisserij, de impact van verzoeting en inpoldering van het IJsselmeer, het overheidsbeleid dat onder meer in omscholing voorzag en de nieuwe wegen die de visserijgemeenschappen zochten. Die wegen liepen sterk uiteen. De Urkers en Wieringers verlegden hun werkterrein naar de –gevaarlijke– Noordzee, de meeste Volendammers gingen op den duur in de bouw aan de slag, veel Spakenburgers stapten in de handel.
Hoe koos u juist deze vier vissersfamilies?
„Dat was een ingewikkelde fase. Ik wilde het hele Zuiderzeegebied recht doen. Ook moest zich in zo’n familie een beslissende omwenteling hebben voorgedaan. Daarom wilde ik een Urker familie die op de Noordzee was gaan vissen. Van den Berg heeft via zijn voorgeslacht ook een verbinding met de Friese kust. Van Eekelen is interessant omdat zijn grootvader als dijkwerker uit Brabant naar Wieringen kwam. Dwarsverbanden zijn er ook. Tussen de Urkers en de Volendammers bestaan vriendschapsbanden en de vrouw van Van Eekelen is een zus van Van den Berg. Daaruit blijkt al dat er een soort Zuiderzeeweb bestaat, dat sterk verbonden is met het water.”
Is dat web er nog steeds?
„Ja. De mensen voelen zich enorm met elkaar verbonden. Als er een bootje uit Volendam op het IJsselmeer verdwijnt, stuurt Urk meteen een team om te helpen zoeken. Ik denk ook aan de Zuiderzeecup, een speciale voetbalcompetitie voor IJsselmeergemeenten. En aan de botterevenementen en lokale feestdagen die allemaal een link hebben met de Zuiderzeegeschiedenis. Verder zoeken de burgemeesters van Volendam, Spakenburg en Urk elkaar op om de jeugdproblematiek in hun gemeenten te bespreken.”
De ontwikkeling van de vier plaatsen liep sterk uiteen. Hoe verklaart u dat?
„Dat heeft allereerst te maken met de geografische ligging. In de Noordoostpolder waren de Urkers niet welkom: niet om te werken, niet om te boeren, niet om een huis te bouwen. Zij werden de Noordzee opgedreven. Wieringen ligt op de grens van het IJsselmeer en de Waddenzee. Daar kon de visserij zich handhaven. Volendam ligt bij de Randstad. Toen de IJsselmeervisserij steeds meer aan banden werd gelegd, gingen veel Volendammers als stukadoor aan de slag. Spakenburg ligt dichtbij het Gooi, waar de vrouwen van oudsher de vis uitventten. Dat maakte de overstap van vissers naar de handel niet zo groot.
Voortrekkers speelden ook een belangrijke rol. Ik denk aan Hein Schilder in Volendam, oprichter van bouwconcern HSB. Toen heel Nederland aan het aardgas moest, begon in Spakenburg Cees Hopman met een neef cv-ketels te installeren. Vandaag staat hij in de Quote500, terwijl zijn grootvader nog de hand moest ophouden bij de Zuiderzeesteunwet. De Urkers Lub Kramer en Louwe de Boer gingen in de jaren vijftig als eersten vanuit Breskens op haring vissen. Dat Zeeuwse dorp had zelfs een aantal jaren een Urker wijkje, compleet met een eigen kerk.”
Welke rol speelt het geloof? U stipt dat in uw boek nauwelijks aan.
„Ik denk dat het geloof houvast biedt in risicovolle dagen. Daar vallen de vissers op terug. Het is ook een soort cement dat de gemeenschap samenbindt. Mensen kennen elkaar en zorgen voor elkaar. Maar de rol van het geloof is wel afgenomen. Veel katholieke Volendammers komen zelden meer in de kerk. De protestantse Spakenburgers en Urkers zijn daar trouwer in.”
U schrijft ook over risico’s die vissers namen. Kotters vergingen, mensen kwamen om.
„Dat was toen de Urkers overstapten naar de visserij op schol met de boomkor. Die techniek maakte hun schepen minder stabiel. Ik heb me erover verbaasd hoe ze wegkeken van het gevaar. Maar onder vissers heerst een soort competitiedrift. Ze zijn er trots op als ze de hoogste besomming op de visafslag maken.”
Wat typeert de huidige Zuiderzeecultuur?
„Naast die onderlinge band die er nog steeds is, denk ik aan de weerbarstige houding tegenover de centrale overheid. Misschien heeft het iets te maken met het geloof: je legt verantwoording af tegenover God en verder doe je wat de gemeenschap goed acht. Dat is niet gelijk aan wat Den Haag of de Europese Unie vraagt. Die houding heeft wortels in het verleden. Bij de inpoldering kreeg het nieuwe land voorrang. Het ‘oudste kind’ moest zichzelf maar zien te redden. Toen al werd gewaarschuwd dat dit gevolgen zou krijgen voor de houding tegenover het gezag.
Je ziet het aan het stemgedrag. LPF, PVV en FvD hadden en hebben in Volendam, Urk en Spakenburg relatief veel aanhang. Een ander voorbeeld is de omgang met de coronabeperkingen. Ik belde laatst met Kees Kwakman en toen hoorde ik dat de familie in Volendam gewoon bij elkaar blijft komen.
Toch vind ik het heerlijk volk. In alle vier plaatsen valt mij de ongedwongenheid op. Je bent bij iedereen welkom, ook zonder afspraak. De mensen zijn er hartelijk en gastvrij. In de rest van Nederland is gemeenschapszin wat zoekgeraakt, maar in die voormalige Zuiderzeeplaatsen is geen eenzaamheid en wél mantelzorg.”
In de polders is een eigen samenleving ontstaan. In hoeverre heeft die zich in 2020 vermengd met die op het oude land?
„Vrijwel niet. Inwoners van Dronten maken een uitstapje naar Elburg, omdat het een mooi stadje is. En mensen uit Zeewolde doen wel eens boodschappen in Harderwijk. Maar andersom niet. Wat moet een Spakenburger in Almere doen? Die gaat eerder naar Amersfoort.
De verhoudingen zijn op een bepaalde manier wel genormaliseerd. Een voetbalwedstrijd van Urk tegen Flevo Boys uit Emmeloord is tegenwoordig een leuke derby met een gezonde rivaliteit, niet anders dan Urk-Staphorst of Urk-Spakenburg. Maar de gemeenteraad in Emmeloord vindt het nog steeds heel normaal dat de Noordoostpolder zijn grond cadeau heeft gekregen van de gemeenschap, terwijl Urk bij een grenswijziging er dik voor moet betalen.”
Hoe ziet u de toekomst van de vier dorpen?
„Ik denk dat de eigen sfeer behouden blijft. Jongeren zijn geïnteresseerd in de historie van hun dorp, dat zie je bij evenementen als ”Urk in Wintersferen” en de ”Spakenburger Dagen”. Ze willen er ook blijven wonen, waardoor de huizenprijzen relatief hoog zijn. Ik zie dat niet snel veranderen. Wel drijven ze steeds verder weg van het visserijverleden. Zelfs in Urk neemt het percentage mannen dat vist af.
In het overheidsbeleid zie ik een kentering. Minister Carola Schouten vindt het belangrijk dat het visserijbeleid rekening houdt met sociaal-economische aspecten. Beperkingen voor de IJsselmeervisserij, hoe klein die sector ook geworden is, wil ze in overleg vaststellen in plaats van opleggen. Want anders krijg je de vissers niet mee. Dat is de les van het verleden.”
Boekgegevens
Eens ging de zee hier tekeer, Eva Vriend; uitg. Atlas Contact; 358 blz.; € 24,99.
Eva Vriend
Eva Vriend wordt in 1973 geboren op een boerderij in Luttelgeest, een dorpje aan de oostkant van de Noordoostpolder. Haar grootouders, afkomstig uit Noord-Holland, hoorden bij de selecte groep boeren die zich in de polder mochten vestigen. Vriend gaat geschiedenis studeren en wordt verslaggever bij achtereenvolgens de Leeuwarder Courant en Omroep Flevoland.
In 2013 rolt haar eerste boek van de persen: ”Het nieuwe land”. Hierin beschrijft ze de inrichting van de Noordoostpolder en Flevoland en het ontstaan van de geplande samenleving in die polders. In 2015 verschijnt ”De helpende hand”, over de geschiedenis van de gezinszorg in Nederland.
Vriend woont met haar partner en twee zoons in Emmeloord. Naast haar werk als schrijfster begeleidt ze op freelancebasis studenten journalistiek voor Hogeschool Windesheim in Zwolle.