Waarom schrijf je als mens van deze tijd zo graag over jezelf, waarom film je jezelf, waarom ben je voortdurend bezig een verhaal van je eigen leven te maken? En hoe goed is dat voor je ziel?
In mijn beginjaren als journalist mocht je in het Reformatorisch Dagblad niet zomaar verhalen in de ikvorm schrijven. Nergens voor nodig. Dat was niet „objectief”, en dan liep je te veel met jezelf te koop – in de calvinistische traditie bepaald geen deugd. Je had soms ook te maken met oudere mensen die beslist niet geïnterviewd wilden worden over hun leven, „omdat een mens dan zichzelf te veel in het middelpunt plaatst”. Een enkeling weigerde zelfs om op de foto te gaan, omdat zo’n fraaie afbeelding in de krant slechts de ijdelheid kon strelen en de eerzucht prikkelen. En, zoals Calvijn zegt, niets is zo schadelijk voor de ziel als eerzucht en eigenliefde.
Dat lijkt allemaal ontzettend lang geleden. Nu schrijven we het ene na het andere verhaal in de ikvorm, we maken persoonlijke vlogs, we plaatsen foto’s van onszelf online. In een cultuur waarin iedereen zichzelf inzet om zijn verhaal te verkopen, voelt het vreemd en ouderwets om dat níét te doen. We mogen er allemaal zijn, met onze unieke gaven, onze unieke levensweg. We laten onszelf zien, we vertellen onze persoonlijke ervaringen, we geven onze mening – en als we op die manier veel lezers en kijkers trekken, mogen we daar trots op zijn. Ook in christelijke kringen.
Voor de duidelijkheid: er is niets mis met verhalen of gedichten in de ikvorm, met openhartige vlogs of columns of autobiografieën. Het is zelfs een beproefde manier om mensen te raken en aan het denken te zetten. Meer dan menige theoretische verhandeling. Als er tenminste echt iets te vertellen valt. Wie het verhaal van Anne Frank leest, beseft wat het tijdens de oorlog betekende om ondergedoken te zitten, en wie de verhalen van Floris Bakels of Corrie ten Boom kent, weet hoe vreselijk de kampen waren. Beter en dieper dan iemand die alle feiten over de oorlog op een rij heeft, maar nooit een persoonlijk verslag gehoord heeft.
Ook bij de geloofsoverdracht heeft het vertellen in de ikvorm oude papieren. Denk aan Paulus, die herhaaldelijk indruk maakte op zijn toehoorders met zijn eigen levensverhaal: zijn woede en haat tegen de christenen, zijn fanatisme, de weg naar Damascus waarop hij letterlijk neergeveld werd, het licht en de stem, zijn ontmoeting met Jezus, zijn bekering en de opdracht die daaruit voortvloeide. Of denk aan Augustinus, die met zijn ”Belijdenissen” de hele wereld bereikte, tientallen generaties lang: „Ik wil de schandelijke daden die ik bedreven heb, en de vleselijke verdorvenheden van mijn ziel in mijn herinnering terugroepen, niet omdat ik ze bemin, maar opdat ik U bemin, mijn God.”
Maar in de cultuur van vandaag, waarin het ”ik” zich breed gemaakt heeft, is het goed om eens kritisch naar al die zelfexpressie te kijken. Soms lijkt het wel of iedereen de hele dag met zichzelf bezig is. Sommigen plaatsen dagelijks de meest voordelige foto’s van zichzelf op Instagram – kijk eens hoe mooi ik ben. Anderen presenteren zichzelf op een gelikte website – kijk eens hoe succesvol ik ben. Weer anderen schrijven boeken of maken vlogs en documentaires over hun eigen leven – kijk eens hoe interessant ik ben.
Wie, zoals menigeen vandaag, niet meer in ”grote verhalen” gelooft –geen zonde, genade, oordeel en eeuwig leven– heeft vaak vooral dat ene persoonlijke levensverhaal om zich aan vast te houden. En als je alle doelen in dít leven moet halen, zie je algauw zelfverwerkelijking als het hoogste wat je kunt bereiken. Dan gaat het erom dat je het maximale uit je leven haalt en dat je de beste versie van jezelf wordt (slank, gezond, sterk, ontwikkeld, liefdevol, gelukkig). En als het even wat minder gaat is de oplossing altijd: via therapie of mindfulness nog dieper over jezelf nadenken, nog beter naar je eigen gevoel luisteren.
Het is moeilijk om aan dat denkpatroon te ontsnappen. Het is het denkpatroon van onze tijd, onze wereld, en we dragen er allemaal iets van mee. Er bestaat zelfs een bevindelijke variant, die stichtelijk mag klinken maar tussen de regels door roept: Kijk hoe vroom en bekeerd ik ben.
Om te zien hoe onchristelijk dat denkpatroon eigenlijk is, hoef je alleen maar Augustinus te lezen, of Paulus, of Calvijn. Ook zij schrijven in de ikvorm, ook zij hebben het over het belang van zelfkennis. Maar er is een wereld van verschil. Deze schrijvers willen niet zoveel mogelijk roem en bevestiging voor zichzelf, ze hebben een doel dat verder ligt, buiten henzelf, en daar houden ze de blik op gericht.
Bekering is voor hen het levenslange proces waarin het middelpunt van je leven verschuift van jezelf naar God en je naaste. Ze zijn daarom vuurbang voor de zonde van de hoogmoed en kritisch op zichzelf en hun eigen verlangen naar succes en aanzien. Ze vertellen hun lezers wat ze verkeerd gedaan hebben, ze laten zelfs die gedachten en neigingen zien waar ze niet trots op zijn, waar ze zich voor schamen. En dat is natuurlijk ook de enige manier om lezers écht te raken.
Veel schrijvers uit de christelijke traditie waarschuwen voor de schade die je aan je ziel kunt toebrengen door te veel met jezelf bezig te zijn. Dat is bepaald geen achterhaald idee, zoals blijkt uit recent onderzoek van Daniel Halpern van de Katholieke Universiteit van Chili. Zijn conclusie: niet alleen maken juist de wat meer narcistische types veel selfies, het werkt ook andersom: wie veel selfies maakt, wórdt steeds narcistischer.
Eigenlijk is dus de beste manier om over jezelf te vertellen: niet streven naar een perfect imago, niet eindeloos tobben over hoe goed en slim en mooi (of juist hoe slecht en dom en lelijk) je bent, of wat de mensen van je zullen vinden, maar gericht zijn op een doel dat buiten jezelf ligt. Moet je daar je eigen verhaal voor gebruiken, dan is dat goed. Hoeft dat niet, dan is dat ook goed. Eén ding is duidelijk: hoe eerlijker je durft te zijn, hoe meer je jezelf verloochent, hoe beter dat verhaal zal zijn.
Zo ver ben ik nog lang niet.