„Zes of zeven jaar en de hele wereld en de mensen zijn totaal in de war!” zei de moeder van de latere historicus Joachim Fest in 1939. Als een van de weinigen bleef het gezin Fest met Joden omgaan in het Duitse Rijk. Redden konden ze hen echter niet.
Afgelopen januari is veel aandacht besteed aan de bevrijding van Auschwitz, nu 75 jaar geleden. Soms lijkt het alsof het verhaal over Jodenvervolging door het Duitse Rijk samenvalt met Auschwitz. Het lijken haast synoniemen te zijn, uitkomsten van een groot plan waar Hitler vanaf zijn machtsovername in 1933 naartoe heeft gewerkt.
Volgens de inmiddels overleden Engelse hoogleraar David Ceserani is dit een eenzijdig beeld waardoor aan het leed van veel Joden geen recht wordt gedaan. Enkele jaren geleden analyseerde hij in het vuistdikke ”Endlösung. Het lot van de joden 1933-1949” alle stappen van de Jodenvervolging door het Duitse Rijk.
Auschwitz is inderdaad de plaats waar de meeste Joden zijn vermoord, een huiveringwekkende 960.000. In Treblinka, een veel minder vaak bezocht oord, kwamen echter ook maar liefst 860.000 Joden om – om maar niet te spreken over de vele wijdverspreide moordplaatsen in Wit-Rusland en Oekraïne, waar 1,5 miljoen Joden van het leven beroofd zijn.
Bovendien was er tot ver in 1938 van enige doordachte aanpak geen sprake, integendeel. Nog aan het begin van de Tweede Wereldoorlog dachten veel hoge nazi’s aan massale emigratie van Joden naar Madagaskar. Daarom is het goed om te blijven vertellen hoe de Jodenvervolging door het Duitse Rijk gestalte kreeg, juist ook buiten Auschwitz.
Uitschakelen
Vanaf het begin van de opkomst van Hitlers partij is er sprake van sterk antisemitisme. Dat heeft alles te maken met de Eerste Wereldoorlog, die Hitler vormde. In zijn ogen zijn de Joden verantwoordelijk voor het vernederende einde van deze oorlog. Hitlers hoofddoel vanaf zijn machtsovername in 1933 is duidelijk: de Duitse macht moet hersteld worden. Om dat te bereiken moet ”de Joodse vijand” worden uitgeschakeld.
Hoe dat uitschakelen er in de praktijk aan toe zou moeten gaan was nog onduidelijk. Dat leidt na de machtsovername van Hitler tot grote plaatselijke verschillen en onduidelijkheden. De regering onderneemt in eerste instantie weinig tegen Joden. Maar met name op het platteland lopen naziactivisten voor de wet uit. Zo jaagt de Hitlerjugend al in juli 1935 Joden weg uit zwembaden die nog helemaal niet voor hen verboden zijn. De politie blijft veelal passief en gerechtelijke straffen zijn belachelijk laag.
Rassenwetten
Deze kloof tussen de antisemitische partijpolitiek en de nog terughoudende regeringspolitiek wordt in de loop van 1935 onhoudbaar. Daarom besluiten enkele ministers dat er wetten gemaakt moeten worden om de uitsluiting van Joden een wettelijke basis te geven.
Voor Hitler gaat dat allemaal te langzaam en te omslachtig. Daarom laat hij een jurist invliegen om een haastig ontwerp van rassenwetten te kunnen presenteren op de massaal bezochte Neurenberger partijdagen in 1935. De wet rammelt aan alle kanten. Zo wordt niet precies duidelijk wie nu Jood is en wie niet. Bovendien wordt er niets gezegd over economische aspecten, waar juist zo veel conflicten over zijn. De gang van zaken –het nemen van een radicale stap zonder de consequenties goed te doordenken– typeert Hitler en dat is bij volgende stappen in de vervolging steeds weer zichtbaar.
Vreemd genoeg zijn de rassenwetten voor Joden ook een opluchting: er is eindelijk duidelijk geworden dat ze weliswaar geen politieke rechten meer hebben, maar nog wel economische. Ook de Duitse bevolking reageert opgelucht omdat er een eind lijkt te komen aan het onbeschofte straatgeweld.
Medeplichtig
Intussen gaan de voorbereidingen voor verdergaande anti-Joodse maatrelen door. De Sicherheitsdienst (SD) maakt begin 1937 een plan om Joden uit Duitsland weg te krijgen, door hun hun inkomsten en bezittingen af te nemen. Deze moeten ten goede komen aan de Duitse overheidskas.
Door de economische uitsluiting komen Joden sluipenderwijs steeds meer apart van de samenleving te staan en wordt het voor steeds meer Duitsers vanzelfsprekend dat zij niet tot de ”Volksgemeinschaft” behoren, zonder dat er bij hen sprake is van echte haat of geweld. Veel Duitsers profiteren echter wel van de onteigening van Joodse bezittingen en veranderen daarbij van omstander in medeplichtige.
In maart 1938 sluiten de Oostenrijkers zich aan bij het Duitse ”Reich”. Dat wordt door de Oostenrijkse nazi’s ‘gevierd’ met een pogrom van niet eerder vertoonde omvang op de Joden in Wenen. Duitse nazikopstukken als Heydrich en Goering reageren woedend op deze gebeurtenissen. De Joden moeten inderdaad het land uit, maar daarbij wil het Duitse Rijk wel hun bezittingen in handen krijgen. Daarom gaat een Oostenrijkse medewerker van de Sicherheitsdienst (SD), Adolf Eichmann, aan de slag.
Als geen ander beseft Eichmann dat samenwerking met Joden nodig is om hen uit Oostenrijk te laten vertrekken. Zijn organisatietalent is briljant, zijn plannen even eenvoudig als doeltreffend: Joden helpen mee organiseren én betalen met de vermogens die ze verplicht achterlaten hun eigen emigratie. In korte tijd emigreren zo’n 50.000 Joden uit Oostenrijk. Eichmanns Duitse collega’s lukt het in diezelfde tijd om ‘slechts’ 19.000 Joden kaal te plukken alvorens hen het land uit te zetten.
Misdaad
In de loop van 1938 worden zo’n 200 Duitse Joden in concentratiekampen vermoord. Daarmee gaat een nieuwe wissel om. Het is niet langer voldoende dat Joden zich gedeisd houden, het is nu een misdaad om Jood te zijn.
Het Duitse volk blijft echter in de ogen van Hitler tekortschieten in enthousiasme voor zijn anti-Joodse beleid. Tegen deze achtergrond brengen Hitler en propagandaminister Goebbels de Kristallnacht op gang, waarbij in de nacht van 9 op 10 november 1938 in heel Duitsland Joden en hun bezittingen worden aangevallen. Ook dit is weer een typisch hitleriaanse actie: op het laatste moment bedacht, zonder uitgebreid overleg vooraf over doelwitten en te gebruiken methodes.
De Kristallnacht leidt tot veel onrust onder de Duitse bevolking, omdat er geen plausibele verklaringen zijn voor het mateloze geweld in deze nacht. Het volk beseft dat er sprake is van grote misdaden. De actieve rol van de Hitlerjugend valt eveneens slecht bij de Duitse burgers.
Ook van de zijde van de nazikopstukken Heydrich en Göring komt kritiek. De Kristallnacht leidt immers tot grote kapitaalvernietiging. In allerhaast wordt een vergadering georganiseerd waar de nazitop voor het eerst de doelen en de methode van het oplossen van het ”Jodenvraagstuk” bespreekt. Joden dienen het Duitse Rijk uit gedreven te worden, maar niet voordat hun eigendommen zijn overgedragen aan de staat.
De Kristallnacht vormt een fundamentele breuk in het nazidenken: voortaan gebruikt men andere methodes, nooit meer zou het regime anti-Joods geweld in Duitse straten op gang brengen. Göring besluit de vergadering met: „Overigens zou ik nogmaals willen opmerken dat ik niet graag een Jood in Duitsland zou zijn.”
Soldaten van de vijand
Uiteindelijk breekt met de inval in Polen in 1939 de Tweede Wereldoorlog uit. In Hitlers verklaring heet het dat „onze Joodse democratische wereldvijand erin is geslaagd het Engelse volk over te halen tot oorlog tegen het Duitse Rijk. Maar het jaar 1918 zal niet herhaald worden.” Vanaf dit moment is het lot van de Joden hecht verbonden met het verloop van de oorlog. Ze worden immers beschouwd als soldaten van de vijand en dus meedogenloos behandeld.
Doordat de oorlog boven alles gaat, is het lot van de Joden uiteindelijk afhankelijk van het verloop van de gewapende strijd. Joachim Fests moeder maakte zich grote zorgen: „Ze pakken ons onze kinderen ook nog af!” Dat meer Duitsers er zo over denken blijkt als vader Fest opeens weer door opvallend veel wandelaars wordt gegroet. Enkele ”aan-de-overkant-van-de-straat-gangers” –kennissen die geen contact meer met de familie Fest hadden omdat ze hen te antinazistisch vonden– wisselen zelfs een paar woorden met hem. Het is echter te laat om Hitler te stoppen – en zeker om Joden te redden.
Dit is het eerste deel in een vierdelige serie over de Jodenvervolging. Maandag deel 2.