Medisch specialisten roeien met de beschikbare riemen
Intensivisten en longartsen zijn bijna dag en nacht in touw. Maar hoe vullen de chirurg, de uroloog en de neuroloog nu hun dagen? Drie christelijke specialisten over hun huidige werkweek. „De situatie is onwezenlijk, ook privé.”
„Afstand houden is aan de operatietafel niet mogelijk”
Naam: Henk Vergunst (64)
Specialisme: uroloog
Ziekenhuis: Canisius Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen
„Om de andere week had ik minstens een dagprogramma operaties, met gemiddeld zeven ingrepen. De andere dagen deed ik voornamelijk poliklinisch werk: het gewone spreekuur en het verrichtingenspreekuur, met cystoscopieën, prostaatpuncties en dat soort dingen. Verder is er nog een onderwijsmiddag, dus de week was behoorlijk gevuld. Dat programma is enorm veranderd. Weken geleden is het ziekenhuis logistiek al voorbereid op een enorme toestroom van coronapatiënten. Die hausse is ook gekomen, waardoor alle planbare zorg voor de chirurgische specialismen is stilgelegd. De verkoeverkamer en een aantal operatiekamers zijn ingericht als beademingsunit.
Het aantal fysieke contacten met patiënten is tot het minimum teruggebracht, om besmetting over en weer te voorkomen. Als de artsen en het zorgpersoneel massaal uitvallen, hebben we een dubbel probleem. De chirurgische specialisten hebben een korte bijscholing gehad om ingezet te kunnen worden op de spoedeisende hulp. Onze assistenten zijn na een minicursus interne geneeskunde overgeplaatst naar interne geneeskunde en longgeneeskunde.
Net als veel andere artsen doe ik nu veel telefonisch. Ik heb nogal wat patiënten met chronische prostaatkanker, die kan ik prima op afstand bedienen. Mijn verwachting is dat de zorg na deze epidemie op een totaal andere manier georganiseerd gaat worden, nu we ontdekken hoe veel op afstand kan gebeuren. Veel efficiënter.
Alleen de noodzakelijke operaties gaan door, na zorgvuldige screening op corona, ook bij mensen die geen symptomen daarvan hebben. Vrijdag opereerde ik drie patiënten met blaas- of prostaatkanker, één met verdenking op nierkanker en iemand met ernstige niersteenproblematiek.
Het ziekenhuis lijkt uitgestorven. Je ziet nauwelijks mensen, op de poli’s zit een enkeling of niemand, maar dat geeft een vertekend beeld. Niet alleen patiëntenzorg, ook het maken van beleid, het beoordelen van foto’s en het multidisciplinaire overleg gebeurt nu grotendeels van huis uit, via de digitale weg. De andere besprekingen, zoals opleidingsvergaderingen, zijn opgeschort. Daardoor heb ik het wel wat rustiger gekregen. Je spreidt het werk ook meer over de hele dag. Vaak zit ik ’s avonds nog een poosje achter mijn computer. Daardoor heb ik overdag meer vrije tijd.
Vanwege mijn leeftijd was ik 10 procent minder gaan werken, dus eens in de twee weken ben ik een extra dag vrij. Nu ben ik ook op andere dagen soms wat in de tuin bezig of binnenshuis aan het klussen, want we zijn net verhuisd. Dat voelt dubbel, omdat je weet dat specialisten elders in het ziekenhuis zich uit de naad werken, al begint de druk nu gelukkig wat af te nemen.
Heel bizar vind ik dat de hulpvraag in Nederland verdampt lijkt. Normaal zitten er twee mensen aan de telefoon voor het beantwoorden van vragen van patiënten die we al in behandeling hebben. Nu horen we bijna niets. Ik besef dat straks de inhaalslag komt. Dan krijgen wíj het heel druk.
De situatie is onwezenlijk, ook privé. Als je even in de zon koffie zit te drinken, durf je er eigenlijk niet van te genieten. De keerzijde is dat je door deze epidemie ook met patiënten makkelijker tot een wezenlijk gesprek komt. Gisteren kreeg ik een mooie brief van iemand die ik al jaren in behandeling heb. Hij gaf aan dat de mensheid wordt onttroond. Ik heb geantwoord dat naar mijn overtuiging Gód ons hiermee een lesje leert. We worden indringend bepaald bij onze kleinheid, onze eindigheid en de eeuwigheid. Hopelijk tot verootmoediging, in de eerste plaats persoonlijk.”
„Ik ben een wandelend callcenter geworden”
Naam: Bart van Ooijen (63)
Specialisme: chirurg
Ziekenhuis: Meander Medisch Centrum Amersfoort
„Normaal gesproken ben ik twee dagen in de week aan het opereren en doe ik twee dagen polikliniek. De vijfde dag heb ik wisselend werk. Omdat ik veel oncologische operaties doe, is er voor mij in het operatieprogramma niet zo veel veranderd. We hebben nog net de ruimte om die doorgang te laten vinden. De poliklinische activiteiten verlopen vrijwel allemaal in de vorm van telefonische consulten. Informeren hoe het na de operatie is gegaan en uitslagen bespreken kan prima op die wijze, maar het kost wel meer tijd. Mensen zijn aan de telefoon breedsprakiger en hebben meer vragen dan wanneer je hen in je spreekkamer ziet. Zijn er problemen met de wondgenezing, dan verwijs ik zo mogelijk naar de huisarts. We proberen zo min mogelijk mensen in het ziekenhuis te krijgen, om besmetting van buitenaf te voorkomen. Alleen de nieuwe patiënten met verdenking op kanker zie ik, met de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen.
De helft van het ziekenhuis is hermetisch afgesloten. Waar vroeger onze chirurgische patiënten lagen, vind je nu enkel coronapatiënten: mensen die nog niet naar de ic hoeven. Of die er vanwege hun conditie niet zullen komen. Een aantal van deze mensen overlijdt in korte tijd. Vooral voor de verpleegkundigen neem ik mijn petje af. Onze eerste hulp is gesplitst in een gewone en één voor mogelijk besmette patiënten, waar we in ieder geval alle volwassenen met buikklachten zien. Omdat die klachten een symptoom van Covid-19 kunnen zijn. Deze mensen worden gescreend door middel van een CT-scan van de buik en de longen. Pas als corona is uitgesloten, kun je je volledig richten op de buikproblematiek.
Omdat het bevolkingsonderzoek is gestopt, zien we de instroom van mensen met borst- en darmkanker al afnemen. Toch is mijn week nog behoorlijk gevuld, vanwege de extra tijd die het anders ingedeelde en vormgegeven werk vraagt. Bovendien draaien we als chirurgen mee in het coronarooster, waardoor een deel van mijn sectie op de corona-afdelingen werkt om de longartsen en de internisten te ontlasten. Ook veel van onze assistenten participeren daarin, zelfs op de ic. Het betekent voor mij dat ik nu meer werk doe dat voorheen door arts-assistenten gebeurde. Ik zit ook nog in een coronacrisisteam. Als fase 3 aanbreekt, wat niet te hopen is, word ik met elf collega’s verantwoordelijk voor de selectie op basis van de opgestelde protocollen.
Een deel van het operatiecomplex is nu onderdeel van de corona-ic. Vier van de elf operatiekamers zijn daardoor niet bruikbaar. We kunnen absoluut nog niet inschatten hoelang deze situatie zal duren. Deze epidemie zal in ieder geval ons bezig zijn geruime tijd beïnvloeden; je moet minimaal in maanden denken. Emotioneel-psychisch is het werk belastender, door de onwerkelijke situatie en het grillige van deze ziekte. Als artsen zijn we uitermate voorzichtig. In het ziekenhuis doe je nog gemakkelijker een besmetting op dan elders, zeker als chirurg. Afstand houden is aan de operatietafel niet mogelijk. Een assistent met wie ik vorige week opereerde, is ziek naar huis gegaan op verdenking van corona. Ik heb wel náást hem gestaan.
In het boek Openbaring lezen we wat er over de wereld gaat komen. Dat moeten we niet wegdrukken Je moet oppassen voor profetische uitspraken, maar deze pandemie heeft ons wel iets te zeggen. We horen daarin de naderende voetstappen van de Heere die terugkomt.”
„Ik besef dat straks de inhaalslag komt”
Naam: Frank Visscher (61)
Specialisme: (kinder)neuroloog
Ziekenhuis: Admiraal De Ruyter Ziekenhuis Goes
„Als neuroloog ben je het grootste deel van de week werkzaam op de polikliniek. Dat is door de komst van corona totaal veranderd. Gelukkig kun je in mijn vak veel telefonisch afhandelen. Ik ben een wandelend callcenter geworden, maar je ontkomt er soms niet aan om mensen te laten komen. De oorzaak van ernstige rugpijn en verlammingsverschijnselen laat zich niet via de telefoon vaststellen, ook niet met beeldtelefoon. Ik ben sowieso terughoudend in het gebruik daarvan, want dan weten patiënten meteen je mobiele nummer.
Het is een totaal andere wereld geworden. Ik doe zo veel mogelijk vanuit huis, want we krijgen met z’n allen een beetje smetvrees. Dat moet ook, daardoor gaat het nu wat beter. Heel veel mensen bellen zelf af. Die denken dat het ziekenhuis een poel des verderfs is geworden. Het aantal consulten is met tientallen procenten afgenomen. Tot mijn verbazing verdwijnt een aantal klachten ook. Hoofdpijn bij kinderen bijvoorbeeld, omdat ze minder hoeven te presteren. Zelfs op de spoedeisende hulp komen minder mensen dan voorheen. Veel gaat vanzelf over, maar het wegblijven kan ook gezondheidsrisico’s opleveren.
De specialisten die minder te doen hebben, zijn ingeschakeld voor coronawerk. Een van onze stafbestuursleden is op verzoek een soort uitzendbureau begonnen. Hij vroeg aan elke vakgroep wie zo nodig kan worden ingezet om hand-en-spandiensten te verrichten. Een deel van onze kinderartsen werkt momenteel als zaalarts op de intensive care. Deze collega’s weten veel van interne problematiek, ze zijn alleen aan kleinere formaten gewend.
De neurologen staan een beetje aan het eind van de lijn met reservisten, maar hebben wel hun bereidheid getoond om mee te draaien. We zijn met z’n tienen; met het huidige aanbod aan patiënten kunnen er wel een paar worden vrijgesteld. Omdat ik vorig jaar juli een hersenbloeding heb gehad, laten ze mij erbuiten. Sympathiek, maar ik voel met een beetje een NSB’er tussen verzetsmensen. De voorzitter van de vakgroep zei: „Zo moet je dat niet zien, Frank, jij bent de designated survivor.” De man die de taken kan overnemen als de rest is uitgevallen.
Een positieve kant van deze epidemie is de buitengewone saamhorigheid. Alle vetes zijn begraven, ontroerend om mee te maken. Met z’n allen gaan we ervoor, van de superspecialist tot de schoonmaker. Lukt het dan ook nog om de situatie onder controle te houden, dan ben je dankbaar dat het gaat zoals het gaat. Het wordt wel wat als de situatie weer gaat normaliseren. Dan komt er een stuwmeer aan werk op ons af. We zien nu al dat neurochirurgen van het Erasmus MC in Rotterdam patiënten in Goes komen opereren. Mensen die zo veel pijn hebben dat uitstel van de operatie niet langer verantwoord is. Zelf behandel ik nogal wat kindertjes met spastische benen, met injecties die verslapping geven. Daar moet ik in mei echt mee doorgaan, anders vergroeien die benen en moet je deze kinderen straks gaan opereren. We kunnen de reguliere zorg niet onbeperkt uitstellen.
Door die hersenbloeding was ik al geconfronteerd met de kwetsbaarheid van het leven. De stille sluipmoordenaar die momenteel rondgaat, doet ons dat allemaal beseffen. De epidemie is een roepstem: memento mori. De zekerheden blijken schijn. In onze kerkelijke gemeente hebben we nu elke avond een halfuur van meditatie, voorbede en dankzegging. Ja, het was wel een bijzondere lijdenstijd.”