Door de Bijbel worden geen eenduidige richtlijnen gegeven ten aanzien van orgaandonatie. Hoe vorm je dan als christen een mening over dit kwetsbare onderwerp? In ieder geval door er samen met anderen over te spreken.
Rhodé was nog jong toen een chronische leveraandoening werd gediagnostiseerd. Ze moest snel een levertransplantatie ondergaan. Ze is nu begin 30 en heeft ondertussen een tweede levertransplantatie overleefd. Het maakt haar dankbaar. Ze is vrouw en moeder. „God zorgde voor de mogelijkheden dat ik nog leven mag.”
De vader van Rik kreeg twee jaar geleden op 45-jarige leeftijd onverwacht een hersenbloeding. Er bleek sprake te zijn van onomkeerbare schade. Het vermoeden van hersendood werd uitgesproken, gevolgd door de vraag: „Weten jullie of hij geregistreerd staat als donor?” De moeder van Rik kon dat bevestigen.
Terugkijkend op deze periode, vertelt Rik: „Toen de hersendood was vastgesteld, kwam daar het moment van afscheid nemen. Ik had hier zo graag meer tijd voor willen hebben. Mijn vader ging weg naar de operatiekamer en toen begon het wachten tot hij terugkwam. Het was mijn vader niet meer... zo dood.”
Handvatten
Twee verschillende perspectieven. Ze tonen hoe moeilijk dit onderwerp is. Het is dus belangrijk om hierover na te denken en met anderen in gesprek te gaan. Zodat je voor jezelf een standpunt kunt formuleren op basis van goede argumenten. Daarvoor is allereerst nodig de ethische en Bijbelse aspecten van orgaandonatie scherp te krijgen. Die geven handvatten om het gesprek te voeren en niet te wachten tot je ermee te maken krijgt.
Vooraf is het goed te benoemen dat nergens in de Bijbel een concreet gebod of verbod te vinden is. Het doneren van organen bestond in de tijd van de Bijbelschrijvers nog niet. We moeten het dus doen met afgeleide waarden en normen. Dat maakt dat je met de Bijbel in de hand verschillende accenten kunt leggen en ook verschillende keuzes kunt maken. Elke keuze is daardoor in zichzelf, mits goed overwogen, een goede keuze.
Naastenliefde
De liefde voor de naaste is voor velen een zwaarwegend motief om organen te doneren. Die is ook zeker richtinggevend, maar je kunt niet zeggen dat naastenliefde per definitie orgaandonatie tot plicht maakt. Een mensenleven kan gered worden omdat een ander zijn hart, zijn long of een ander orgaan afstaat. De situatie van Rhodé laat ons dat duidelijk zien.
Het maakt wel verschil of je voor of na je sterven een orgaan (of weefsel) afstaat. Bij leven is het een welbewuste keuze, voortkomend uit naastenliefde. Je draagt daarvan zelf de consequenties. De vraag die dan meespeelt in je overweging om tot een keuze te komen, is: in hoeverre mag je jezelf schade toebrengen om een ander te helpen? Daarin spelen de aard van het risico en de aard van de nood van de ander mee.
Na je overlijden ben je je niet meer bewust van deze daad van naastenliefde die gericht is op de ”onbekende ander”. Wel kan in de keuze voor of tegen orgaandonatie het aspect naastenliefde voor de ”bekende achterblijvende naaste” meespelen. Als kort na het overlijden organen of weefsels moeten worden weggehaald, kan dat voor de nabestaanden heel ingrijpend zijn. Het kan van invloed zijn op het proces van afscheid nemen.
Zo maakt het verschil of iemand wel of niet aan de beademing ligt. Wanneer iemand overlijdt, maar niet aan de beademing ligt, is er minder tijd en ruimte om afscheid te nemen. Het is dan belangrijk zo snel mogelijk over te gaan tot het uitnemen van de organen, omdat dit van invloed is op de kwaliteit van de te transplanteren organen. Overlijdt iemand echter op de intensive care aan de beademing, waarbij er sprake moet zijn van geconstateerde hersendood, dan is er rond het overlijden vaak genoeg tijd om afscheid te nemen.
Hersendood
Bij hersendood is de centrale aansturing van het lichaam uitgevallen. Wel kunnen bloedsomloop en ademhaling nog een poosje kunstmatig in stand worden gehouden, waardoor organen blijven functioneren. Dan lijkt het alsof een hersendode persoon nog leeft: de kleur is normaal, hij voelt warm aan, de borstkas gaat op en neer, het hart klopt nog. Een situatie als die bij de vader van Rik. Emotioneel is de impact groot. Er kunnen twijfels zijn: „Ben je wel echt overleden als je hersendood bent?” „Wanneer verlaat de ziel ons lichaam?” Is dat op het moment dat iemand hersendood is, of pas als alle lichaamsfuncties zijn uitgevallen?
Het is een mysterie waar we de vinger niet voor 100 procent achter kunnen krijgen. Wetenschappelijk kunnen we de ziel immers niet aantonen. Het zijn vragen die de keuze rond orgaandonatie voor velen tot een moeilijke keuze maken.
Ons lichaam
Een ander aspect betreft de integriteit van ons lichaam. Wij geloven dat we ons lichaam van God hebben gekregen. In hoeverre is je lichaam zo persoonlijk, dat het alleen jezelf toebehoort? Staat het je vrij om een deel daarvan aan een ander te geven? En maakt het dan nog uit op welk moment? Voor of na je overlijden?
Christenen denken hierover verschillend. Volgens de een ligt de zeggenschap over je lichaam bij de Schepper, voor en na je overlijden. Volgens de ander mag je je geschapen lichaam, waarover je zelf rentmeester bent, juist inzetten om anderen te helpen en daarmee de Schepper te eren. De vraag is wat zwaarder weegt: naastenliefde, waardoor het leven en welzijn van de naaste die nog in leven is worden gediend, tegenover de integriteit van het menselijk lichaam tot en met het overlijden.
Wanneer we de Bijbel lezen, merken we op dat er duidelijk waardering is voor het menselijk lichaam. Niet alleen je geest, ook je lichaam is waardevol. Met regelmaat komt de vraag of het wegnemen van organen van invloed is op het opstandingslichaam waarover de Bijbel spreekt. Bij de opstanding krijgen we echter een nieuw en ander lichaam. Het ontbreken van lichaamsdelen, zoals ook het geval is na bijvoorbeeld een beenamputatie, staat de Heere niet in de weg om je een nieuw lichaam te geven. Na de dood zal ons lichaam immers tot stof vergaan. Je kunt je afvragen in hoeverre je vanuit dat gegeven delen van je lichaam niet juist mag inzetten om het leven van een ander te redden.
Bewust kiezen
Orgaandonatie vormt een moeilijk onderwerp. Wel een onderwerp dat het waard is om over na te denken. Om over door te spreken met elkaar, om tot een bewuste keuze te komen. Waarbij we eerlijk moeten zeggen dat ”het antwoord” niet zomaar te geven is. Het is zoals Paulus in Romeinen 14:8 en 12 schrijft: „Want hetzij dat wij leven, wij leven de Heere; hetzij dat wij sterven, wij sterven de Heere. Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren. (...) Zo dan, een iegelijk van ons zal voor zichzelf Gode rekenschap geven.”
Zorgvuldigheid
Elke situatie is uniek, vraagt om een persoonlijke afweging. Dat maakt zorgvuldigheid en verantwoordelijkheid nodig. Voor onszelf in het maken van de keuze. En naar elkaar in het respecteren van de keuze. De keuze van Rhodé om vrijmoedig een orgaan te accepteren en de twijfel van Rik, vanwege de emoties die het sterven van zijn vader met zich bracht, mogen naast elkaar blijven bestaan.
De auteur is directeur van de NPV-Zorg voor het leven.