Opinie

Vasten in lijdenstijd; toch maar doen

In de reformatorische traditie heet de periode voor Pasen de lijdenstijd. De rooms-katholieke aanduiding ”veertigdagentijd” raakt echter steeds meer ingeburgerd. Het begrip is vanouds verbonden met de vastentijd. Steekt hiermee oud rooms denken onder protestanten de kop op? En kan dat kwaad?

Dr. A. J. Kunz
22 February 2020 16:22Gewijzigd op 16 November 2020 18:19
„De periode van veertig dagen heeft Bijbelse wortels. Ze is tijd van crisis, van inkeer en verootmoediging, waarin wordt gewacht op de daden van God. Zo bezien kan een beetje vasten ook voor gereformeerde protestanten geen kwaad.” beeld RD, Henk Visscher
„De periode van veertig dagen heeft Bijbelse wortels. Ze is tijd van crisis, van inkeer en verootmoediging, waarin wordt gewacht op de daden van God. Zo bezien kan een beetje vasten ook voor gereformeerde protestanten geen kwaad.” beeld RD, Henk Visscher

De benaming veertigdagentijd heeft oude papieren. Reeds de vroege christenheid kent een vastentijd van veertig dagen, voorafgaand aan Pasen. Rond het jaar 600 bepaalt paus Gregorius de Grote dat de vastentijd 46 dagen voor het paasfeest moet beginnen. De zondagen zijn als feestdagen uitgezonderd; zo blijven er veertig vastendagen over. Dit aantal gaat niet terug op een Bijbels voorschrift.

Het getal veertig herinnert echter wel aan de Bijbel; vooral aan de verzoeking van Jezus in de woestijn, toen Hij veertig dagen en nachten had gevast. De veertigdagentijd begint dan ook met de evangelielezing van de verzoeking in de woestijn.

Het getal veertig duidt op een overgangsperiode; dikwijls op een tijd van crisis. In de rooms-katholieke traditie krijgt dit gestalte in het vasten. Gedurende bepaalde uren van de dag onthoudt men zich van voedsel. De veertigdagentijd heeft het karakter van boete en inkeer, om dichter bij God te komen.

Gegroeide praktijk

De calvinistische reformatie breekt met de veertigdagentijd. Er komen zeven lijdensweken voor in de plaats. Hoewel ook het getal zeven een Bijbelse betekenis heeft, gaat dit aantal evenmin terug op een Bijbelse regel. Er is zelfs nauwelijks kerkelijke besluitvorming over bekend. Alleen de provinciale synode van Assen bepaalt in het jaar 1619 dat de kerk zeven lijdensweken moet houden.

Waarschijnlijk is het een gegroeide praktijk, waarbij aan de zes zondagen voor Pasen een zondag is toegevoegd in verband met het roomse carnaval, voorafgaand aan de vastenperiode.

De reformatoren voegen echter niet alleen enkele dagen aan de veertigdagentijd toe; ze breken ook met de vastentijd. Kenmerkend voor de lijdensweken is de verkondiging van het evangelie van de lijdende Christus.

Deze breuk is opmerkelijk. Calvijn laat namelijk wel degelijk ruimte voor de praktijk van vasten. Dit geldt ook voor een nadere reformator als Voetius. Ze nemen echter nadrukkelijk afstand van de veertigdagentijd als vastenperiode. Zo noemt Voetius het vasten in de weken voor Pasen onzinnig en bijgelovig. Christus vastte als Middelaar. Christenen hoeven Hem daarin niet na te volgen, zo luidt zijn argument.

Imitatie

Hier blijkt het voornaamste bezwaar tegen vasten in de lijdenstijd: het leidt tot imitatie van het lijden van Christus. Het gaat echter niet om wat mensen doen, maar om wat Christus voor zondaren heeft gedaan. Verzoening met God vindt plaats door de verkondiging van het evangelie, niet door menselijke boetedoening.

Protestantse christenen die de term veertigdagentijd gebruiken, moeten dus weten wat ze doen. Historisch gezien stamt deze benaming immers uit een andere traditie dan de reformatorische. De veertigdagentijd is meer liturgisch-ritueel van karakter, terwijl naar protestantse opvatting in de lijdensweken de verkondiging van het kruisevangelie centraal staat. Vastenacties die ook onder protestanten ingang vinden, kunnen daarom met argwaan worden bezien. Ze kunnen immers gemakkelijk de aandacht verleggen van wat Christus deed naar wat zij doen; van het Woord naar het ritueel.

Toch is hiermee niet alles gezegd. Het is te kort door de bocht om het gebruik van de term veertigdagentijd als ritualistisch van de hand te wijzen. Daarbij komt de vraag of het kruisevangelie in reformatorische kerken inderdaad de invulling van de lijdensweken bepaalt.

Waarschuwing

Om met het laatste te beginnen: soms leidt het afronden van prekenseries ertoe dat de lijdenstijd al halverwege is als het lijdensevangelie pas echt aan bod komt; of de tekstkeuze is zelfs gedurende de hele periode nauwelijks op het kerkelijke jaar afgestemd. Nu is deze koudwatervrees voor de lijdensprediking wel te begrijpen. Want wie zal de diepte van Golgotha onder woorden brengen? En kunnen hoorders het aan om zeven weken rond het kruis van Jezus te staan?

Toch is op dit punt een gereformeerde waarschuwing op zijn plaats. De lijdensweken cirkelen immers om het kruisevangelie: voordat God de zonden van de mensen ongestraft kon laten, strafte Hij ze eerst aan Zijn eigen lieve Zoon met de bittere en smadelijke kruisdood. Bij slijtend schuldbesef moet Gods wet klinken, die zondaren overtuigt van schuld; en het evangelie dat Christus bevrijdt van de vloek van de wet, opdat zondaren van genade zullen leven.

Dit vraagt van de hoorders echter wel concentratie. Ook bij hen spreekt Woordgerichtheid niet vanzelf. Er is doordeweeks veel wat om aandacht vraagt. In een vluchtige tijd is het gevaarlijk om rituelen zomaar als roomse vormendienst aan de kant te zetten. Het zoeken van God en de omgang met Hem hebben wellicht juist vormen nodig. Dat wisten Calvijn en Voetius maar al te goed; hun eigen leven legt er een indrukwekkend getuigenis van af. Hun nazaten leven echter in een andere tijd.

Geloofsoefening

Vanuit dit perspectief valt het te overwegen om de lijdensweken toch opnieuw als vastentijd te beschouwen. Hierbij gaat het dan niet om verdienstelijke boetedoening, waardoor mensen dichter bij God proberen te komen, maar om voorbereiding op het gebed, om concentratie om het Woord van God te horen en om de verwachting van de Heilige Geest. Zo opgevat, is vasten geen weg tot God, maar geloofsoefening: U zoekt mijn hart! Veertig dagen lang.

De periode van veertig dagen heeft Bijbelse wortels. Ze is tijd van crisis, van inkeer en verootmoediging, waarin wordt gewacht op de daden van God. Zo bezien kan een beetje vasten ook voor gereformeerde protestanten geen kwaad.

En daarbij gaat het om meer dan niet eten. Niet alleen wat het lichaam vult, maar ook de verzorging van de ziel vraagt aandacht: wat vervult het hart? Ook bij het kruis geldt immers: Hongerigen heeft Hij met goede gaven verzadigd en rijken heeft Hij met lege handen weggezonden (Lukas 1:53).

Veertigdagentijd of lijdenstijd; deze weken cirkelen om het kruis van Jezus. Wie het evangelie van de Gekruisigde gelooft, vast en bidt: Leer mij, o Heer’, Uw lijden recht betrachten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer