Dat leerlingen verschillende leerstijlen zouden hebben is neuromythe
Leerkrachten dienen een aanpak te hanteren die zoveel mogelijk zintuigen stimuleert. Dat leerlingen verschillende leerstijlen zouden hebben, heeft maar een zwakke wetenschappelijke basis.
”Beelddenker: leren door zien” kopte een artikel (RD 14-1). Kinderen die in beelden denken en via beelden leren, zouden problemen hebben in het reguliere onderwijs. Dat zou te sterk gericht zijn op kennisverwerving via het gehoor. Een heldere oproep aan leerkrachten en dyslexiebehandelaars in het basisonderwijs, zou je denken. De wetenschappelijke basis van beelddenken is echter zwak.
Een expert op het gebied van de werking van hersenen in relatie tot gedrag en onderwijs, oud-hoogleraar Jelle Jolles, waarschuwt voor terughoudendheid. Hij schrijft samen met Dekker en Lee: „Het gebied van de neurowetenschappen is breed en zeer complex. Daarom zijn resultaten van neurowetenschappelijk onderzoek lastig te interpreteren voor niet-specialisten. Ook zijn de onderzoeksbevindingen gewoonlijk nog niet te vertalen naar bruikbare toepassingen voor het onderwijs” (in ”Over het vóórkomen en voorkómen van neuromythen in het onderwijs”, 2014). Hierdoor ontstaan gemakkelijk neuromythen, misverstanden rond hersenen en hersenfuncties.
Leerprestaties
Een vaak voorkomende neuromythe is die van de ”leerstijlen”, waaronder beelddenken te scharen valt. Algemeen wordt aangenomen dat er diverse leerstijlen zijn, namelijk visueel, auditief of kinesthetisch (leren door bewegen). Bijna alle leraren die bij het onderzoek betrokken waren (96 procent), dachten dat de leerprestaties van kinderen zouden verbeteren als de leerlingen werden onderwezen in de leerstijl van hun voorkeur. Dit is echter niet juist.
Wat wel klopt, schrijven Jolles en anderen, is dat visuele, auditieve en kinesthetische informatie in verschillende delen van het brein wordt verwerkt. Maar wat blijkt? Deze structuren zijn allemaal met elkaar verbonden. Informatie vanuit verschillende zintuiglijke structuren wordt continu met elkaar uitgewisseld. Deze verbindingen worden ook versterkt als je informatie op verschillende manieren tot je neemt. Volgens Jolles en anderen is het daarom incorrect om aan te nemen dat slechts één zintuiglijke structuur betrokken is bij de informatieverwerking. Het is aannemelijk dat de ontwikkeling gebaat is bij stimulatie van alle zintuiglijke structuren. Er is daarom ook geen bewijs dat de kinderen informatie effectiever verwerken door onderwijs in hun voorkeursleerstijl.
Daarnaast kan de sterke nadruk op één hersenhelft de indruk wekken dat bij de uitvoering van taken maar één hersenhelft actief is. Dit is een misverstand. Altijd zijn beide hersenhelften actief bij de uitvoering van taken. Wel is het mogelijk dat bij sommige taken meer activiteit plaatsvindt in de ene hersenhelft dan in de andere.
Het gevaar ontstaat dat het onderwijsaanbod verschraalt, doordat kinderen alleen onderwijs ontvangen in hun zogenaamde voorkeursleerstijl. In genoemd artikel over beelddenken wordt gesteld dat in het ideale geval kinderen aangepaste instructie krijgen. Laten we er echter voor waken dat andere leerstrategieën minder gestimuleerd worden en leerlingen minder ervaring opdoen in het gebruik van andere zintuiglijke structuren en leermethodes. Dit verkleint de kansen om hun vaardigheden daarin optimaal te ontwikkelen.
Hoog cognitief
Ook moeten we van de mythe af dat beelddenkers de dupe zijn van het sterk auditief gerichte onderwijs. Ten onrechte worden problemen met lezen en spellen dan toegeschreven aan het auditief gerichte onderwijs, terwijl er in werkelijkheid sprake is van dyslexie. Spreken, lezen en spellen zijn hoogcognitieve activiteiten, waarbij het te simplistisch is om te spreken van de inzet van één hersenhelft bij het leren van zulke schoolse activiteiten. Deze vaardigheden vragen de inzet van heel het cognitieve domein. Gezien het belang van geletterdheid en de uitwerking die het achterblijven van deze vaardigheden vaak heeft op het welbevinden, blijft alertheid op mogelijke dyslexie geboden.
Natuurlijk gaat wetenschappelijk onderzoek vaak uit van gemiddelden. Er kunnen altijd mensen zijn die op de ene of andere manier iets makkelijker leren door middel van een beeld dan door middel van woorden, of andersom. De uitdaging voor het onderwijs is om zoveel mogelijk in te zetten op een brede aanpak. Dit pleit ervoor dat leerkrachten en dyslexiebehandelaren zich niet richten op het aansluiten bij één leerstijl (of dat nu een auditieve of visuele aanpak is), maar een aanpak hanteren waarin zoveel mogelijk zintuigen worden gestimuleerd.
De auteur is orthopedagoog NVO bij Driestar educatief.