Standpunt RD rond homoseksualiteit ongewijzigd
In hun studie laten Appelman en Ganzevoort zien dat de aandacht voor homoseksualiteit sinds de oprichting van het RD sterk is toegenomen. Dat is juist, maar de suggestie dat daardoor in reformatorische kring de deur op een kier is gezet voor acceptatie van homorelaties, klopt niet.
De oprichters van het RD beoogden in 1971 een dagblad „dat onder ons volk een dam zou moeten opwerpen tegen de tijdgeest.” Zonder twijfel hebben ze daarbij ook het oog gehad op de seksuele revolutie van de jaren zestig van de vorige eeuw. Als een halve eeuw later zou blijken dat het RD door zijn artikelen juist heeft bijdragen aan acceptatie van homoseksualiteit, zou ik me als hoofdredacteur zeer schuldig voelen. Daarom heb ik het hoofdstuk ”Krant uit de kast” uit het zaterdag gepresenteerde boek met bijzondere aandacht gelezen.
De onderzoekers Appelman en Ganzevoort tonen in hun studie aan dat er in de loop van de jaren steeds meer artikelen over homoseksualiteit verschenen. Dat verbaast me niet. Het zegt weinig, want dit geldt voor alle media. Bij een vergelijking met andere Nederlandse kranten (uit het archief van Delpher, beschikbaar tot 1995) zie je dezelfde pieken en dalen als bij het RD. Overigens, als Appelman en Ganzevoort hun studie hadden kunnen uitbreiden tot eind 2019, dan zou blijken dat het aantal artikelen over homoseksualiteit weer afneemt.
De andere conclusie uit dit onderzoek is interessanter. Appelman en Ganzevoort stellen dat vanaf 2003 gaandeweg meer artikelen verschenen met een pleidooi voor dialoog, dat homo’s toen voor het eerst zelf aan het woord werden gelaten en dat voor het eerst werd toegegeven dat de afkeuring van homoseksualiteit heeft bijgedragen aan discriminatie. Gemeten volgens de ‘acceptatieladder’ van dr. David Bos zou daaruit blijken dat (ook) in het RD de acceptatie van homoseksualiteit toeneemt.
Kort gezegd: de cijfers van Appelman en Ganzevoort overtuigen me in het geheel niet. Al eerder heb ik gewezen op oude artikelen uit het RD-archief die aantonen dat dezelfde geluiden klonken in de jaren zeventig en tachtig. In hun studie ontbreken die, omdat zij artikelen vanaf 1999 analyseerden. Een overtuigend voorbeeld is een toonaangevend achtergrondartikel uit april 1972. Dat haalde zonder twijfel trede 7, mogelijk zelfs trede 8 op de ‘ladder’ van Bos. De auteur was de sociaal pedagoge Sarie van Malkenhorst-Visser, docente aan de Driestar, die destijds regelmatig in het RD schreef. Het artikel begon met het uitgebreide, 1200 woorden tellende relaas van een homoseksuele man afkomstig uit de gereformeerde gezindte (trede 5). Hij vertelde over zijn contacten met jongens: „God heeft mij deze geaardheid gegeven en daarom is het voor mij niet tegennatuurlijk, wanneer ik in alle opzichten met een man samenleef”, en bepleitte een andere interpretatie van de teksten van Paulus (trede 8). Van Malkenhorst keurde dat af, maar sprak wel over homoseksualiteit als geaardheid en betwijfelde of die te genezen was (trede 3). Ze noemde het „zuiver onchristelijk” dat „de kerk in het verleden de homofiele mens aan zijn lot [heeft] overgelaten” (trede 4).” „Wanneer wij met harde veroordeling ons van onze homofiele naaste afkeren, dan vergroten wij zijn eenzaamheid en kunnen hem daarmee tot wanhoop brengen, ja zelfs tot zelfmoord. En dan zijn wij de moordenaars. Wij hebben hem gestenigd met onze stenen van onbegrip, afschuw en minachting.” Oud-hoofdredacteur Janse vertelde me dat op het artikel slechts één reactie gekomen is.
Toegegeven: zulke artikelen verschenen destijds niet elke maand. Maar door de keuze van Appelman en Ganzevoort om zich te richten op de periode vanaf 1999 wekken zij ten onrechte de indruk dat ze eerder niet voorkwamen.
Ook de suggestie dat de acceptatie tussen 1999 en 2016 toenam, is twijfelachtig. Zij baseren zich daarvoor niet op alle artikelen over homoseksualiteit in die periode (in totaal 5100) maar kozen er 97 uit om die te analyseren. Dat is 2 procent, minder dan zeven per jaar. Dat waren niet de hoofdredactionele commentaren maar opiniërende artikelen van uiteenlopende aard en oorsprong.
Het is dus twijfelachtig of die zeven artikelen een beeld vormen van ontwikkelingen in de gereformeerde gezindte. Ook blijft onbekend welk effect het totaal aan artikelen heeft gehad op de lezers ten opzichte van andere invloeden die zij ondergaan: mogelijk hebben de RD-artikelen hen juist vastgehouden bij de klassieke Bijbelse lijnen, ondanks invloed vanuit de samenleving waarin de acceptatie van homoseksualiteit voortdurend toeneemt.
Ondanks deze kritische opmerkingen klopt de slotconclusie van het onderzoek wel. In de loop van de decennia is homoseksualiteit meer bespreekbaar geworden en kan er zeker sprake zijn geweest van een toenemende acceptatie in reformatorische kring. Een groot deel heeft geen moeite met stadium 6 of 7 maar trekt daar een grens en wijst niet de persoon af maar wel de praxis. Dat is ook de lijn van de hoofdredactie: een duidelijke ‘dam’ opwerpen tegen de tijdgeest die stadium 8 wil opdringen en een andere interpretatie van Bijbelteksten bepleit. Maar zoals gezegd, dat was in 1971 ook al zo.
De auteur is hoofdredacteur van het RD.