Rutte wist „vermoedelijk” van Hawija
Premier Rutte is „vermoedelijk” geïnformeerd over mogelijke burgerdoden als gevolg van een aanval van het Nederlandse leger op een IS-doel in het Iraakse Hawija, zegt minister Hennis. Een nieuw debat over de kwestie wacht. Vier vragen.
Waar draait het precies om?
Het Nederlandse leger voerde in de nacht van 2 op 3 juni 2015 in het Iraakse Hawija een aanval uit op een fabriek van IS waar bommen werden gemaakt. Daarbij vielen waarschijnlijk ongeveer zeventig slachtoffers. Hoeveel van hen burgerdoden zijn, is volgens Defensie niet te zeggen. Minister Bijleveld berichtte de Kamer begin deze maand dat haar voorganger, minister Hennis, de Kamer enkele weken na de aanval verkeerd informeerde door te stellen dat er, voor zover op dat moment bekend, geen sprake was van Nederlandse betrokkenheid bij burgerslachtoffers door luchtaanvallen in Irak.
Er is toch al over gedebatteerd?
Dat klopt. Bijleveld overleefde toen ternauwernood een motie van wantrouwen. Slechts een krappe meerderheid van de Tweede Kamer nam genoegen met haar „oprechte excuses.”
Met het debat was voor de Kamer de kous echter niet af. Integendeel. Bijleveld had namelijk laten weten dat het „aannemelijk” is dat „de meest betrokken ministeries” over „het bestaan” van Amerikaans onderzoek naar de kwestie zijn geïnformeerd. De minister lichtte toe dat het bij de meest betrokken ministeries om Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken (BZ), Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en Veiligheid en Justitie (V en J) gaat. Die ministeries zitten samen met Defensie in de ambtelijke Stuurgroep Missies en Operaties (SMO). Dat een ministerie iets weet, betekent overigens niet dat daarmee ook de betreffende bewindspersoon op de hoogte is.
De Kamer wilde weten wie wat wist en op welk moment. Die vraag bleek moeilijk te beantwoorden. Daarover stuurde Bijleveld maandag een brief.
En, wie wist wat, en wanneer?
Die vraag wordt slechts deels beantwoord, hoewel „al het mogelijke” is gedaan „om informatie vast te stellen.”
De SMO kwam op 4 juni bijeen. Daarbij is gesproken over de aanval en de mogelijkheid van burgerdoden. De ministers van Defensie, BZ en V en J werden schriftelijk geïnformeerd over het besprokene. Op de andere ministeries kon kennis worden genomen van de besluitenlijst.
Ook het geheugen van oud-ministers is geraadpleegd. Hennis zegt dat zij zich herinnert dat ze in juni 2015 toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Bert Koenders (PvdA) mondeling heeft geïnformeerd en „vermoedelijk” ook premier Mark Rutte. „Zij stelt daarbij dat de toon van de boodschap niet alarmerend zou zijn geweest, maar dat zij feitelijk melding maakte van een secundaire explosie na inzet van Nederlandse F-16’s, de oorzaak van de explosies, en dat nader onderzoek moest vaststellen of er burgerdoden zouden zijn gevallen. Hierbij zijn geen aantallen genoemd”, schrijft Bijleveld over haar voorganger. Rutte en Koenders hebben echter „geen herinnering aan een dergelijk gesprek”, hoewel Rutte niet wil uitsluiten dat het wel heeft plaatsgevonden.
Hoe gaat het nu verder?
Vermoedelijk deze week nog debatteert de Kamer opnieuw over de kwestie. Voor veel partijen zal de blijvende onduidelijkheid moeilijk te verkroppen zijn. Niet helemaal uit te sluiten valt dat Bijleveld alsnog het veld ruimt. Onder de streep blijft Defensie de spil in de kwestie. Ook is over de rol van haar departement het meeste bekend.