Dekker: Draagmoederschap en deelgezag nog deze kabinetsperiode regelen
Het moet mogelijk zijn om in deze kabinetsperiode zowel het niet-commerciële draagmoederschap als het deelgezag voor stief- en/of pleegouders te regelen.
Dat zei een hoopvolle minister Dekker (Rechtsbescherming) donderdag in een Tweede Kamerdebat. De bewindsman wil ook werk gaan maken van een draagmoederbank; een niet-commerciële bemiddelingsinstantie tussen wensouders en draagmoeders.
Begin juli liet het kabinet weten voornemens te zijn met nieuwe regels te komen. De kabinetsbrief daarover was een reactie op het eind 2016 verschenen rapport van de Staatscommissie Herijking Ouderschap. Daarin raadde de commissie allereerst aan te regelen dat kinderen in Nederland vier juridische ouders kunnen krijgen in plaats van maximaal twee. Verder moest ook het altruïstische draagmoederschap worden gelegaliseerd.
Aan het eerste advies geeft het kabinet geen gehoor. Binnen de coalitie van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie is daarvoor te weinig draagvlak. Ook is Rutte III ervoor beducht dat meerouderschap een bron voor conflictueuze opvoedsituaties en/of echtscheidingen zou kunnen zijn. Daarom is afgesproken in deze kabinetsperiode alleen met een regeling voor deelgezag te komen; gericht op het oplossen van praktische problemen waar mede-opvoeders nu soms tegen aan lopen, bijvoorbeeld in het contact met de school of bij een bezoek aan de huisarts.
D66-Kamerlid Bergkamp vindt dat teleurstellend, zei ze donderdag. Via een motie wil ze Dekker dwingen alvast in kaart te brengen welke praktische knelpunten aan de spoedige invoering van het meerouderschap in de weg staan. De gedachte is dat een volgend kabinet het regelen daarvan dan versneld ter hand kan nemen. De motie kan waarschijnlijk rekenen op een Kamermeerderheid.
Een regeling voor draagmoederschap komt er als het aan het kabinet ligt wel. Die stap is vooral bedoeld om de rechtszekerheid van de wensouders te vergroten. Omdat de biologische moeder na de bevalling de juridische ouder is, moeten wensouders nu allerlei stappen zetten om het kind als hun kind geregistreerd te krijgen. Vanuit het oogpunt van het kinderwelzijn wil het kabinet daarvan af.
Onderdeel van het voorstel is ook dat het vrouwen vrijstaat zich openlijk als draagmoeder beschikbaar te stellen. Ook pogingen van wensouders om een sociale draagmoeder te werven zijn toegestaan. Dekker zei in het debat dat hij voor dergelijke niet-commerciële bemiddelingsactiviteiten een draagmoederbank in het leven wil roepen. De afdeling voortplantingsgeneeskunde van het VUmc heeft daar vorig jaar al voor gepleit.
CDA en ChristenUnie keerden zich in het verleden beide tegen het legaliseren van draagmoederschap. Het CDA is inmiddels bereid een regeling daarvoor te steunen. Doorslaggevend daarvoor is de rechtszekerheid voor wensouders en kind. Het CDA heeft ook goede hoop dat een regeling kan voorkomen dat wensouders in zee gaan met een dubieuze vruchtbaarheidskliniek in het buitenland.
De partij huldigt tegenwoordig ook het standpunt, net als de Staatscommissie Herijking Ouderschap overigens, dat biologisch ouderschap op één lijn is te stellen met intentioneel ouderschap. Dat houdt in dat het voor de ouder-kindrelatie en de daaraan verbonden rechten en plichten niet zou moeten uitmaken of er sprake is van een genetische verwantschap of van een intentie bij de wensouders om het kind geboren te laten worden. „Wat een relatie tot een echte relatie maakt, is de genegenheid om voor anderen te willen zorgen”, zei CDA-woordvoerder Van Toorenburg in het debat. CDA Pride, een nieuw netwerk van lhbti’ers, voerde binnen de partij een lobby voor de draagmoederregeling.
De ChristenUnie houdt bezwaren, maakte CU-Kamerlid Van der Graaf duidelijk tijdens het debat. „Het draagmoederschap heeft in ons land nog geen grote vlucht genomen. Wat is dan de noodzaak om het toch wettelijk te regelen?”, vroeg ze aan Dekker. Van der Graaf vreest dat de regeling een aanmoedigende werking kan hebben op vrouwen om voor het draagmoederschap te kiezen. Ook maakt ze zich zorgen over de kwetsbare positie van draagmoeders. Het maken van een juridische regeling is volgens haar geen garantie voor het voorkomen van schrijnende of onwenselijke situaties.
Als de draagmoederschapswet in de Tweede Kamer ligt, hebben de coalitiefracties de ruimte om een eigen afweging te maken. „Op basis van wat ik nu hoor, heb ik niet de verwachting dat de ChristenUnie de regeling zoals die nu naar de Kamer is toegekomen zal steunen”, zei Van der Graaf. Op haar aandringen zei Dekker dat hij bij de evaluatie van de wet ook aandacht wil voor de psychosociale situatie van uit draagmoeders geboren kinderen die opgroeien bij de wensouders.
SGP-Kamerlid Van der Staaij vroeg zich in het debat af wat partijen bedoelen als ze zeggen te willen handelen in het belang van het kind. Hij wees op het risico dat veel regelingen, zoals die van het meerouderschap, bij nader inzien vooral worden opgetuigd voor de belangen van wensouders. „Kinderen weghalen bij hun biologische ouders of hun natuurlijke moeder is niet zonder risico’s”, schetste Van der Staaij. Hij wees op adoptiekinderen die het op latere leeftijd als een enorm gemis kunnen ervaren als ze geen compleet beeld hebben van hun afstemming en hun verwantschap met familieleden. „Vanwege dat risico vinden we adoptie alleen een gerechtvaardigde keus als het kind niets meer van zijn natuurlijke ouders te verwachten heeft. Waarom creëren we hier dan opzettelijk situaties waarin het kind niet opgroeit bij de natuurlijke ouders?’, aldus het Kamerlid. „Is het wenselijk om kinderen te ontwortelen en zo de pijn van de kinderloosheid als het ware op hen over te dragen?”, vroeg Van der Staaij zich af. „Laten we voorzichtig zijn. Kinderen hebben in deze discussie geen stem.”