In zeventig jaar Volksrepubliek China is de economie spectaculair verbeterd, maar de geloofsvrijheid niet. China moet, nu welvaart is bereikt, de weg inslaan naar welzijn, meer mensenrechten en religieuze diversiteit.
China is ’s werelds dichtstbevolkte natie, grootste exporteur en op één na grootste economie. Meer dan 700 miljoen mensen zijn de afgelopen vier decennia uit de armoede getild. Het land heeft echter nog weinig gepresteerd wat betreft mensenrechten, in het bijzonder de vrijheid van religie.
De situatie lijkt er zelfs te verslechteren. Bij een conferentie van mijn collega-Europarlementariër Šojdrová en ik, vorige maand in het Europees Parlement, meldden academici en ngo’s dat de vervolging van religieuze minderheden sterk is toegenomen. Zelfs tot een niveau dat sinds Mao’s Culturele Revolutie (1966-1976) niet meer is waargenomen.
In het afgelopen jaar is China zestien plaatsen gestegen op de wereldwijde ranglijst van landen met de ergste christenvervolging. Het land staat nu op nummer 27 op de lijst van Open Doors International, een organisatie tegen christenvervolging.
Waarom is de situatie er zo snel verslechterd? Het lijkt erop dat de Chinese overheid bang is voor de kerk. Het christendom is de grootste sociale macht die niet door de overheid wordt gecontroleerd. China heeft ongeveer 97 miljoen christenen - meer leden dan de Communistische Partij. Het christendom groeit, ondanks de tegenwerking.
In februari 2018 heeft de overheid de onlineactiviteiten van kerken beperkt en jongeren verboden om kerkdiensten bij te wonen. De bureaucratie voor kerken die een bouwvergunning aanvragen, is enorm. Sinds vorig jaar zijn ongeveer 7000 kruizen van kerkdaken verwijderd. Aan congregaties is gevraagd psalmen te vervangen door het volkslied en de Chinese vlag hoger dan het kruis te laten wapperen.
Dit zijn inbreuken op het recht op vrijheid van godsdienst of overtuiging, vastgelegd in artikel 18 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens én artikel 36 van China’s grondwet.
Sinds president Xi Jinping in 2013 aan de macht kwam, probeert hij alle religies in overeenstemming te brengen met het communistische denken. Er zijn vijf officiële religieuze verenigingen: boeddhisten, taoïsten, moslims, protestanten en rooms-katholieken. De overheid benoemt de leiders en controleert het onderwijs. Niet vreemd dat miljoenen christenen kiezen voor ‘ondergrondse’ kerken. Maar de overheid gedoogt die steeds minder. Alleen al in één district in Henan moeste 410 kerken dicht.
Christenen zijn niet de enige religieuze minderheid die lijdt. Volgens advocaten werden vorig jaar 931 Falun Gong-beoefenaars gearresteerd. Tibetaanse boeddhisten die weigeren de Dalai Lama te bekritiseren, zijn uit kloosters verdreven en gemarteld.
Misschien wel het schokkendst is de behandeling van moslim-Oeigoeren, van wie er een miljoen gevangen zitten in detentiekampen. Hun misdaden kunnen zijn: een baard laten groeien, op hun gsm WhatsApp hebben, contact opnemen met buitenlandse familieleden of bidden in de moskee.
Speciale EU-gezant
We moeten erop blijven aandringen dat EU- en VN-waarnemers regio’s en kampen mogen bezoeken, als eerste stap om ernstige schendingen van de mensenrechten te bestrijden.
De EU kan nog meer, gezien haar economische macht. Ze is de grootste handelspartner van China, met een bilaterale goederenhandel van 1,5 miljard euro per dag. We moeten daarom het thema mensenrechten koppelen aan elke discussie over economische betrekkingen met China.
Verandering komt door persoonlijke ontmoetingen tussen leiders. Ook als Europees Parlement kunnen we hameren op vrijheid van religie of geloof en de problemen van minderheden, wereldwijd.
Tot slot moeten we de Europese Commissie aanbevelen een speciale EU-gezant voor geloofsvrijheid te herbenoemen.
China ziet Taiwan als een afvallige provincie die zich moet aansluiten bij het ‘moederland’. Maar de waarheid is dat China kan leren van Taiwan. De 23 miljoen Taiwanezen tonen dat welvaart goed kan samengaan met ruimte voor religie en mensenrechten.
Taiwan is dus een belangrijke bondgenoot in de regio. Daarom bezocht ik deze week zelf Taiwan met een delegatie van het Europees Parlement. Christenen in Taiwan vrezen dat hun geloofsvrijheid zal afnemen, door druk van China. Ik probeerde hen daarom een hart onder de riem te steken. In gesprekken met politici gaven we onze kijk op mensenrechten en deelden we het belang van godsdienstvrijheid. Zo spraken we met christelijke leiders, president Tsai Ing-wen, parlementsvoorzitter Jia-Chyuan en de onderminister voor de relatie met China, dr. Ming-Chi Chen.
Taiwan geeft China het goede voorbeeld door religieuze minderheden te respecteren. Het is onze plicht om China hierop te wijzen.
De eerste zeventig jaar van de Volksrepubliek China kenden snelle economische vooruitgang. Nu welvaart is bereikt, moet China de weg durven inslaan naar welzijn, meer mensenrechten en religieuze diversiteit. Waarom zou het bang zijn voor een kerk?
De auteur is lid van het Europees Parlement namens de SGP.