Yvonne Zonderop: strijder voor herwaardering van religie
Ze formuleert zorgvuldig. Maar twijfel over haar tegendraadse boodschap heeft Yvonne Zonderop (1955) niet. Haar boek ”Ongelofelijk”, over de terugkeer van religie in de maatschappij, veroorzaakte een kleine aardbeving onder moderne denkers. „Het is een groot misverstand dat religie enkel iets persoonlijks is wat plaatsvindt achter de voordeur.”
Haar staat van dienst is indrukwekkend. Haar kennis niet minder. In het appartement in Amsterdam waar ze met haar man woont liggen overal boeken met indrukwekkende titels. „Ik heb heel veel gelezen en onderzoek gedaan. Ik blijf ten diepste wel journalist.”
Journalist was ze eerder bij de Volkskrant, waar ze een aantal jaren deel uitmaakte van de hoofdredactie. „Maar op een gegeven moment ben ik voor mezelf begonnen. Dat was wel een sprong in het diepe. Gelukkig heeft het goed uitgepakt.”
Ondertussen publiceert ze in diverse kranten en tijdschriften, is ze commissaris bij het Financieele Dagblad en wordt ze veelvuldig gevraagd om debatten te leiden. „En sinds dat ”Ongelofelijk” verscheen, word ik echt platgebeld door journalisten.”
Yvonne Zonderop heeft een hekel aan ijdelheid. Daarom wil ze liever over haar boek dan over haarzelf praten. Maar ze snapt ook wel dat het een niet losstaat van het ander.
Ze is opgevoed in een rooms-katholiek gezin. „Pas later kwam ik erachter dat bijvoorbeeld m’n moeder zelf niet echt geloofde. Maar we zaten nu eenmaal in de katholieke zuil en dan volg je de gebruiken. Je kunt niet anders.”
Ooit vroeg ze haar moeder hoe het in de hemel zou zijn. „Toen kwam er een antwoord dat ik daar eeuwig naast Jezus zou zitten. Ik kon er helemaal niets mee. Had ze gezegd dat het een plaats zou zijn waar God in alles is, dan had het geloof mij misschien niet zo koud gelaten.” Ze zwijgt. „Ach, je weet het niet.”
Via allerlei contacten werd in haar iets levendig wat haar belangstelling greep; een fascinatie voor religie, en dan vooral voor het christendom. „Dat bleek in mijn omgeving een taboe. Het viel me op hoe badinerend mensen die zichzelf ontwikkeld noemden, deden over godsdienst. Dat was voor domme mensen. En daar kun je in de moderne tijd natuurlijk niks meer mee. Dat prikkelde me en ik ging op onderzoek uit.”
Wat leverde dat onderzoek u op?
„Dat we in dit land in de secularisatiegolf niet alleen de beknellende structuren van de kerk hebben afgeworpen, maar alles van religie bij het grofvuil hebben gezet.”
En?
„Dat heeft geleid tot een groot gemis in onze maatschappij. Het christendom heeft een enorme culturele erfenis opgeleverd, maar die kennen we amper nog. Oude vormen van verbinding zijn verdwenen en daar zijn nog geen nieuwe voor in de plaats gekomen. Het idee was dat religie alleen nog achter de voordeur beoefend zou worden en het publieke domein strikt neutraal was. Dat was echt een grote vergissing. Want mensen die geloven, willen daar natuurlijk ook naar handelen.”
En dat zegt een vrouw die zelf niet gelooft in de orthodoxe zin van het woord.
„Nee, dat klopt. Ik ben niet gelovig in die zin dat ik geloof in een persoonlijke God. Maar ik noem mezelf vol overtuiging een cultuurchristen. Omdat ik erachter ben gekomen dat Nederland een land is dat gestoeld is op het christendom. Onze rechtsstaat is heel christelijk. Het is een staatsvorm waarin iedereen evenveel waard is. Noem dat gerust een van de grondwaarden van het christendom. Het is geen toeval dat alle landen waar een democratische rechtsstaat heerst een dominante christelijke cultuur kennen.”
Hoe verklaart u het dat alleen al dit zo benoemen een taboe is in onze maatschappij?
„De verzuiling is een tijd lang dominant geweest in Nederland. Ik heb dat zelf nog meegemaakt als kind: alles in mijn omgeving was katholiek. Geloof was niet zozeer een kwestie van inspiratie, van spiritualiteit, maar van gehoorzamen aan de juiste regels. Met de ontzuiling hebben talloze mensen zich bevrijd van die knellende regels. Van meneer pastoor of de dominee die het hele leven meende te kunnen regelen. Honderdduizenden mensen, juist ook van mijn leeftijd, trokken de kerk uit en voelden zich bevrijd. De welvaart steeg, het ging goed in ons land en men vierde de vrijheid op alle terreinen. We hadden God helemaal niet meer nodig. Dachten we.”
Dat klinkt niet alsof er iets gemist werd.
„Aanvankelijk was dat ook niet zo. Maar vrijheid kan ook ontheemd voelen als er niemand is die bij moeilijkheden naar je omkijkt. Ik zeg niet dat mensen die niet religieus zijn niet naar anderen omzien. Zeker niet. Maar de kerk bood daarvoor een structuur. Je hoorde ergens bij. En het verhaal van geloven is groter dan jezelf. Het idee dat religie vooral een beperking met zich meebrengt van de persoonlijke vrijheid, heeft lang de toon gezet. En allerlei mensen denken er nog steeds zo over. Maar inmiddels zien we dat een leven zonder spiritualiteit voor veel mensen leeg is. En ook het idee dat individuele vrijheid het allerhoogste is wat een mens kan bereiken, staat de laatste tijd ter discussie, vooral bij jongeren.”
Heeft het doorbreken van dat taboe u veel kritiek opgeleverd?
„Integendeel. Sinds het verschijnen van m’n boek ”Ongelofelijk” word ik overspoeld door aanvragen om te komen praten. Zeker ook bij kerken of kerkelijke clubs. Zozeer zelfs dat ik nu vaak zeg: U moet het voor mij ook een beetje interessant maken om te komen, anders wijs ik het verzoek af, want ik hoor mijzelf als een grammofoonplaat steeds hetzelfde verhaal afdraaien, zo graag willen mensen het horen.”
In uw boek schuwt u kritische woorden niet. Bijvoorbeeld richting GroenLinks of D66. Stonden ze niet boos bij u op de stoep?
„Welnee. Bij GroenLinks zou ik uitgenodigd worden voor een gesprek. Maar ik heb nooit meer iets gehoord. Juist in linkse hoek blijft het stil. In de Haagse politiek is religie een heikel onderwerp geworden. Men heeft het er liever niet over. Er is nog steeds een grote terughoudendheid om te spreken over persoonlijke religieuze beleving of de christelijke wortels van Nederland. Zo durft premier Mark Rutte als het gaat over Kerst alleen te zeggen dat hij hecht aan de kerstvakantie. Hij maakt er geen geheim van dat hij een belijdend christen is. Maar politiek, als leider van dit land en leider van de VVD, spreekt hij er niet over. Dat heeft te maken met die angst voor religie in het publieke domein.”
Is Nederland daarin bijzonder als je kijkt naar andere Europese landen?
„Ja, absoluut. Kijk naar de staatsbegrafenis van Chirac in Frankrijk. Als er één land is dat een neutrale staat voorstaat, is het Frankrijk wel. Maar op belangrijke momenten grijpt men onbekommerd terug op het christendom met een grootse uitvaartmis. Dat kan hier niet, dat doe je niet. Terwijl in Engeland de aartsbisschop van Canterbury vanwege zijn functie gewoon in het Hogerhuis zit.”
Tijdens de herdenking van de ramp met de MH17 had er van u best een christelijk lied mogen klinken.
„Ja, waarom niet? Natuurlijk met respect voor niet-christenen. Maar het krampachtige wegblijven bij alles wat riekt naar religie is fout en achterhaald. Het speelt een bepaald soort politici in de kaart die munt willen slaan uit die moeizame omgang. Neem het geroep van Wilders en Baudet over onze joods-christelijke cultuur. Als niemand anders die erfenis claimt, kunnen wij dat wel doen, denken ze. En dat wordt dan gebruikt om te fulmineren tegen bijvoorbeeld islamitische immigranten. Ze weten niet of nauwelijks wat dat joods-christelijke inhoudt. Maar ze kunnen het blijven roepen omdat er geen christenen zijn die zeggen: Ho, stop, dat laten we niet enkel door jullie claimen en wij zullen eens zeggen waar het christendom volgens ons voor staat.”
U verwijt christelijke organisaties dat ze niet voor het christendom opkomen?
„Verwijten is een zwaar woord. Maar ik vind wel dat vooral organisaties met de c van christelijk deze niet meer goed weten in te vullen. Ik heb het dan niet over partijen als de CU of de SGP. Maar wel over CDA, KRO/NCRV of bepaalde stromingen in het bijzonder onderwijs. Juist zij zouden uit hun oorspronkelijke inspiratie moeten putten voor een hedendaagse vertaling van die erfenis.”
De inhoud die politici als Wilders en Baudet aan het begrip christelijk geven, deelt u niet. Maar wat is christelijk volgens u dan wel?
„Dat is niet makkelijk te omschrijven. Maar ik denk dat we er met een zin als: iedereen is evenveel waard, ongeacht zijn of haar bijdrage, het dichtste bij komen. Dat is ook precies de grote waarde die ik als een fundament onder onze rechtsstaat zie liggen. En die mag en moet weer benoemd worden.”
U noemt zich een cultuurchristen en zegt niet te geloven in een persoonlijke God of in het feit dat Jezus naar de wereld kwam om verzoening te doen voor de zonde. Maakt u van het christendom geen buffetgeloof waar je alleen uit pakt wat je lijkt?
„Nee, dat denk ik niet. Het christendom kent niet één lijn, één omschrijving. Er zijn er talloze. Ik geloof ontzettend in de verbinding die het christendom predikt. Het is een godsdienst die zich wil uitstrekken tot de hele mensheid. Daarom zijn de zwarte bladzijden in de geschiedenis van het christendom ook zo triest. Dat zijn er vele, zoals de kruistochten of de inquisitie. In de geschiedenis zijn er verder altijd rekkelijken en preciezen geweest. Nou, ik ben een rekkelijke. En ik zeg eerlijk: ik voel me niet aangetrokken tot orthodoxe vormen van geloven. Niet in het christendom, maar ook niet in het jodendom of bij de islam. Als het gaat stollen in regels en dogma’s ben ik er niet meer bij. Alle vormen van absolutisme zijn volgens mij gedoemd.”
Stel, een reformatorische school leert de kinderen dat homoseksualiteit zonde is. Mag dat, of moet de subsidie dan worden ingetrokken?
„Dat is een moeilijke vraag. Grondrechten kunnen botsen in ons land. Ik hecht zeer aan de vrijheid van godsdienst en aan de vrijheid van meningsuiting. Maar vrijheid is nooit absoluut.”
Dus?
„Ik heb zelf grote moeite met dat standpunt, maar zolang de gezondheidstoestand van de kinderen niet in het geding komt, ben ik geneigd te zeggen dat dit mag. Maar nogmaals: absoluut is die vrijheid nooit.”
Wie is God voor u?
„Ik zal u iets wonderlijks vertellen. Ik heb ooit een droom gehad waarin ik, in een setting van licht en schaduw, een stem hoorde die zei: „Ik ben er altijd.” Dat was voor mij de stem van God.”
Orthodoxe christenen zouden wellicht zeggen: God heeft u tot inkeer willen brengen.
„Ik weet de grote rol die dromen spelen in bijvoorbeeld het Oude Testament. Dat God Zich openbaarde, zoals gedacht werd. Voor mij was deze droom echter geen oproep maar een bevestiging van het menselijke verlangen naar heelheid en compleetheid. Ons leven is nu eenmaal onvolkomen en tijdelijk. God belichaamt ons verlangen naar een absolute heelheid. Hij is heel en Hij is er altijd.”
Gelooft u in een hiernamaals?
„Ook dat is een oerverlangen van de mens. Dat er een bestaan komt dat niet tijdelijk is en niet gebroken. Ik ben geneigd te zeggen dat de dood het einde is.”
Door uw boek staat u ineens in de belangstelling, ook bij orthodoxe christenen. Voelt u zich soms door hen geclaimd?
„Nee hoor, ik ben duidelijk genoeg om dat niet te laten gebeuren. Maar dat wil niet zeggen dat ik geen respect heb voor deze groep mensen. Neem de SGP en de CU: die durven duidelijk te maken waar ze voor staan. Ze hebben een verhaal en ze dwingen respect af met hun duidelijke stellingnames. De jongere generatie weet vaak niets meer van het geloof. En heeft er dus ook geen afkeer van, maar is juist nieuwsgierig. Dat is de paradox van die sterke ontkerkelijking. Mensen onder de veertig weten soms het verschil niet tussen Pasen en Pinksteren. Dat is een gemis, maar het maakt ook dat die generatie openstaat voor religie. Ze hebben geen last van het verzuilingstrauma dat aan mijn generatie kleeft. Daarbij zie je ook allerlei nieuwe initiatieven, vooral in de grote steden, die aanslaan, juist bij jongeren.”
Uw pleidooi voor een herwaardering van religie komt voor veel moderne mensen uit onverdachte hoek. Wordt u in uw eigen kringen niet als enigszins achterlijk afgeschilderd?
„Haha, als ik mijn generatiegenoten wil plagen, zeg ik vaak: door religie niet serieus te nemen, laat jij je juist kennen als een provinciaal. Het is volstrekt niet in overeenstemming met ontwikkelingen in de wereld, waar vier op de vijf wereldbewoners religieus zijn. De opvatting dat religie een privézaak is, is op wereldschaal gezien onhoudbaar. Het is een kleingeestige gedachte die bovendien niet waar is. De Amerikaanse politiek filosoof Michael Sandel zegt: Als het publieke domein echt neutraal wordt, is het leeg. Dan gaan mensen zoeken naar houvast. En dan krijg je dat groepen tot zondebok worden gemaakt. Voor mij is overduidelijk dat de tijd waarin we leven niet postchristelijk maar postseculier is. Religie heeft toekomst.”
Yvonne Zonderop
Yvonne Zonderop (1955) is zelfstandig auteur, gespreksleider en bestuurder. Ze schrijft als vaste medewerker sinds 2010 voor de Groene Amsterdammer over diverse maatschappelijke vraagstukken. Ook is zij columnist bij SER Magazine en commissaris bij het Financieele Dagblad. Naast haar werk als journalist geeft ze lezingen en treedt ze op in panels.
In de jaren tachtig werkte ze als parlementair journalist, onder meer voor de Volkskrant, waar ze van 1995 tot 2003 de eerste vrouwelijke adjunct-hoofdredacteur was.