Op 5 oktober werd in Zwolle het christelijke duurzaamheidsevenement Groen Geloven gehouden. Er waren 500 plaatsen, die al twee maanden voor aanvang waren uitverkocht. Blijkbaar is duurzaamheid een serieus thema geworden onder christenen.
Het is nu bijna vijfentwintig jaar geleden dat ik begon met Time to Turn, een jongerenbeweging gericht op bewustwording binnen de kerken over zorg voor het milieu. Het woord duurzaamheid werd nog niet gebruikt. Ook toen organiseerden we workshops op christelijke evenementen. Vaak kwamen er maar vijf tot tien mensen op af. Mensen die zich al jaren inzetten voor energiebesparing en afvalscheiding, maar nog weinig begrip vonden bij hun kerkgenoten. Hun belangrijkste vraag was toen: Hoe krijg ik anderen mee?
Niet alleen in de kerk, maar in de hele maatschappij staat duurzaamheid inmiddels prominent op de agenda. Het gaat om urgente vraagstukken, waar we niet langer omheen kunnen. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) publiceert alarmerende rapporten over de teruggang in de bodemvruchtbaarheid en de gevolgen van klimaatverandering. Zaken die ons allemaal raken of zullen gaan raken. De vraag vanuit de christelijke gemeenschap is nu veel meer: hoe verbinden we dit met ons geloof? Zouden we als christenen niet voorop moeten lopen waar het zorg voor Gods schepping en onze medemens betreft? Dat laatste is zeker niet gebeurd, maar er vindt wel beweging plaats.
Christenen motiveren duurzame keuzes meer door zorg voor de naasten, vaak ver weg, die als eersten te maken krijgen met de gevolgen van klimaatverandering. Mensen die wonen op plekken waar overstromingen voorkomen of juist grote droogte dreigt. Mensen die voor een oneerlijk loon onze producten in elkaar naaien of lijmen, in onveilige fabrieken. Die beelden vinden aansluiting bij christenen die zoeken naar hoe ze het liefhebben van de naaste vorm kunnen geven. Natuurlijk beseffen zij ook dat door een keer een ‘eerlijke’ jurk te kopen niet het hele systeem op de kop gaat, maar het is wel een mogelijkheid om bij te dragen aan gerechtigheid.
Rentmeesterschap blijft een belangrijke motivatie. Het begrip wordt al lang gebruikt in relatie tot zorg voor de aarde, terwijl het in de Bijbel nergens voorkomt in verband met natuur of milieu. Wat aanspreekt is de zorg, het gegeven dat je als rentmeester geen eigenaar bent, maar iets beheert van een Ander, en het principe dat je alleen de opbrengst van de natuur kunt gebruiken en niet aan de basis moet komen. Dus wel de appels oogsten, maar de boom laten staan voor het volgende jaar.
Ik heb moeite met het begrip rentmeesterschap, omdat het ook lang is gebruikt als argument voor een almaar efficiëntere manier van omgang met grondstoffen voor een zo hoog mogelijke opbrengst, met te weinig oog voor de biodiversiteit of de naasten verder weg.
Een bepaalde groep christenen houdt milieuzorg af vanwege het argument dat duurzaamheid een nieuwe religie zou zijn, waar je je verre van moet houden. Binnen de milieubeweging zijn er inderdaad altijd wel mensen geweest die hun handelen in het religieuze trekken en spreken over ”moeder aarde”. Maar binnen de kerken ben ik een gerichtheid op duurzaamheid als religie nog nooit tegengekomen. Ik vermoed dat religie hier te gemakkelijk als argument wordt gebruikt om het onderwerp duurzaamheid aan de kant te schuiven en er niets mee te hoeven doen.
Wat de afgelopen decennia zeker wel is toegenomen, is het besef dat je een persoonlijke verantwoordelijkheid hebt. Niet in de zin dat duurzaamheid maakbaar zou zijn. Verre van dat, het is een complex probleem. Wel in de zin dat mensen niet langer naar een ander kunnen wijzen als er stappen gezet moeten worden, maar zelf, binnen het bereik van hun invloedssfeer, verantwoordelijkheid nemen voor de keuzes die ze maken. Groen Geloven liet weer zien hoe die verantwoordelijkheid is geworteld in het liefhebben van God en de naaste en in de navolging van Christus, die ons in de Bergrede een spiegel voorhoudt over onze omgang met en gerichtheid op geld, goed en grondstoffen.
De auteur schrijft en spreekt over duurzaamheid.