Islamitische lesboeken leren de jeugd dat homo’s de doodstraf verdienen. Kwalijk! Maar... wijzen Bijbelgetrouwe christenen homoseksualiteit niet evenzeer af? Ho, stop! Scheer dat niet over één kam!
Een columnist behoort zijn eigen, zelfbedachte mening te geven, in zijn eigen bewoordingen. Toch? Zeker. Soms is de verleiding echter groot om een andere stukjesschrijver te citeren. Omdat die het zo treffend weet te zeggen dat jij het niet kunt verbeteren.
Waar ik concreet op doel? Begin deze week ontstond in media en politiek opschudding over onthullingen van Nieuwsuur en het NRC Handelsblad. Die lieten zien wat de lesstof behelst op salafistische weekendscholen.
De islamitische jeugd wordt daar onderwezen dat overspeligen, homoseksuelen en afvalligen de doodstraf verdienen. En in een meerkeuzevraag over de aard van de straf bij een bepaald vergrijp kunnen de kinderen kiezen tussen: a. zweepslagen, b. stenigen, c. doden met het zwaard.
Politieke partijen spraken hun verontrusting uit. Onder meer VVD-leider Dijkhoff en CU-voorman Segers pleitten voor aanpak van deze weekendscholen, wellicht via de Onderwijsinspectie. De bewindslieden Koolmees (Sociale Zaken) en Dekker (Rechtsbescherming) stuurden de Kamer een brief met mogelijke maatregelen.
Tegelijk klonken er in het publieke debat andere geluiden. De onthullingen van Nieuwsuur en de NRC waren de zoveelste uiting van kwaadaardig islam bashen, vonden sommigen. Bovendien: we konden ons nu wel zo ‘eenzijdig’ op de islam storten, maar waren bepaalde christelijke groeperingen niet met hetzelfde sop van homohaat overgoten?
Het is vooral die generaliserende kletskoek die vrijdag door Volkskrantcolumniste Elma Drayer vakkundig werd weerlegd. Op een zo overtuigende wijze, dat deze rubriek –voor één keer– voor een deel met haar uitspraken is gevuld.
Drayer weet waarover ze praat. Ze is immers traditioneel-christelijk opgevoed. „We hoefden hoedjes noch zwarte kousen te dragen, lazen de Bijbelvertaling van 1951, maar zongen wel uit de oude berijming. Vanaf m’n vijfde, zesde moest ik mee naar de kerk – lopend, twee keer per zondag.”
Om dan te vervolgen: „IJsjes eten of zwemmen op zondag – je haalde het niet in je hoofd. Verder mochten uitsluitend gehuwden de liefde bedrijven en van homo’s had ik nog nooit gehoord.”
Eén van de kenmerken van het milieu waarin zij opgroeide was dat alle andere levensovertuigingen het bij het verkeerde eind hadden. „Ongelovigen waren zielig, gewone gereformeerden arrogant, hervormden te slap, vrijgemaakt-gereformeerden te venijnig, en rooms-katholieken hadden er helemáál niks van begrepen.”
Maar –en nu komt het punt dat Drayer wil maken– „niemand die predikte dat andersdenkenden in de ideale christelijke samenleving geen recht van bestaan zouden hebben.”
Raak. Dat is het kardinale verschil tussen de westerse christelijke traditie en (een deel van) de islamitische.
Drayer nam, schrijft ze, als twintiger afstand van kerk en geloof. En dan volgt weer een cruciaal verschil met de islam. „Niemand in het gezin of in de gemeenschap die me vervloekte, in de ban deed of riep dat ik de doodstraf verdiende – althans, niet dat ik heb gemerkt.”
Soms wens je dat de Volkskrant nog wat breder wordt gelezen dan hij momenteel al wordt.