Stamceltherapie biedt hoop voor uitbehandelde hartpatiënten
Pijn op de borst: bijna een half miljoen Nederlanders kampt ermee. Dotterbehandelingen en bypassoperaties kunnen helpen, maar niet bij iedereen en ook niet tot in lengte van dagen. Het LUMC in Leiden pakt de chronische hartziekte anders aan, met inmiddels honderden dankbare patiënten als resultaat.
Pijn op de borst die ontstaat bij inspanning, heet in medisch jargon angina pectoris. Sommige mensen kunnen geen twee minuten lopen zonder buiten adem te raken, anderen zijn volledig aangewezen op een scootmobiel.
„De aandoening belemmert mensen enorm in hun dagelijks leven”, zegt Douwe Atsma, hoogleraar interventiecardiologie in het Leids Universitair Medisch Centrum. „De traditionele aanpak bestaat uit medicijnen, zoals het bekende tabletje onder de tong, dotteren en operaties. Deze behandelingen zijn er al heel lang en ze werken goed. Maar een aantal patiënten herstelt hier niet genoeg door. Ook zijn er mensen die niet –of niet meer– in aanmerking komen voor dotteren. Dat kan vanwege een andere ziekte zijn of omdat het probleem in heel kleine vaatjes zit; die zijn met dotteren niet te bereiken. Dan kan celtherapie een uitkomst zijn.”
Sinds 2003 heeft Atsma de ingreep ruim 350 keer uitgevoerd in zijn ziekenhuis. „We halen stamcellen en andere cellen uit het beenmerg van de patiënt –uit het heupbot om precies te zijn– en spuiten die rechtstreeks in de hartspier.” De ingebrachte cellen zijn als het goed is een stimulans om nieuwe bloedvaten te maken. Op deze manier repareert het lichaam dus feitelijk zichzelf en komt er weer een gezonde doorbloeding op gang. Bij inspanning ontstaat er dan geen pijn op de borst of benauwdheid meer.
Succespercentage
Bij twee op de drie mensen slaat de behandeling aan: de doorbloeding van de hartspier verbetert, waardoor hun klachten veel minder worden of zelfs verdwijnen. Waarom celtherapie bij de ene mens wel werkt en bij de ander niet, is niet bekend, zegt Atsma. „Daar doen we nu onderzoek naar, net als naar de vraag hóe het precies werkt.”
Het belangrijkste is echter dat de behandeling er is, zegt de hoogleraar. „Ik denk dat er nog veel mensen in ons land zijn die hiervoor in aanmerking komen. Maar niet iedereen is ervan op de hoogte, ook cardiologen niet. Patiënten accepteren vaak de situatie waarin ze zitten, ze nemen genoegen met minder dan misschien wel mogelijk is. Ook cardiologen zien soms geen reden om iets te ondernemen, als de situatie van hun patiënt stabiel is.”
Stabiel is alleen niet per se hetzelfde als goed, legt Atsma uit. „Mensen met pijn op de borst kunnen zich structureel slecht voelen. Na celtherapie voelen ze zich misschien beter.”
Doelgroep
Welke mensen adviseert Atsma om een doorverwijzing naar Leiden te vragen? ,,Als je angina pectoris hebt, je voelt je beperkt en denkt: is dit het nou? Ook als je je al tien jaar zo voelt. De afgelopen jaren is het ook zo gegaan: nogal wat mensen die al langer in zo’n situatie zaten en van onze behandeling hoorden, beseften plotseling: dit gaat over mij.”
Hij benadrukt wel dat niet iedereen met angina pectoris in aanmerking komt voor de celbehandeling. „Er zijn twee criteria waaraan men moet voldoen. We moeten op een scan kunnen zien dat er sprake is van een tekort in de bloedtoevoer naar het hart. En het moet duidelijk zijn op welke plek het probleem zich afspeelt, want precies daar zullen we de cellen injecteren.”
De behandeling lijkt vooralsnog alleen een effect te hebben op kleine bloedvaten. Die liggen veelal diep in het hart verborgen en zijn bij reguliere dotterbehandelingen moeilijk te bereiken, legt Atsma uit. „Ik verwacht daarom dat dit een aanvullende behandeling blijft.” Toch wordt de groep patiënten die in het LUMC komt wel groter. „Daar zijn verschillende redenen voor. Mensen worden ouder, maar de technieken en manieren om angina pectoris te behandelen zijn de afgelopen decennia ook sterk verbeterd; patiënten blijven langer in leven. Sommigen zijn zelfs al meerdere keren gedotterd en gebypassed vóór ze hier komen. Ook celtherapie kan trouwens meerdere keren bij dezelfde patiënt uitgevoerd worden. De eerste meneer die ik behandelde, in 2003, komt hier binnenkort voor de vijfde keer. En zo zijn er meer. Gemiddeld moet men 4,5 jaar na de eerste ingreep nog een keer terugkomen. Maar we hebben ook mensen die na een injectie acht jaar klachtenvrij blijven.”
De oorzaak van angina pectoris is slagaderverkalking, ofwel atherosclerose: het dichtslibben van slagaderen. Dit is een onomkeerbaar proces dat meestal op oudere leeftijd tot uiting komt en onder andere door overgewicht, roken of een hoge bloeddruk veroorzaakt kan worden. „De gemiddelde leeftijd van mensen die we hier behandelen is 62 jaar. We hebben een patiënt van 28, maar ook van boven de 80. Verder worden er iets meer mannen dan vrouwen naar het LUMC doorverwezen. Hoe dat komt is onbekend.”
Ziekenhuisverblijf
Patiënten die celtherapie krijgen, verblijven twee dagen in het ziekenhuis. Atsma voert bijna alle behandelingen zelf uit, vertelt hij. De ingreep op zich lijkt veel op een dotterbehandeling: hierbij worden vernauwingen in bloedvaten via een ingang in de lies opgeheven. Bij celtherapie worden de geïnjecteerde cellen eveneens via de lies direct in de hartspier ingebracht.
Tot nu toe wordt deze behandeling op drie plekken ter wereld aangeboden: in Leiden, Milaan en Los Angeles. „Wij hebben in Leiden de grootste patiëntengroep. De meeste van onze patiënten komen uit Nederland, maar ook uit Engeland en België krijgen we verwijzingen.”
Ziekenhuizen in verschillende andere landen willen de behandeling invoeren, vertelt Atsma, die onlangs van zijn internationale collega-interventiecardiologen een onderscheiding ontving voor zijn werk. „De VS, Italië, Engeland, Zweden en Denemarken zijn er op dit moment mee bezig. Veel artsen komen hiernaartoe om te leren.”
Het bijzondere van Nederland is dat de behandeling wordt vergoed door de zorgverzekering. „We zijn het enige land ter wereld waar dit, al sinds 2009, het geval is.” De ingreep is niet heel duur volgens Atsma. „De behandeling is kosteneffectief, weten we uit onderzoek. Er is daarna minder sprake van ziekteverzuim en ook komen patiënten na celtherapie minder vaak terecht op de eerste hulp of in het ziekenhuis.”
Gebrek aan patiënten heeft het LUMC niet. „Er is werk genoeg voor ons. Toch wil ik graag meer mensen helpen, omdat de ziekte zeer invaliderend is en het merendeel van de patiënten baat heeft bij de behandeling. De dankbaarheid bij deze groep is groot.”
„Een rolstoel heb ik niet meer nodig”
Eén van de patiënten die cardioloog Atsma heeft behandeld, is Denis Janssen (70). Hij werd veertien keer gedotterd en er werden verschillende stents geplaatst vanwege klachten door angina pectoris. Twee keer onderging hij een openhartoperatie waarbij omleidingen werden aangelegd. Het resultaat was mager. „Vervolgens zei mijn cardioloog dat ik uitbehandeld was”, aldus Janssen in het LUMC Magazine.
Daarna ging hij wereldwijd op zoek naar nieuwe medische mogelijkheden. „Nergens konden ze mij helpen. Totdat ik op internet een radio-interview met prof. Atsma beluisterde over de celtherapie. Het was alsof hij het over mij had.”
In 2010 kreeg hij voor het eerst een behandeling van Atsma. „Sinds die tijd kan ik 2,5 kilometer lopen zonder dat ik pijn krijg en buiten adem raak. Dat is voor mij een enorm verschil met de 200 meter die ik vroeger haalde. Een scootmobiel is er dan ook nooit gekomen.”
Een andere patiënt, Leonie van Keulen (80), heeft een zelfde ervaring. Ze werd jarenlang beperkt door klachten van angina pectoris. „Het was of iemand achter me stond, een touw rondom mijn borst deed en er uit alle macht aan trok. Zo voelde de hevige pijn in mijn borst.”
Via haar huisarts kwam Van Keulen in het LUMC terecht. In 2004 kreeg ze haar eerste behandeling, in 2011 nog een keer. „Ik ging met een rolstoel het LUMC binnen en kwam er lopend weer uit. Ik kan alles weer: het huishouden, wandelen, fietsen en tuinieren. Het gaat allemaal perfect. Een rolstoel heb ik niet meer nodig.”
Regeneratieve geneeskunde
De Leidse celtherapie is een voorbeeld van regeneratieve geneeskunde. Het gaat hierbij om behandelingen die gebaseerd zijn op het vermogen van het lichaam om beschadigd weefsel zelf te herstellen. De basis van de celtherapie bij pijn op de borst is een wetenschappelijk onderzoek waarvan de conclusie –naar later bleek– niet klopte, vertelt interventiecardioloog Douwe Atsma. „De studie was gedaan naar muizen bij wie een hartinfarct was veroorzaakt. Volgens de onderzoekers bleek dat als je deze dieren direct injecteerde met hun eigen, gezonde, lichaamscellen, de schade die het infarct veroorzaakte minder groot was dan als je deze behandeling niet gaf. Achteraf bleek de conclusie niet correct, maar het idee op zich zette veel wetenschappers aan het denken. De meesten gingen onderzoek doen naar deze aanpak bij een acuut, menselijk hartinfarct. In Leiden deden we iets anders, wij besloten te kijken of een celbehandeling nuttig kon zijn bij angina pectoris. Achteraf was die keus geen ongelukkige. Want inmiddels is in verschillende studies aangetoond dat dit werkt.”
Atsma zou graag onderzoeken of de therapie ook bij andere ziekten een positief effect heeft. „De basis van dit nieuwe type onderzoek is het maken van nieuwe hartspiercellen. Stel dat we dit ook zouden kunnen doen bij aangeboren hartafwijkingen? Juist voor deze groep, waaronder veel jonge kinderen zijn, is in mijn ogen de noodzaak groot om hiermee aan het werk te gaan. Daarnaast kijken we nu of de behandeling ook bij hartfalen toegepast kan worden. Dan gaat het dus niet meer om het repareren van aderen, maar om het verbeteren van de functie van het hart.”