Leeftijdsgrens van 65 jaar is niet natuurlijk
Toen de Duitse kanselier Bismarck, deze maand precies 130 jaar geleden, met een oudedagsvoorziening voor arbeiders kwam, stelde hij de leeftijdsgrens op 70 jaar. De AOW-gerechtigde leeftijd bewoog zich de laatste jaren ook in die richting. Maar dat roept steeds meer verzet op.
Rond 1889 bereikten slechts weinig arbeiders de leeftijd van 70 jaar. Vandaar dat Bismarck kon volstaan met een premie van 1,7 procent. Het grootste deel daarvan ging bovendien naar arbeiders die op jongere leeftijd invalide waren geworden. Er was hier sprake van een gecombineerde regeling. Vanaf 70 jaar gold iedere arbeider als invalide.
Natuurlijke grens
De Nederlandse Invaliditeitswet uit 1913 ging eveneens uit van een pensioengerechtigde leeftijd van 70 jaar. Zes jaar later verlaagde men die (in navolging van Duitsland) naar 65 jaar. Ook bij de invoering van de AOW in 1956 werd die leeftijdsgrens aangehouden. Zo werd in de loop der jaren 65 jaar steeds meer beschouwd als een natuurlijke, vanzelfsprekende leeftijdsgrens.
Bij de introductie van de AOW ging het echter om minder dan een miljoen mensen. Tegenwoordig zijn er in Nederland ruim drie miljoen 65-plussers.
Uiteraard heeft dat financiële gevolgen. Aanvankelijk stond de AOW-premie op 6,7 procent. Nu is die gestegen tot 17,9 procent, maar ze zou wel meer dan 25 procent moeten zijn als er ook niet een forse bijdrage was vanuit de algemene middelen. Bovendien is de leeftijdsgrens van 65 jaar verhoogd.
”65 blijft 65”
Dat riep duidelijk verzet op. “65 blijft 65” was de leus van de SP. Niettemin werd vastgelegd dat men in 2021 pas vanaf de leeftijd van 67 jaar een AOW-uitkeringen zou krijgen. Vervolgens zou de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd gelijk opgaan met de algemene stijging van de levensverwachting.
Achteraf gezien is het niet gelukkig geweest dat de leeftijd van 65 jaar jarenlang al te nadrukkelijk als een natuurlijk gegeven is gepresenteerd. Iedereen in ons land rekende daarmee. Ja, in de praktijk hielden mensen, als gevolg van allerlei vut-regelingen, nog veel eerder op met werken.
Als mensen opgegroeid waren met de gedachte dat die pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar geen onveranderlijke grootheid was, maar dat het logisch was dat met het stijgen van de levensverwachting ook die leeftijdsgrens omhoog zou gaan, zou het schokeffect minder sterk zijn geweest. Al blijft het altijd een delicate zaak als je mensen hun verworven rechten af wilt nemen.
In de toekomst de stijgende levensverwachting helemaal doorvertalen in een verhoging van de AOW-leeftijd, is echter wel erg rigoureus. Wanneer men dat bijvoorbeeld voor tweederde of driekwart zou doen, zou dat de pijn verzachten. Het deze week gesloten pensioenakkoord voorziet daar ook in.
Emerituskas
Een redelijke oudedagsvoorziening is onmiskenbaar van grote waarde. Ook in kringen waar men principiële bezwaren had en heeft tegen allerlei (sociale) verzekeringen, zijn pensioenen altijd met andere ogen bezien. Kerken hebben ook hun emerituskas voor predikanten.
Uiteraard zijn bij de leeftijdsgrens voor de pensionering, naast de financiële gezichtspunten, ook allerlei sociale aspecten in het geding. Zo is er de laatste jaren terecht meer aandacht gevraagd voor de onmiskenbare verschillen tussen hoger- en lageropgeleiden, als het gaat om de levensverwachting en het aantal gezonde levensjaren.
Hogeropgeleiden krijgen de jaren die ze aan hun studie besteden terug in de vorm van een langere levensverwachting. Lageropgeleiden hebben vaak zwaardere beroepen, waardoor je meer slijt. Maar de verschillen hebben ook te maken met ongezonde leef- en eetgewoonten (roken, drinken, overgewicht enzovoorts). Hierbij gaat het natuurlijk om iemands eigen keuze, maar tegelijkertijd geldt dat dergelijke keuzes ook sociaal bepaald zijn. Het gedrag van een mens wordt duidelijk beïnvloed door het milieu waarin hij is opgegroeid en het milieu waarin hij verkeert.
Hoe houd je daar rekening mee in de wetgeving? Bij de AOW gaat het nu eenmaal om een algemene ouderdomswet. Verschillen in gezondheid en levensverwachting zouden op een andere manier verdisconteerd moeten worden. Daarbij is het niet eenvoudig om vast te stellen wat zware beroepen zijn. Valt het onderwijs daar ook onder of denken we alleen aan fysiek zware beroepen?
Mantelzorg
Overigens zijn de pensioenen maar een deel van de algehele ouderenproblematiek. Vooral de toename van het aantal hoogbejaarden (80-plussers) is hier van belang. Bij het huidige overheidsbeleid worden zij geacht zo lang mogelijk thuis te wonen. Maar als er intensieve mantelzorg nodig is, legt dat een zware druk op hun omgeving.
Heel de maatschappelijke ontwikkeling is immers de andere kant uit gegaan. Als gevolg van de individualisering zijn familiebanden zwakker geworden. Driegeneratiehuishoudens werden zeldzamer. Ouderen stellen trouwens ook hogere eisen aan hun leefomgeving dan in het verleden.
Kinderen wonen vaak verder weg van hun ouders dan vroeger, waardoor het moeilijker wordt om de nodige hulp te bieden. Echtscheidingen en verbroken relaties leiden er vaak toe dat kinderen weinig contact hebben met een van de ouders en zich later ook niet geroepen voelen om bij te springen.
Daarbij komt dat de kring van familieleden duidelijk gekrompen is. Gezinnen zijn kleiner geworden en als gevolg daarvan hebben mensen later minder kinderen en minder broers en zusters op wie ze een beroep kunnen doen.
Kerken
Kerken fungeren altijd nog als een belangrijk sociaal netwerk. Met name voor ouderen is dat van groot belang. Maar ook onder de oudere generatie is de kerkelijke betrokkenheid afgenomen. Gemakkelijk slaat dan de vereenzaming toe.
Mantelzorgers waren en zijn voor het grootste deel vrouwen. Die waren vroeger veel meer beschikbaar voor dergelijke taken dan tegenwoordig. Velen van hen hebben een volledige baan. Het overheidsbeleid stimuleert dat al decennialang. Denk maar aan het belastingstelsel. Maar zeker ook hier komen de negatieve consequenties daarvan openbaar.
Naast dreigende dementie en lichamelijke klachten is eenzaamheid voor mensen een belangrijke reden om te zeggen dat ze klaar zijn met het leven. Ook de secularisatie is hierop van grote invloed. Vandaar dat er alles aan gedaan moet worden om dergelijke gevoelens van eenzaamheid tegen te gaan.