De tuinbaas van Twickel huivert van parasols
Mei is een spannende maand, want dan mogen de citrusbomen naar buiten op landgoed Twickel. Maar niet vóór de ijsheiligen. En als het onverwacht toch nog vriest als ze eenmaal in een lange rij op het grind staan, dan is tuinbaas Hans Hondebrink (58) voor dag en dauw paraat om de bomen helemaal nat te maken. De blaadjes gaan niet kapot door de kou, eigenlijk, maar er knappen blaasjes als de zon te fel op bevroren blad schijnt, legt hij uit, en koud water helpt dan.
Vanaf het najaar staan de kostbare citrusbomen van Twickel –„nationaal erfgoed, zoiets als de schilderijen van Rembrandt, maar dan levend”– binnen. In de oranjerie: een gebouw met grote ramen op het zuiden, waarin landgoedeigenaren vanaf de 17e eeuw exotische plantenverzame-lingen aanlegden.
Op Twickel is de oranjerie vier maanden open voor bezoekers, dan drinken mensen er thee en worden er concerten gegeven. Maar als het vroeg dreigt te gaan vriezen, zet Hondebrink alle tafels, stoeltjes en bezoekers buiten en moeten de citrusbomen naar binnen. „En ik huiver van parasols”, voegt hij eraan toe. „Die horen echt niet in een historische tuin.”
Hondebrink werkt sinds 1976 op het Twentse landgoed Twickel; sinds 1990 is hij tuinbaas. Tuinbaas: zo heet vanouds de opzichter of groenmanager van „monumentaal historisch groen”, die leiding gaf aan tuinknechten, tuinjongens en manusjes-van-alles. Anno 2019 houdt Hondebrink met vijf hoveniers, een groenploeg van 25 vrijwilligers en extra mankracht voor snoei- en maaiwerk de tuinen op het landgoed bij. In totaal zitten er jaarlijks 12.000 tot 13.000 manuren aan werk in.
„Tuinbazen verhuurden zichzelf vroeger, ze hielden hun kennis voor zichzelf en deelden niks”, zegt Hondebrink. Op Twickel is mede daarom het Gilde van Tuinbazen opgericht, vertelt hij. „Nu delen we juist veel kennis.” Hij kent de tuinbaas van het Kasteel van Versailles in Frankrijk –„een heel gewone man”–, van Hampton Court Palace in Londen –„ook een heel leuke vent”–, en overlegt met de tuinbaas van Paleis Het Loo in Apeldoorn.
Stap bij Hondebrink op het karretje waarmee hij door de tuinen van Twickel rijdt en je maakt een reis door de tijd. Hij wijst op het middeleeuwse bouwhuis bij het kasteel, op de sporen van de Renaissance, en op veranderingen die dankzij landschapsarchitect Michael van Gessel de afgelopen decennia werden doorgevoerd. Erg mooi, die nieuwe openheid waardoor de watertoren in het huispark lijkt te staan, de tempel die op het Bergje is gebouwd, en de strakke brug, vindt hij.
Daardoorheen weeft hij het verhaal van werknemers die op een kist in de eikelschuur –waar eikels werden gesorteerd voor de varkens– koffie dronken uit een thermoskan, in tijden dat tuinmannen hun eigen gereedschap meenamen. Hij laat het theehuisje zien dat barones Marie van Heeckeren van Wassenaer van haar werknemers kreeg op haar 80e verjaardag. „„Als ik oud ben, ga ik daar eens zitten”, zei ze.” Die barones, die in 1975 overleed, hield bijzonder veel van de tuin, hoorde Hondebrink van zijn voorganger. Tot op hoge leeftijd zat ze op haar knieën bij de planten, in haar rotstuin die niet echt een rotstuin is. Zij wilde dat de werknemers vrij waren op zondag en later ook op bid- en dankdag, zodat alles in rust was als ze door het kerkenlaantje naar de kerk liep.
De historische tuinen van Twickel –op de Dag van het Kasteel zijn ze bijvoorbeeld te bezoeken, inclusief de moestuin met z’n vooroorlogse kassen en vergeten groenten– hebben te maken met hedendaagse uitdagingen. Zoals de droogte van vorig jaar, waardoor er toestemming werd gevraagd en gekregen om water te pompen uit de Twickelervaart om de gracht op peil te houden. Desondanks hebben veel rododendrons „een flinke douw” gehad, zegt Hondebrink spijtig.
Tegen de buxusmot gebruikt hij feromonenvallen. Tegen onkruid worden een Franse schoffelmachine en hete lucht ingezet. Bij de luis in de oude citrusbomen worden speciale lieveheersbeestjes losgelaten. Wat die bomen betreft, die 250 tot 300 jaar oud zijn: die krijgen hun oude, vertrouwde verzorging, en bekende mest. Geen experimenten, zegt Hondebrink. „Het zijn net oude mensen, die moet je met rust en in hun ritme laten.”