Juist op 1 mei loop ik bij de iconische Brandenburger Tor, in het hart van Berlijn. Het is de Dag van de Arbeid, die onze oosterburen vieren met demonstraties en protesten. Overal geschreeuw, gewapper met vlaggen en duizenden mensen die protesteren tegen van alles en nog wat. Ondanks dat de politie massaal op de been is, is de sfeer eerder uitgelaten dan gespannen. Het is vooral druk en lawaaierig.
Net voor de Brandenburger Tor wijst een bord naar een stiltecentrum. Binnen is een ruimte met gefilterd licht. Een paar stoelen en wat kussens, verder is er niets. Van het lawaai buiten is niets meer te horen. Na de drukte buiten is de stilte een weldaad. Op zo’n moment lijkt die zelfs fysiek voelbaar. Gedachten raken even los van de werkelijkheid om je heen.
Totdat er iets trilt in de binnenzak van mijn jasje. Nog net kan ik de reflex weerstaan om de mobiel eruit te halen en te kijken wie op dit moment mijn aandacht wil en voor wat. Uiteraard laat je dan uit fatsoen de telefoon zitten waar hij zit; een stiltecentrum vraagt om gepast gedrag.
Maar hoewel ik mijn smartphone niet pak, is de stilte toch weg en de rust verstoord. Mijn gedachten worden onweerstaanbaar getrokken naar het digitale signaal dat doorkwam. Is het een appje van een familielid? Of is er iets aan de hand met iemand van de groep lezers met wie ik deze dagen in de Duitse hoofdstad ben?
Als ik eenmaal terug ben uit Duitsland komt een recent verschenen boek onder mijn aandacht met de titel ”Digitaal minimalisme”, van de Amerikaanse auteur Cal Newport. Zijn boek gaat over hoe we moeten en kunnen omgaan met „digitale overvloed” zonder dat ons leven wordt bepaald door sociale media en andere technische interactiemogelijkheden die ons verslaafd doen raken aan smartphone of tablet. De universitair docent computerwetenschappen schetst een onthutsend beeld van de invloed die onder andere de mobiele telefoon op ons huidige leven heeft.
Als oplossing stelt Newport een leven van digitaal minimalisme voor. Na een afkickperiode zouden mensen volgens hem alleen gebruik moeten maken van de noodzakelijke mogelijkheden die bijvoorbeeld de smartphone biedt. Daardoor, zo stelt hij, zullen ze in de huidige maatschappij al snel als extreem te boek staan, omdat ze hun leven niet meer laten bepalen door Facebook, Instagram, Twitter of Whatsapp. Maar, zo zegt hij, niet de digitale minimalisten zijn extreem, maar de anderen.
Van ten minste één zin in zijn boek schrik ik. Newport noteert een citaat van Bill Maher, een presentator van een bekende talkshow in de Verenigde Staten. Deze politiek satiricus trekt een vergelijking tussen tabaksfabrikanten, die sigaretten zodanig manipuleerden dat ze verslavender werden, en de programmeurs van digitale applicaties. Maar, zegt Maher: „Philip Morris wilde alleen je longen, de appstore wil je ziel.”
Het is een ferme uitspraak. En er is natuurlijk het nodige op af te dingen. Zo is een gepast gebruik van technische verworvenheden, ook op het gebied van mobiele communicatie, niet verkeerd. Toch blijft de uitspraak van Maher in mijn gedachten. Omdat niemand recht heeft op onze ziel dan God alleen.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.