Kun je ook wel zonder kerk geloven?
Ik kan ook wel op mijn manier geloven. Daar heb ik de kerk toch niet voor nodig?
„Ik geloof wel, maar dat lukt mij prima zonder de kerk.” Het kan je zomaar gezegd worden in een gesprek met iemand van buiten de kerk. Het kan je met wat andere woorden zelfs gezegd worden door mensen in de kerk. En het wordt zelfs gezegd door meer of minder bekende christenen die je soms zelfs de indruk geven dat je tot de mindere gelovigen behoort als je lid van de kerk bent en er trouw naartoe gaat. Nog lastiger wordt het als geloven zonder kerk verdedigd wordt door te wijzen op wat de kerk allemaal fout heeft gedaan – van kruistochten tot misbruikschandalen.
Nu heeft de kerk in de loop der eeuwen ook veel fout gedaan en gaan er ook nu soms dingen goed mis. Bovendien zijn er te veel mensen voor wie de kerk meer een bedreiging van hun geloof dan een stimulans daartoe is geweest. Er kan zo beroerd gepreekt worden, zo belabberd pastoraat gedaan worden en kerkenraden en gemeenteleden kunnen zo ellendig met elkaar omgaan, dat het bij heel wat mensen een wonder is dat ze überhaupt nog geloven. Nu is geloven sowieso een wonder, want geloof maakt dode mensen levend en dat kan alleen door Gods genadige ingrijpen in je leven. Maar het wonder wordt nog groter als je ziet wat de kerk soms bij mensen aangericht heeft.
Moeder
Maar: de kerk, dat ben je zelf. Dus aan wat er in de kerk misgaat, heb ik ook zelf schuld. Dat wat ik gedaan heb, doe of juist niet deed. En ik kan aan de kerk dus ook iets verbeteren als ik daar zelf dan ook maar werk van maak. Wegblijven door op de fouten van de kerk te wijzen, geeft het signaal af dat je zelf geen fouten maakt, maar ook dat je de kans laat lopen de kerk te verbeteren.
Het helpt als je de kerk als moeder ziet. Kerkvaders als Cyprianus (gestorven in 258) en Calvijn (1509-1564) zeiden het zo: niemand kan God tot Vader hebben dan wie de kerk als moeder heeft. De kerk is onze moeder en die moeder zorgt voor je, voedt je, wijst je de weg, troost je, vermaant je en doet al die andere dingen voor je die moeders doen. En zonder die moeder mis je dus al die dingen. Geloven zonder kerk houdt vanzelf een keer op, omdat je geen voeding, geen zorg, geen troost en ook de rest niet meer ontvangt. Wat nog belangrijker is: ik en jij zouden er niet zijn als we geen moeder hadden. Zo verwekt God Zijn kinderen via de kerk. Die moeder baart kinderen, om het zo te zeggen. Via de kerk wordt een mens geboren, namelijk wedergeboren. Klinkt mooi. Het is ook mooi.
Maar: laat de kerk ook merken dat een mens zonder kerk niet kan geloven? Gedraagt de kerk zich als een zorgzame moeder? Laten kerkenraden en gemeenteleden merken dat ze om mensen en zeker om jonge mensen geven? Bieden wij als predikers het juiste voedsel, weten wij wat bij de jongeren van de gemeente leeft? Weten we waar ze zijn? Zoeken we hen op als we hen niet meer zien?
Geven
Maar als iemand toch zegt: Ik heb de kerk niet nodig, zou ik zeggen: Maar de kerk heeft jou wel nodig. Misschien heb je niets aan de kerk, maar heeft de kerk wel iets aan jou? Volgens Gods Woord hebben alle gelovigen gaven gekregen en die gaven zijn er niet voor je eigen plezier maar om elkaar te dienen. Wie zegt zonder kerk te kunnen geloven, onthoudt de kerk dus iets en misschien wel veel. Het is gemakkelijk te zeggen dat de kerk in gebreke blijft, maar misschien ontstaat dat gebrek wel doordat ik de kerk mijn gaven onthoud.
Gedraagt de kerk zich als een zorgzame moeder?
En daarmee ben ik bij het antwoord op de vraag van dit artikel. Ik kan niet over mij als gelovige spreken als ik niet over de kerk spreek. En andersom. Zonder kerk kun je dus niet geloven, want volgens de Bijbel verbindt het geloof een mens met de kerk als het lichaam van Christus. Wie zegt bij het Hoofd Christus te horen, hoort ook bij Zijn lichaam, en dat is de kerk. Ik durf dan ook wel te zeggen dat, als je zegt zonder kerk te kunnen geloven, je jezelf moet afvragen of er met je geloof niet iets mis is. Als ik me aan dat Woord van God wil houden, moet ik zeggen dat ik de kerk nodig heb, omdat de kerk het lichaam van Christus is. Dat is die kerk die –net als ik– fouten maakt. Een kerk met mensen die –net als ik– kunnen tegenvallen. En dat Woord zegt mij ook dat de kerk mij nodig heeft, tenminste, als ik zeg een christen te willen zijn. Daarom zou de vraag boven dit artikel eigenlijk geen vraag moeten zijn.
De auteur is hoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.