Pieter van Vollenhoven, de professor die nooit prins werd
Hij werd niet zomaar voorvechter van een veiliger Nederland. Prof. mr. Pieter van Vollenhoven, die 30 april zijn tachtigste verjaardag viert, begon als baanloze burger aan het hof. Maar hij knokte zich uit de koninklijke kooi.
De vuurwerkramp in Enschede, de cafébrand in Volendam, de brand in het cellencomplex op Schiphol, het ongeval met de Stint in Oss en de monstertruck in Haaksbergen; ze hadden voorkomen kunnen worden. Als er maar niet gesjoemeld was met de regels. Als er maar goed toezicht was geweest en er geen risico’s werden genomen. Keer op keer hamert Van Vollenhoven erop.
Hij schroomt niet voor keiharde kritiek op de overheid. Het kost twee ministers de kop, na het onderzoek onder zijn leiding naar de Schipholbrand. Zonder zijn ijver was er misschien wel nooit een Onderzoeksraad voor Veiligheid gekomen, geen Fonds Slachtofferhulp, zelfs geen minister voor Veiligheid.
Al die verdiensten vormen voor Van Vollenhoven geen reden om met pensioen te gaan. Vorige week verscheen zijn boek ”Oproep van een waakhond”, waarin de bijna tachtigjarige professor pleit voor het samenvoegen van de tien bestaande overheidsinspecties tot een onafhankelijke nationale veiligheidsinspectie. Nog steeds loert de waakhond op gevaar. En als er onheil dreigt, blaft hij.
Stages
Je zou bijna het gat op zijn cv over het hoofd zien, op de lange lijst met Van Vollenhovens functies bij stichtingen, raden, fondsen en verenigingen. De eerste tien jaar van zijn huwelijk was een betaalde baan niet weggelegd voor „meneer Van Vollenhoven.”
Als eerste burger aan het hof moest hij knokken voor erkenning. Koningin Juliana had de geliefde van haar derde dochter met open armen ontvangen. Maar toen hij zijn dienstplicht had vervuld, wist eigenlijk niemand hoe verder. Wat moest je met die geboren Schiedammer, afgestudeerd in de rechten, die trouwt met een prinses?
Geen prinsentitel geven in ieder geval. Daar was het politieke klimaat er niet naar, vond vicepremier Biesheuvel. Pieters schoonmoeder was principieel tegen een verheffing in de adelstand. Niet omdat ze zo conservatief was: ze zag de adel graag uitsterven.
Een betaalde baan was er niet voor Van Vollenhoven. Wel mocht hij werkervaring opdoen bij de Nederlandse Heidemaatschappij, Akzo en KLM.
Tijdens de ‘stage’ bij de vliegmaatschappij kreeg hij een baan aangeboden als directeur van de op te richten Stichting Periodieke Veiligheidskeuringen Motorrijtuigen. Gretig greep hij zijn kans. Maar helaas, tegen de tijd dat het kantoor opgetuigd was, in 1975, stemde de Tweede Kamer tegen het voorstel om de stichting in het leven te roepen.
Natuurlijk beweerden boze tongen dat de politiek zich had verzet omdat Pieter directeur was. En Van Vollenhoven? Die stond wéér op straat. Verslagen, onzeker over alles.
In 1977 vroeg de minister van Verkeer en Waterstaat Van Vollenhoven als voorzitter van de op te richten Raad voor de Verkeersveiligheid. Een kans die hem bijna meteen weer uit handen leek te glippen. Premier Den Uyl wenste geen lid van het Koninklijk Huis aan het hoofd van een politiek gevoelig orgaan.
Maar Van Vollenhoven streed door; hij had niets te verliezen. Uiteindelijk ging Den Uyl overstag na een pleidooi een oud-vicevoorzitter van de Raad van State Ruppert – puur om hem een plezier te doen. Als Van Vollenhoven maar niet zijn eigen mening vertegenwoordigt, sprak de premier. „Daar is niemand in geïnteresseerd.”
Promotie
Eenmaal aan de slag volgde een beproeving. Van Vollenhoven raakt in december 1983 betrokken bij een ongeval in Oostenrijk waarbij de 20-jarige bestuurder van de andere auto om het leven kwam. Weliswaar trof hem geen blaam, maar het beeld dat Van Vollenhoven het gaspedaal graag wat verder intrapte dan toegestaan, werd bevestigd. Moest zo’n man nou voorzitter zijn van de Raad voor Verkeersveiligheid?
Voor Van Vollenhoven zelf was de gebeurtenis juist een aansporing om zich in te zetten voor verkeersslachtoffers. Alles deed hij eraan om de kans die hij had gekregen te laten slagen. Langzaam maar zeker won hij vertrouwen. Hij kreeg meer werk: het voorzitterschap van de Spoorwegongevallenraad, later de Raad voor de Transportveiligheid. Uiteindelijk zou zijn inzet leiden tot de oprichting van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.
Een ware promotie was het toen hij in 2005 werd aangesteld als praktijkhoogleraar risicomanagement aan de Universiteit Twente. De man die nooit prins werd, mocht zich nu professor noemen.
Alsof hij een inhaalslag aan het maken is van de baanloze jaren, zo lijkt Van Vollenhovens inzet niet voor veiligheid niet te temmen. „Wat ga je eigenlijk voor je tachtigste verjaardag doen, ouwe?” schrijft hij in het voorwoord van zijn pamflet. Nóg maar eens een steen in de vijver gooien dus. Onvermoeibaar hamert hij op regelgeving, controle, onafhankelijk onderzoek. De waakhond weigert zijn alertheid op te geven.
Huidkanker
Toch tobt hij soms met zijn gezondheid. Acht keer ging hij al onder het mes nadat in 2001 huidkanker werd vastgesteld. Met de dood houdt hij zich niet dagelijks bezig, zei hij vorige week in een interview met Tijs van den Brink. De professor hoopt dat die „op plezierige wijze” komt, niet via een lijdensweg.
Eerder liet hij al weten voorstander te zijn van een zelfgekozen levenseinde. „Als u mij vraagt of je als oudere het heft in eigen hand mag nemen om te zien hoe je dood mag gaan, kunt u in mij een voorstander vinden.” Margriet en haar man willen een laatste rustplaats in de natuur bij Apeldoorn, niet in de koninklijke grafkelder in Delft.
Dierenfilmpjes
Van Vollenhoven haalt het nieuws de laatste jaren vooral met zijn uitspraken op Twitter. Behalve zijn visie als veiligheidsexpert deelt de professor graag aandoenlijke dierenfilmpjes. Dan weer meldt hij via zijn account een verdwaalde vrouw uit de Apeldoornse bossen te hebben gered. Of iemand misschien wist hoe het met haar was afgelopen?
Over zijn huwelijksjubileum, afgelopen januari, twitterde de professor: „52 jaar en dat met zo’n man is inderdaad niet te geloven! Maar mijn vak is Risicomanagement!” Zijn humor, een onmisbare kracht in de moeilijke jaren aan het hof, is na tachtig jaar niet weggesleten.