Planbureau probeert het hoofd koel te houden
In het verhitte klimaatdebat proberen ze bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) rustig te blijven rekenen en het hoofd koel te houden, zegt prof. dr. ir. Hans Mommaas, directeur van het PBL.
Het onderzoeksinstituut rekende afgelopen tijd aan de effecten van de 600 maatregelen uit het ontwerp-klimaatakkoord. Woensdag presenteerden ze de verwachte reductie van de CO2-uitstoot.
Als u de berekeningen overziet, wat is uw beoordeling van het akkoord?
„Veel beleidsmaatregelen kunnen echt een verschil gaan maken. Er zijn grote stappen mogelijk. De plannen van de elektriciteitssector bijvoorbeeld zijn robuust en leveren een forse bijdrage aan de CO2-reductie. Dat komt met name door de sluiting van kolencentrales en wind op zee. Tegelijkertijd lijkt het doel van 2030 niet binnen handbereik te liggen.”
Dat Nederland de doelen haalt is dus onwaarschijnlijk. Waar ligt dat aan?
„In 2030 moet de CO2-reductie 48,7 megaton zijn. Door onzekerheden leveren de huidige plannen een reductie op van tussen de 31 en de 52 megaton. De 48,7 bevindt zich aan de bovenkant van die bandbreedte.
Met name twee onderdelen zorgen voor grote onzekerheid. Als eerste zijn de plannen voor reductie in de industrie zeer complex. Het is lastig te bepalen hoe bedrijven gaan reageren. Zijn ze enthousiast of juist heel defensief? Daarnaast is het de vraag of het aardgasvrij maken van woonwijken gaat lukken. Gaan gemeenten hun verantwoordelijkheid nemen en 1,5 miljoen huizen van het gas afhalen? Lukt een en ander niet, dan zakt het effect van de plannen al snel onder het beoogde reductiedoel.”
Wat verandert de voorgestelde CO2-heffing voor bedrijven aan de uitkomsten?
„Wij hebben de CO2-heffing niet meegenomen; het zat ook niet in het pakket van het ontwerp-klimaatakkoord. Voor medio april hopen we plannen van PvdA en GroenLinks, die ook een CO2-heffing voorstellen, door te rekenen. We moeten nog bestuderen hoe het voorstel van het kabinet zich hiertoe verhoudt.”
Wat is de grootste uitdaging voor Nederland bij het terugdringen van broeikasgassen?
„Die ligt bij de petrochemische industrie. Hoe krijg je die van de fossiele grondstoffen af naar een postfossiel tijdperk? In Nederland hebben we een ongekende dichtheid van deze industrie. Dat heeft alles te maken met de Rotterdamse oliehaven en de doorvoerfunctie naar het Ruhrgebied.”
Hoe beoordeelt u de ontvangst van de doorrekeningen?
„De coalitie reageerde razendsnel. Als je werk die impact heeft, doe je het duidelijk niet voor niets.”
Welke rol ziet u voor het PBL in een klimaatdebat tussen dromers en drammers?
„Je ziet dat het maatschappelijke debat stevig wordt gevoerd. Steeds meer mensen voelen de klimaatverandering aan den lijve én voelen het klimaatbeleid in de portemonnee. Ondertussen proberen wij het hoofd koel te houden en met feiten en analyses te komen.”
U kreeg kritiek op de rekenmethodes.
„Kritiek is nooit leuk. Toch staan we er wel voor open. Het scherpt je op en laat je naar jezelf kijken. Doen we de goede dingen en doen we de dingen goed?
Het is ook normaal dat er in zo’n verhit debat kritisch naar het PBL gekeken wordt. De andere planbureaus hebben in het verleden ook wel kritiek moeten doorstaan. Het moet ons sterker maken. We werken rustig door, leggen duidelijk uit wat we doen en reageren eerlijk op kritiek.
Overigens moet de politiek onze rol wel respecteren. Politiek is er voor het beleid, welke richting het opgaat. Wij doen de analyse en de doorrekening van beleid. Dat zijn twee verschillende rollen. Politici moeten zich niet bemoeien met onze vraagstelling, modellen en conclusies. Andersom geldt het ook. Wij moeten ons niet bezighouden met de beleidsrichting.”
In het Reformatorisch Dagblad van dinsdag pleitte prof. Martin Euwema ervoor dat de strijdende partijen in het klimaatdebat onafhankelijke instituten, zoals het PBL, moeten omarmen. U onderschrijft dat?
„Met een dergelijk appel kun je alleen maar blij zijn, maar uiteindelijk moet we onszelf bewijzen in de praktijk. Het gaat ons niet om macht of positie, maar om gezag. En voor gezag moet je werken. Op een betrouwbare manier.”