Veertig jaar na de Islamitische Revolutie in Iran staat de positie van minderheden onverminderd onder druk. Met name christelijke bekeerlingen hebben het zwaar te verduren. Zo worden de „afvalligen” beschuldigd van spionage en tot vijand van de staat verklaard.
Vroeg in de ochtend, december 2018. Een paar dagen voor Kerst. De Iraanse veiligheidsdiensten vallen het huis binnen van Ruhsari Kamberi in de stad Karaj – 20 kilometer ten westen van Teheran. De 65-jarige vrouw bekeerde zich als moslim tot het christendom. Deze ochtend is ze in haar huis, samen met vier andere bekeerlingen.
Nauwkeurig doorzoeken agenten Kamberi’s woning. Telefoons, Bijbels en christelijke boeken worden in beslag genomen. Alle aanwezigen worden gearresteerd.
Tien dagen lang wordt Kamberi verhoord, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Na anderhalve week komt ze vrij, maar niet zonder borgtocht te betalen: omgerekend ruim 6000 euro.
In januari moet de vrouw zich verantwoorden voor een Iraanse rechter. Haar worden „misdaden tegen de nationale veiligheid” ten laste gelegd. Kamberi moet zich laten onderwijzen door een islamitische geestelijk leider en haar wordt de mogelijkheid geboden om terug te keren tot de islam.
Hoe het de vier andere opgepakte bekeerlingen vergaan is, is onbekend.
Willekeur
Het lot van Kamberi is dat van vele bekeerlingen in Iran. Met name rond de kerstperiode waren het onrustige tijden voor Iraanse gelovigen. Zo werden begin december in één week 114 christenen gearresteerd.
Februari is een jubileummaand voor Iraniërs. Veertig jaar geleden leidde de Islamitische Revolutie tot de val van het pro-Westerse regime van de sjah (zie kader).
„Sinds de sjiitische moellahs in 1979 de macht overnamen, zijn de mensenrechten er niet op vooruit gegaan in Iran.” Aldus Kamal Sido, medewerker Midden-Oosten bij het Gesellschaft für bedrohte Völker (GFBV). De Duitse mensenrechtenorganisatie houdt veertig jaar na de revolutie de situatie van Iraanse minderheden tegen het licht.
„Het regime oefent meer en meer druk uit op activisten, Koerden, Bahai’s, christelijke bekeerlingen en andere minderheden. Ze doen dat met willekeurige gevangennemingen en draconische straffen”, aldus Sido in een bericht van de GFBV eind januari.
De aanklachten zijn meestal politiek van aard. Net zoals bekeerlinge Kamberi overkwam. „Bahai’s, soennieten en christelijke bekeerlingen worden vaak beschuldigd van het spioneren namens vijandelijke machten, waarna ze tot vijanden van de staat worden verklaard en gevangen worden gezet”, schrijft Sido. „Velen van hen verkeren in onbeschrijfelijke omstandigheden in Iraanse gevangenissen.”
Op een bevolking van ruim 82 miljoen Iraniërs vormen de zo’n 800.000 christenen een kleine minderheid. Onder hen is de groep bekeerlingen het grootst: de meeste Iraanse christenen waren eerst moslim.
Juist deze groep ondervindt de meeste tegenstand, schrijft Open Doors in een recent rapport. De organisatie die vervolgde christenen ondersteunt, plaatste Iran in januari op de negende plaats op hun ranglijst christenvervolging.
Afvalligen
De reden dat juist bekeerlingen het moeilijk hebben, is dat zij door hun overgang als afvalligen worden beschouwd. Hierdoor genieten bekeerlingen geen religieuze bescherming onder de Iraanse wetgeving. Zo verliezen zij bijvoorbeeld het recht om familie-eigendommen te bezitten.
Andere christenen hebben wel wetsbescherming, maar ook zij staan als minderheid onder druk, aldus Open Doors. Zo hebben veel Iraanse christenen moeite om werk te vinden of om dat te behouden.
Desondanks stelt het rapport van Open Doors dat de christelijke gemeenschap in Iran opvallend snel groeit. Zo is er een sterke toename van –illegale– huisgemeenten.
Veertig jaar Iraanse Revolutie
Deze februarimaand is voor veel Iraniërs bijzonder: op 1 februari was het veertig jaar geleden dat ayatollah Khomeini van een vliegtuigtrap afdaalde om na vijftien jaar ballingschap terug te keren op Iraanse grond.
In het land was het op dat moment al lange tijd onrustig. In 1977 sloeg de vlam in de pan na protesten tegen de sjah. De heerser zou te Westers zijn en islamitische waarden verkwanselen.
Khomeini’s terugkeer was het laatste zetje dat de opstand nodig had: tien dagen erna kwam het regime van de sjah ten einde.
Nog twee maanden later was de Islamitische Republiek van Iran een feit.