Bij Van Ruler is de kerk er ten diepste voor de wereld
Het gaat bij de hervormde theoloog A. A. van Ruler (1908-1970) uiteindelijk niet om de kerk, maar om de wereld, of beter gezegd: het Rijk van God. Dat neemt niet weg dat hij heel veel over de kerk zegt, al is die niet meer dan een „karretje.” Hij bepleit een belijdende, apostolische kerk.
Vorige maand werd het eerste deel van het verzameld werk van prof. Van Ruler over de kerk gepresenteerd: over kerkorde, kerkrecht en ambt. Er volgen nog twee dikke delen over kerk, liturgie, prediking, sacrament, volkskerk, belijdenis en apostolaat. Maar omdat bij Van Ruler alles met elkaar samenhangt, hebben al deze onderwerpen ook een plaats gekregen in het nu verschenen deel.
Het deel bestaat uit de volgende hoofdonderwerpen: de reorganisatie van de Nederlandse Hervormde Kerk, op weg naar de nieuwe kerkorde (1940-1951), artikelen over de kerkorde, kerkrecht en het ambt. Van Ruler heeft zich krachtig ingezet voor het ”Nederlandsch Hervormd Verbond tot Kerkherstel” (kortweg: Kerkherstel), met als doel de vastgelopen reorganisatiepogingen weer vlot te trekken. De eigenlijke noodtoestand van de kerk was dat ze geen belijdende kerk meer was. Op de totstandkoming van de nieuwe kerkorde van 1951 heeft Van Ruler grote invloed gehad. Te noemen zijn vooral de gedachte van kerstening van het volksleven en het apostolaat. Het zijn twee onderwerpen die de kern van dit boek vormen.
Van Ruler zet zich in dit werk in voor een belijdende volkskerk, niet voor een belijdeniskerk. Hij verzet zich tegen de belijdenis als wet, reglement of statuut. Daarom wil hij niets weten van een verplichte ondertekening van de belijdenisgeschriften door ambtsdragers: die maakt de belijdenis tot een formele autoriteit. Belijdenis is geen maatstaf („waar haalt men toch dit sprookje vandaan?”), maar hoogstens richtsnoer. Naast „handhaving” van de belijdenis is evenzeer „hervorming” nodig, aangezien geen belijdenisgeschrift onveranderlijk is. „Een kerk die waarlijk kerk is, durft en kan en moet haar belijdenis hervormen.” Van Ruler wil verder in de kerkorde zo weinig mogelijk belijdenis hebben. De kerkorde hoeft alleen maar te verwijzen naar de belijdenis.
Apostolaat
Nooit eerder had in een kerkorde de zending of het apostolaat van de kerk zo’n prominente plaats ingenomen. Het feit dat het apostolaat in de kerkorde van 1951 vóór het belijden staat, heeft bij heel wat Gereformeerde Bonders kwaad bloed gezet, maar Van Ruler houdt hieraan vast. Het duidt op plastische wijze aan dat de kerk rechtstreeks van Christus uitgaat en zich richt tot de volkeren van de aarde. Het is ook niet belangrijk dat er ambten zijn in de kerk, veel belangrijker is dat de kerk zélf ambtelijk is, namelijk in het Rijk. Er is meer dan de Bijbel: er is het Rijk, Christus en de staat.
Van Ruler wijst op het onderscheid tussen zending en kerstening in de kerkorde. Nederland en Europa hebben een christelijk verleden. „Wij kunnen geen echte heidenen meer worden, maar ten hoogste nihilisten.” Wie denkt hier niet aan het debat rond ‘Nashville’? Van Ruler stelt: „De staat pleegt het laatste bolwerk te zijn, waarin de demonen zich verschansen tegen de heilzame stormloop van Gods Woord.”
Heel positief spreekt Van Ruler over de oecumenische beweging. „Zij brengt de kerk op zijn minst evenzeer uit haar isolement als de ontwaking en de ontdekking van het Oosten.” Ook vernieuwend is de opmerkelijke plaats die Israël in de kerkorde heeft gekregen. Van Ruler heeft de term ”gesprek met Israël” voorgesteld, waarbij hij verzet moest overwinnen, ook intern van de Raad voor Kerk en Israël. Geen ”zending” onder Israël, maar ook geen vrijblijvend gesprek, want het gaat volgens Van Ruler om een „echt spanningsvol gesprek” waarin betuigd wordt dat Jezus de Christus is. Centraal staat echter de grondstructuur van de ontmoeting.
Ouderling
Van Ruler hecht enorme betekenis aan het ambt van ouderling. Hij schrijft er haast lyrisch over, als een persoon van wereldhistorische betekenis. De ouderling is de man die het Woord brengt in de wereld, met name door het huisbezoek. Met de ouderling verrijst „het visioen van het gekerstende gemenebest.” Van Ruler moet echter ook erkennen dat het pleit voor de ouderling verloren is in de oecumenische discussie over de kerk en haar ambten.
Veel kan uit dit schitterende werk niet genoemd worden: de worteling van het ambt in de predestinatie, de vreugde van het ambt, de kerkorde, de kerkvoogd. Het boek is uitmuntend geannoteerd. De bezorgers D. van Keulen, P. van den Heuvel en J. Stelwagen is niets ontgaan. Ongetwijfeld is er het nodige gedateerd in het werk. De strijd om een kerkorde is voorbij, maar niet de bezinning op de kerk, haar structuur en ambten en haar relatie tot de wereld. Van Ruler was bezorgd over de horizontalistische invulling van de apostolaatstheologie, maar zijn grondidee dat de kerk er is voor het Rijk van God, heeft hij nooit opgegeven. De kerk is uiteindelijk niet meer dan een „karretje.” Maar het is wel een karretje dat op weg helpt naar het Rijk.
Verzameld Werk. Deel 5B. Kerkorde, kerkrecht, ambt; dr. A. A. van Ruler; KokBoekencentrum; 912 blz.; € 59,90.