Opinie

Lees tekst over hoofdbedekking in zijn verband

Doen we er wel goed aan, als we het vermaan van Paulus met het oog op de hoofdbedekking van de vrouw uit zijn culturele context halen en inpassen in onze theologische traditie, reageert ds. S. A. Doolaard.

ds. A. Doolaard
19 September 2018 11:33Gewijzigd op 16 November 2020 14:09
„De huidige hoed met rand vindt zijn oorsprong in de vroegere hoofdbedekking voor de vrouw tijdens de samenkomst van de gemeente Gods, namelijk de ”kefalè” (sjaal of sluier).” Foto: Syrisch-orthodoxe christenen in het klooster Ephrem te Glane (Overijssel)
„De huidige hoed met rand vindt zijn oorsprong in de vroegere hoofdbedekking voor de vrouw tijdens de samenkomst van de gemeente Gods, namelijk de ”kefalè” (sjaal of sluier).” Foto: Syrisch-orthodoxe christenen in het klooster Ephrem te Glane (Overijssel)

Tussen het ontstaan van Paulus’ brieven aan de Korinthiërs en onze tijd liggen bijna twintig eeuwen. In die lange periode gingen tekstbetekenissen schuiven, doordat leessleutels veranderden.

De huidige, prijzige hoed met rand vindt zijn oorsprong in de toenmalige hoofdbedekking voor de vrouw tijdens de samenkomst van de gemeente Gods (en daarbuiten), namelijk de ”kefalè”, de sjaal of sluier zónder rand. Staat deze verandering van hoofdbedekking wellicht symbool voor de verschuiving van tekstbetekenissen?

Dr. M. Klaassen heeft een punt als hij schrijft dat de hoofdbedekking van de vrouw de gemoederen danig kan bezighouden, wat niet zelden resulteert in hete hoofden en koude harten (RD 8-9). Nu willen wij ons hiervan verre houden, op basis van 1 Korinthe 11:16 (niet „twistgierig” zijn), maar elkaar als hervormd-gereformeerde broeders slechts bevragen op basis van het ”sola Scriptura”.

Het gaat niet zozeer om ”wel of geen hoed”, maar meer om de vraag hoe we als Bijbelgetrouwe christenen met Bijbelteksten en hun historische context omgaan. Mijn vragen liggen dus meer op het vlak van de exegese en de daaruit voortkomende Bijbelse theologie.

Het is bijzonder dat 1 Korinthe 11 hot items te berde brengt, waarmee de gemeente van nu direct te maken heeft. In vers 17 t/m 34 schrijft de apostel Paulus over onwaardig eten en drinken (zelfs ten oordeel) tijdens het avondmaal. In de uitleg hiervan heeft een verschuiving plaatsgevonden. Het „ten oordeel” eten en drinken slaat bij de Korinthiërs op het overmatige eet- en drinkgedrag van de rijke gemeenteleden, ten koste van de arme broeders en zusters (vers 20-22). In het klassieke avondmaalsformulier (het deel over de zelfbeproeving) heeft deze tekst echter een heilsordelijke betekenis gekregen. Ze doelt op de beleving van de drieslag ellende-verlossing-dankbaarheid (Heidelbergse Catechismus). Terwijl de oorspronkelijke oproep tot zelfbeproeving (vers 28) een kwestie was van praktische levensheiliging van de gemeente als geheel. Zonder een waardeoordeel te geven (natuurlijk is hierover meer te zeggen), wil ik slechts aangeven dat er in twintig eeuwen veel kan gebeuren met tekstbetekenissen.

Scheppingsorde

Helder zet dr. Klaassen uiteen hoe het zit met de hoofdbedekking van de vrouw, maar hij vraagt slechts deels aandacht voor de historische context en voor wat er werkelijk gebeurt met de vrouwen over wie de tekst spreekt.

Zijn punt is duidelijk: de scheppingsorde van man en vrouw uit zich tijdens de samenkomst van de gemeente in de bedekking (de macht, ”exousia”) van het hoofd van de vrouw als symbolische erkenning daarvan. Dit is volgens hem een tijdloze ordening. Dit lijkt me evident wat betreft de scheppingsorde (Gen. 2:21 en 24; 1 Kor. 11:9-11). Wat de hoofdbedekking en haardracht voor man en vrouw betreft, ben ik daar echter nog niet zo zeker van.

In de eerste plaats veroordeelt Paulus het van de norm afwijkende gedrag van sommige vrouwen in de gemeente grondig. Het was namelijk de gewoonte om een ”kefalè” (sluier of sjaal) om het hoofd te dragen, tijdens de samenkomst van de gemeente en ook daarbuiten. Want ook niet-christelijke vrouwen droegen in Paulus’ tijd een hoofdbedekking. Die verschafte achting en veiligheid. Een vrouw zonder hoofdbedekking kon voor een hoer aangezien worden. Zie 1 Kor. 11:6.

Van belang hierbij is het historische feit dat het christendom aanvankelijk een emancipatie van de vrouw teweegbracht in de Griekse wereld. De gezaghebbende Griekse filosoof Plato beweert in ”Timaeus” dat mannen die slecht leven voor straf zullen reïncarneren als vrouw. En de filosoof Aristoteles (ook een Griek) deed vrouwonvriendelijke uitspraken. Hij ontwikkelde een theorie over de minderwaardigheid van het vrouwelijke geslacht. Beheerste dit niet het Griekse denken in de eeuwen daarna?

Paulus betuigt echter dat in Christus noch slaaf noch vrije, noch Jood noch Griek, noch man noch vrouw van belang is, want in Christus Jezus zijn ze allen „één” (Gal. 3:28). Het spreekt voor zich dat dit een totaal ander geluid was dan in de samenleving klonk. Die emancipatie betekende overigens niet dat de scheppingsorde afgedaan had. Integendeel. En voor de christenvrouwen in Korinthe werd erkenning van die scheppingsorde gesymboliseerd door de hoofdbedekking (1 Kor. 11:3 en 12).

Tijdgebonden

De scheppingsorde is tijdloos, maar geldt dat ook voor de wijze van hoofdbedekking in Korinthe? Ik vraag me dit af vanwege de retorische vragen van Paulus in 1 Korinthe 11:13 en 14: „Oordeelt u zelf, is het gepast dat de vrouw ongedekt tot God bidt?” Vervolgens: „Leert de natuur zelf niet dat het een oneer voor de man is als hij lang haar draagt?” En de man moet het hoofd niet bedekken als hij bidt of profeteert, aangezien hij het beeld van de heerlijkheid van God is (vers 7). De Joden denken daar op basis van Leviticus 10:6 trouwens heel anders over.

Zouden dit geen tijdgebonden vragen zijn? In de geschiedenis van Bijbel, kerk en wereld nemen we waar dat de vrouw vaak met gedekt hoofd werd afgebeeld (behoudens de laatste vijftig jaar) en dat de haardracht en baardgroei van de man sterk wisselden. Zie de lange haren van de puriteinse voorgangers destijds, de baarden van de Dordtse vaderen Bogerman en Gomarus en de pruikerige uitdossing van de vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie. De vanzelfsprekende logica in de vragen van Paulus werd in later tijd dus als tijdgebonden bestempeld.

Participatie

Van meer belang acht ik dat de vrouw door die emancipatie kennelijk volledig participeerde in de samenkomst van de gemeente. We lezen dat zij bidt en profeteert (1 Korinthe 11:6). Met name de profetie, maar niet minder het gebed is een gave van Gods Geest (12:10vv.). Deze ”charismata” werden ook aan vrouwen toebedeeld. Kennelijk kregen zij profetieën (wat die ook mochten inhouden), om die met de gemeente in het openbaar tijdens de samenkomst te delen en God groot te maken.

De Geest van God liet mannen en vrouwen, één in Christus, participeren binnen de toenmalige gemeente. Toch diende er volgens Paulus (op grond van de scheppingsorde) onderscheid te zijn. Vandaar de ”kefalè”? Konden de vrouwen in Korinthe hun emancipatie en vrijheid soms niet aan en gooiden zij daarom hun hoofdbedekking af? En gold dit als afwijkend en zelfs als aanstootgevend gedrag? Namen de toeziende engelen (uitgezonden omwille van hen die de zaligheid beërven zullen, Hebr. 1:14) tussen de door de Geest begenadigde, profeterende mannen en vrouwen soms recalcitrante vrouwen waar, en moest Paulus hen daarom vermanen (vandaar „de macht op het hoofd omwille van de engelen”)?

De vraagt dringt zich op: Gaat het eigenlijk wel om de dracht? Gaat het niet veel meer om het gedrag, dus om het hart? Onze vrouwen bidden en profeteren bovendien niet eens in onze samenkomsten. Kunnen we de hoofdbedekking van de vrouw van twintig eeuwen geleden een-op-een overbrengen naar onze tijd, waarin deze dracht geen cultureel verschijnsel meer is, behalve voor vrouwen binnen de islam? Nee toch? De scheppingsorde aangaande man en vrouw is tijdloos, maar de vorm waaruit het onderscheid tussen beiden blijkt, is cultuurgebonden. Het gaat erom dat vrouwen én mannen zich eerbaar kleden en gedragen, naar de norm van Gods liefde en verdraagzaamheid.

Dat eerbaar gekleed gaan is cultuur- en tijdgebonden. Bijvoorbeeld tijdens het bidden bedekten Joodse alsook Romeinse mannen én vrouwen hun hoofd. Griekse mannen en vrouwen echter baden met onbedekt hoofd. De bevolking van het toenmalige Korinthe was zeer gemengd (Romeinen, Grieken en Joden). Daarom moest Paulus voor die nog zo jonge gemeente orde op zaken stellen. Geen geringe zaak, gezien het geheel van brief.

Herbronning

In 1 Korinthe 11 gaat het om aanstootgevend gedrag van sommige vrouwen en (tijdens het avondmaal) rijke gemeenteleden. Hierdoor functioneert het lichaam van Christus niet goed; dit roept zelfs om een oordeel. Dit is tot oneer van God, de Vader, Die de gemeente heeft geroepen tot Zijn eer en heerlijkheid. Daarom vermaant Paulus de gemeente terecht.

Het is echter onjuist als we het vermaan van Paulus met het oog op het avondmaal en de hoofdbedekking van de vrouw uit zijn historische context halen en een-op-een inpassen in onze theologische traditie. Zo’n traditie kan ver van de oorspronkelijke Bijbelse bedoeling vandaan geraakt zijn. Herbronning blijft daarom noodzakelijk. Immers: sola Scriptura, ook als die haaks op onze traditie staat!

De auteur is hervormd predikant in Krabbendijke.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer