Wetenschap & techniek

Oorlogsartsen ontdekten betere middelen voor zwaardere verwondingen

Grof geschut leidt tijdens de Eerste Wereldoorlog tot extreem zwaar letsel bij militairen. Het leed wordt enigszins verzacht door de ontwikkeling van protheses en plastische chirurgie en de opkomst van ambulances.

1 August 2018 19:29Gewijzigd op 16 November 2020 13:51
Mart van Lieburg met enkele protheses, die afkomstig zijn van de Collectie Stichting Verpleegkundig-Historisch Bezit in Urk. beeld RD, Anton Dommerholt
Mart van Lieburg met enkele protheses, die afkomstig zijn van de Collectie Stichting Verpleegkundig-Historisch Bezit in Urk. beeld RD, Anton Dommerholt

Een oorlog versnelt de ontwikkelingen in de medische wereld, zegt Mart van Lieburg (1951), emeritus hoogleraar medische geschiedenis. „In een oorlog lopen mensen op grote schaal verwondingen op. Chirurgen zoeken dan wanhopig naar middelen om mensen te redden. Als iets niet werkt, proberen ze een ander middel.”

Toch wil Van Lieburg, die in een pand in Urk onder meer medisch wetenschappelijke naslagwerken verzamelt, niet zeggen dat medici een oorlog nodig hebben om middelen te ontwikkelen. Er zijn volgens hem genoeg andere methoden om medicijnen en hulpmiddelen te maken. Een oorlog maakt snelle ontwikkelingen op medisch gebied echter wel noodzakelijk.

Roterende kogels

Eeuwenlang betekent een oorlog een strijd tussen twee legers die elkaar korte tijd treffen. In de negentiende eeuw worden wapens zwaarder. En dus ook de verwondingen.

De Eerste Wereldoorlog is een strijd waarbij militairen op afstand worden neergemaaid met geavanceerde wapens. „Voorheen waren er alleen loden kogels die een gaatje maakten in het lichaam. Maar in de Eerste Wereldoorlog krijg je roterende kogels en kogels die in het lichaam ontploffen.” De gevolgen zijn gruwelijk. „Inwendig wordt er veel kapotgemaakt. Bovendien komt vuil het lichaam binnen, zoals modder en resten van kleding. Dat veroorzaakt infecties.”

Ernstige verbrandingen en verbrijzelde botten zijn andere zaken waar militairen en dus ook medici mee te maken krijgen.

Tegelijk met deze consequenties van de zware strijd doet zich een andere ontwikkeling voor, die juist positief is voor de gewonden. Een toename van de mobiliteit zorgt voor een nieuw fenomeen: goede ambulancezorg. „Tot die tijd werd iedereen op het slagveld behandeld, ongeacht de verwondingen. Vanaf het begin van de twintigste eeuw gaan artsen op het slagveld beoordelen waar een gewonde het beste kan worden verzorgd. Sommigen worden in een veldhospitaal geholpen. Maar anderen worden naar steden gebracht, waar ziekenhuizen staan.”

Wat dat betreft zijn de Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog in het nadeel ten opzichte van hun tegenstanders. „De Duitsers vechten op grotere afstand van hun steden dan de Fransen.” Die laatsten kunnen dus hun gewonden makkelijker afvoeren en de druk op de chirurgen aan het front laten afnemen. Volgens Van Lieburg hebben de Duitsers echter meer kennis op medisch gebied. „Veel Duitse ziekenhuizen zijn gekoppeld aan een universiteit. Dat is bij de Fransen niet het geval.”

Tijdens de oorlog wordt veel studie gedaan naar verwondingen. Artsen krijgen meer mogelijkheden om militairen op de been te helpen, met de bedoeling hen weer naar het front te sturen of hen nuttig te maken voor de maatschappij. Gewonde veteranen gaan na de oorlog onder meer als portier aan de slag, om op zijn minst weer geld te kunnen verdienen.

Lijfarts van Hitler

Een van de middelen om weer aan het maatschappelijke leven deel te kunnen nemen, is de prothese. In 1916 komt de Duitser Ferdinand Sauerbruch met een armprothese die een aantal bewegingen kan maken. Hierdoor zijn mensen ondanks een amputatie in staat nuttige handelingen te verrichten. Het hulpmiddel wordt in de loop van de tijd doorontwikkeld.

Sauerbruch (1875-1951) is later overigens de lijfarts van Hitler. In 1937 zegt hij tegenover de Amerikaanse geheime dienst dat zijn bekende cliënt krankzinnig is.

Na de oorlog worden de ontwikkelingen op het gebied van protheses toegepast in de zorg voor burgers. „Als er geen oorlog is, is er veel minder behoefte aan protheses. Medici hebben in elk geval wel geleerd van de oorlogsomstandigheden”, aldus Van Lieburg.

Een probleem bij het aanbrengen van de prothese is volgens Van Lieburg wel dat veel stompen in de oorlog niet op een goede manier worden afgewerkt. „In de Eerste Wereldoorlog zijn er veel mensen met ruwe stompen. Dat veroorzaakte pijn en infecties als er een prothese werd aangebracht.”

Die ruwe stompen zijn onder meer het gevolg van de enorme werkdruk onder medici aan het front. Zeker bij een grote aanval komen er veel gewonden naar de veldhospitaals. „Sommige soldaten krijgen snel een dodelijke hoeveelheid morfine, zodat soldaten met minder zware verwondingen kunnen worden geholpen.”

Wordt er door de artsen ook onderscheid gemaakt tussen vriend en vijand? „Het is de plicht van een arts om iedereen te helpen.”

In de Eerste Wereldoorlog zijn er minder man-tegen-mangevechten dan in eerdere oorlogen. Militairen schieten vanaf een afstand op elkaar. Gewonden worden naar een veldhospitaal van hun eigen leger gebracht. „Een arts krijgt nauwelijks te maken met gewonden uit het leger van de vijand.”

Dit is bijvoorbeeld te zien in België op de Lijssenthoek Military Cemetery, zo’n 15 kilometer van Ieper. De enorme begraafplaats ligt op de plek waar tijdens de oorlog een veldhospitaal is gevestigd. Een militair die overlijdt, wordt naast het noodziekenhuis begraven. Op het kerkhof liggen bijna 10.000 militairen uit het Britse Gemenebest, ruim 600 Fransen en slechts zo’n 200 Duitsers.

Pijn

Tijdens de Eerste Wereldoorlog komen miljoenen mensen om. Ruwe schattingen spreken van zo’n 17 miljoen doden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn dat er overigens nog veel meer. Ongekende aantallen ten opzichte van huidige oorlogen, waarvan sommige overigens ook verwoestend zijn.

Het extreme leed, de verwondingen en het feit dat bevelhebbers ondanks grote verliezen hun troepen de strijd in bleven sturen, zouden de vraag kunnen oproepen of destijds grote aantallen slachtoffers en pijn meer geaccepteerd waren dan tegenwoordig. Van Lieburg gaat daar echter niet in mee. „Pijn was vroeger hetzelfde als tegenwoordig. Pijn is een boodschap van het lichaam dat er iets mis is. Wel is pijnbestrijding tegenwoordig veel meer een onderdeel van de geneeskunde. Dat was vroeger veel minder het geval.”

zomerserie Uitvindingen WO I

Dit is het vierde en laatste deel in een serie artikelen over uitvindingen die tijdens de Eerste Wereldoorlog doorbraken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Uitvindingen WOI

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer