Wetenschap & techniek

Eerste Wereldoorlog toont noodzaak luchtverkeersleiding aan

Tienduizenden vliegtuigjes cirkelden boven de fronten van de Eerste Wereldoorlog. Maar wat deden ze daar? En hoe communiceerden de vliegeniers met militairen op de grond? De oorlog bleek de bakermat van de huidige luchtverkeersleiding.

25 July 2018 21:10Gewijzigd op 16 November 2020 13:49
Jan Willem de Wijn in de oude toren van de luchtverkeersleiding op Schiphol. beeld RD, Henk Visscher
Jan Willem de Wijn in de oude toren van de luchtverkeersleiding op Schiphol. beeld RD, Henk Visscher

Vliegtuigen die de Aalsmeerbaan en de Zwanenburgbaan gebruiken, komen op korte afstand langs het huis van Jan Willem de Wijn, luchtvaarthistoricus en voormalig communicatiemedewerker van Schiphol. De inwoner van Aalsmeer woont tussen twee aanvliegroutes in. Een toestel van KLM is nog maar net achter de huizen verdwenen richting de landingsbaan of er komt alweer een wit-oranje exemplaar van easyJet aan. De Wijn is ermee vergroeid. Toch verdiept hij zich wat betreft de luchtvaart liever in het verleden dan in het heden.

In de jaren nadat het allereerste vliegtuig van de grond kwam, in 1903, was communiceren met de grond nog niet zo noodzakelijk. Vliegtuigen waren vooral een toeristische attractie, zo verklaart De Wijn. De militaire toepassing van vliegtuigen bracht daarin echter verandering. Al ruim een eeuw eerder, in 1794, zette Frankrijk een luchtballon in om tijdens een veldslag vanuit de lucht verkenningen uit te voeren. Die functie werd overgenomen door vliegtuigen.

Roetstrepen

De Wijn: „In 1910 voerde Amerika proeven uit om vanuit vliegtuigen met de grond te communiceren.” Vliegeniers gaven vanuit de lucht aan of artilleristen die met kanonnen oefenden hun doelen wel raakten. Ook in Nederland werd ermee geëxperimenteerd, onder meer bij Oldebroek. Vliegeniers probeerden met een lamp morsecodes aan een grondstation door te geven. In 1915 waren er vliegtuigbemanningen die met roet punten en strepen in de lucht maakten. Aan deze methodes zaten wel nadelen. Als het vliegtuig schommelde, liep de communicatie al mis.

Amerika en ook andere landen hadden een betere methode. Terwijl de piloot aan de stuurknuppel zat, bewoog de verkenner een seinsleutel, waardoor morseberichten werden doorgegeven. Voor de ranke vliegtuigjes, die ook nog eens een mitrailleur mee moesten nemen, was een seintoestel een flinke extra belasting. Het was dus belangrijk om de apparaten te verkleinen en de vliegtuigen te versterken. Overigens was de verkenner vaak ook degene die de mitrailleur moest bedienen.

In lichterlaaie

De vliegtuigen waren erg fragiel. Ze moesten licht zijn, anders konden ze niet in de lucht blijven. Houten constructies en vleugeloverspanningen van linnen hoorden tot de hoofdbestanddelen. Al een klein benzinelek kon een toestel in lichterlaaie zetten. Bij het landen op hobbelig terrein ging er regelmatig iets mis. Vliegtuigen konden al snel knakken.

De Wijn toont indrukwekkende cijfers over toestellen die gedurende de Eerste Wereldoorlog verloren gingen. De Duitsers jaagden er in de oorlog 28.000 door, terwijl de Fransen er maar liefst 53.000 richting de schroothoop zagen gaan. „Als een vliegtuig kapotging, was het vaak gemakkelijker om een nieuw exemplaar te maken dan om het te repareren.”

Een van de redenen dat de Duitsers minder vliegtuigen verloren dan de Fransen was de kwaliteit van de toestellen. Dankzij de Nederlandse vliegtuigbouwer Anthony Fokker, die al voor de oorlog in Duitsland een bedrijf bezat, hadden de oosterburen regelmatig overwicht in de lucht. Engelse piloten betitelden zichzelf dan ook als Fokkervoer. Vooral de Duitser Manfred von Richthofen, bijgenaamd De Rode Baron, haalde veel toestellen neer, totdat hijzelf werd neergehaald en omkwam.

„In het Verdrag van Versailles wordt slechts één vliegtuig speciaal genoemd: de Fokker D.VII. Daarmee waren veel geallieerde vliegtuigen neergehaald.” In het verdrag waarmee de Eerste Wereldoorlog definitief werd beëindigd, staat dat alle D.VII’s moesten worden vernietigd. Het ultramoderne wapentuig haalde een topsnelheid van maar liefst 186 kilometer per uur en kon wel 350 kilometer ver vliegen. Ter vergelijking: een F-16 haalt een topsnelheid van 2414 kilometer per uur en heeft een vliegbereik van 2700 kilometer.

Herkenningstekens

Communiceren tussen vliegtuigen onderling was nog niet mogelijk. Aan de vliegtuigvormen en herkenningstekens op de romp wisten piloten wie vriend en wie vijand was. Nederland, dat niet aan de oorlog deelnam, had een oranje bal op de zijkant van het vliegtuig.

Het is overigens maar goed dat Nederland niet aan de strijd meedeed. Het bezat slechts enkele toestellen. Het ging vooral om aangeschoten Engelse en Duitse vliegtuigen waarvan de piloot de weg kwijt was geraakt en in Nederland was geland. Nederland kocht deze toestellen en zette er eigen merktekens op. De vliegeniers moesten tot het einde van de oorlog in Nederland blijven.

Volgens De Wijn is het opvallend dat in de laatste dagen van de oorlog, die eindigde op 11 november 1918, veel Duitse vliegeniers hun toestel in Limburg aan de grond zetten. „Die hadden geen zin meer om verder te vechten.”

Uiver

Na de Eerste Wereldoorlog waren er duizenden vliegtuigen over. Die werden omgebouwd voor de burgerluchtvaart. „Als je stoelen in een bommenwerper zette, had je een passagiersvliegtuig.”

Onder meer Schiphol, geopend in 1916, groeide snel. Communicatie werd steeds belangrijker. In de jaren twintig werd de radiotelegrafie, met morseseinen, verdrongen door de radiotelefonie. Piloten konden nu rechtstreeks met de grond contact hebben.

Legendarisch werd de deelname van de Uiver aan een race in 1934 van Londen naar het Australische Melbourne. Op het laatste deel van de wedstrijd in Australië raakte het toestel in het donker in de problemen. De bemanning legde contact met de grond, maar er was geen geschikte landingsbaan in de buurt. De burgemeester van het stadje Albury liet daarom alle lampen van de stad aan en uit gaan, zodat de naam Albury in morse te lezen was. De Uiver landde vervolgens veilig op de paardenrenbaan van het stadje.

Inmiddels is de communicatie met vliegtuigen wereldwijd goed geregeld. Dat moet ook wel, omdat er over de hele wereld op elk willekeurig moment van de dag gemiddeld zo’n 8000 toestellen in de lucht zijn. De piloten communiceren met luchtverkeersleiders, zoals op Schiphol.

Komt er ooit een moment waarop een luchtverkeersleider de regie in een toestel kan overnemen, bijvoorbeeld als de piloot onwel wordt? De Wijn: „Ik hoop van niet. Want dat zou betekenen dat ook een crimineel via de computer een vliegtuig kan overnemen. Dan zijn de gevolgen niet te overzien.”

zomerserie Uitvindingen WO I

Dit is het derde deel in een serie artikelen over uitvindingen die tijdens de Eerste Wereldoorlog doorbraken. Volgende week woensdag deel 4 (slot).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Uitvindingen WOI

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer