Zomertijd bracht Duitsland niet de overwinning
Een gebrek aan steenkool leidde tijdens de Eerste Wereldoorlog tot het invoeren van de zomertijd. Extra klanten voor de horeca zijn tegenwoordig een motief om de wisseling van het uur in stand te houden. Maar over het effect van de zomertijd verschillen de meningen.
Schaarste heerst er in heel Europa tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). De thuisblijvers moeten de broekriem aanhalen, zodat de strijders op de diverse fronten kunnen worden bevoorraad. De productie van de miljoenen granaten die onder andere de Vlaamse slagvelden omploegen, kost veel energie. Steenkolenmijnen kunnen de vraag niet aan. Temeer ook omdat grote aantallen arbeiders aan het front nodig zijn. Daarom moet er energie worden bespaard. Maar hoe?
De oorlogsindustrie mag er niet onder lijden. Er is een plan nodig om het energieverbruik onder de burgers terug te dringen. De Engelsen hebben zo’n plan al jaren liggen. Maar die doen er niets mee. De Duitsers voeren het idee echter wel door: de zomertijd.
Religieuze geschriften
Even aarzelt astronoom en wetenschappelijk onderzoeker Rob van Gent, verbonden aan de Universiteit Utrecht. „De klok werd een uur teruggezet. Of nee, vooruit natuurlijk. Iedereen vergist zich hierin.” Van Gent verdiept zich al vele jaren in fenomenen zoals de zomertijd en tijdsrekeningen in religieuze geschriften. Privé laat hij zich totaal niet leiden door de klok. „Ik heb geen wekker en geen mobieltje. Ik word wakker als de zon opkomt. In de zomer werk ik langer dan in de winter. Zo ging het vroeger ook.”
Tijdsrekeningen zijn al duizenden jaren oud. En ook verhalen over veranderingen in tijd duiken regelmatig op. Bijvoorbeeld over Jozua die in de slag bij Gibeon de zon en de maan gebood stil te staan. En de verandering van de stand van de zonnewijzer van Hizkia. Van Gent: „In allerlei culturen en religies speelt de tijd een rol. Mensen hebben altijd geprobeerd om de tijd en de natuur te bevatten.”
Terwijl er duizenden jaren wordt gerekend aan de hand van zonsopkomst en zonsondergang, zorgt de Nederlandse natuurkundige Christiaan Huygens (1629-1695) met zijn slingeruurwerk voor een omslag. Tijden kunnen nu nauwkeuriger worden bepaald.
Spoorwegennetwerk
Een verdere verfijning komt door de invoering van het spoorwegnetwerk. „Tot ongeveer 1850 had elke plaats zijn eigen tijd. Mensen zetten hun klok gelijk aan de hand van de kerkklok. Tijden verschilden per plaats enkele minuten.”
Dat is niet handig voor treinreizigers. Als in een spoorboekje staat dat een trein op een bepaald tijdstip aankomt, moet de tijd uiteraard wel hetzelfde zijn als de tijd in de plaats waar vandaan de trein vertrok. Om die reden wordt de tijd van Amsterdam als standaard genomen. Alle plaatsen in Nederland nemen de Amsterdamse tijd aan. Van Gent: „Kerkklokken werden vanaf dat moment gelijk gesteld met de stationsklokken.”
Tussen de landen blijven er, in verband met tijdszones, uiteraard nog wel verschillen. Zo is het tot de Tweede Wereldoorlog in Duitsland veertig minuten later dan in Nederland. In Engeland is het dan juist twintig minuten vroeger. In mei 1940 wordt de Nederlandse tijd gelijkgetrokken met de Duitse tijd. Dat blijft voorgoed zo.
De Engelsman William Willett komt aan het begin van de twintigste eeuw als een van de eersten met het idee om de klok een uur vooruit te zetten. Op die manier kan er langer worden geprofiteerd van het daglicht. Hij vindt het onnodig dat mensen slapen terwijl het licht is. Een van zijn medestanders is de politicus en latere oorlogsleider Winston Churchill. Maar in het Britse parlement krijgt het idee geen meerderheid. Willett overlijdt in 1915, een jaar voordat zijn plannen werkelijkheid worden.
Duitsland voert de zomertijd in op 30 april 1916. Een dag later volgt het neutrale Nederland, omdat het veel contacten heeft met Duitsland. Engeland volgt op 21 mei 1916. In Duitsland wordt het verzetten van de tijd op 6 april aangekondigd in het Staatsblad. Onder andere via kranten worden burgers en militairen ingelicht over de ophanden zijnde tijdswijziging. Na 30 september geldt de normale tijd weer. In Nederland volgt de aankondiging van de zomertijd op 27 april. Nederlanders hebben dus slechts enkele dagen de tijd om erop in te spelen.
Of door het invoeren van de zomertijd ook werkelijk kolen en andere energiebronnen zijn bespaard, weet Van Gent niet. „Maar het feit is wel dat het in 1917 en 1918 werd herhaald.”
In onbruik
De zomertijd raakt pas na de Tweede Wereldoorlog, dus dertig jaar na de invoering, in onbruik. In 1977 keert de zomertijd terug. Dat is naar aanleiding van de oliecrisis in 1973. Tegenwoordig wordt er op Europees niveau over beslist. Hoofdzakelijk westerse landen verzetten de klok.
De dag waarop de klok wordt verzet, is in Europa overigens een andere dan in Amerika. Beide werelddelen hebben verschillende visies over wat de beste datum is. Tegenwoordig is energiebesparing volgens Van Gent nauwelijks meer een reden voor de zomertijd. „Als het een uur langer licht is, staat de airco ook een uur langer aan. Dat kost energie.” Vooral de horeca profiteert, omdat de terrasjes langer vol zitten.
Heeft de zomertijd ook invloed op de gezondheid, zoals diverse onderzoekers zeggen? Of heeft de verandering van bioritme invloed op bijvoorbeeld de concentratie van mensen in het verkeer? Van Gent wil zich daar niet aan wagen, omdat hij naar eigen zeggen te weinig kennis heeft op het gebied van biologische processen. Maar hij twijfelt wel aan de invloed op het menselijk lichaam. „Als je naar Amerika of Japan reist, heb je door het tijdsverschil last van een jetlag. Daar valt mee te leven. Zo werkt dat naar mijn mening ook bij de zomertijd.”
zomerserie Uitvindingen WO I
Dit is het eerste deel in een serie artikelen over uitvindingen die tijdens de Eerste Wereldoorlog doorbraken. Volgende week woensdag deel 2.