Nieuw leven voor voormalig vissersschip MD10 in Middelharnis
Een oude scheepstimmerwerf in het Zuid-Hollandse Middelharnis opent op 1 september de deuren. Publiekstrekker is de MD10, het laatste overgebleven exemplaar van een grote vloot schepen die op de Noordzee viste en die symbool staat voor de glorietijd van de visserij vanuit Middelharnis.
Rustig is het deze ochtend in het centrum van het historische vissersdorp op Goeree-Overflakkee. In de oude haven, waar vroeger vissersschepen met hun imposante zeilen lagen, liggen nu zeiljachten te pronken, de masten fier omhoog. Op de wal maken uitbaters van de horecapanden in de warme zomerzon hun terrasjes gereed.
Aan de overkant van de kade ligt de Menheerse Werf, een scheepstimmerwerf uit 1750. Op de kopgevel van een monumentaal pakhuisje hangen stalen profielen met de beeltenissen van oude vissersschepen. Eronder staan als herinnering de namen van boten die in de loop van de tijd de havenkom verlieten, maar met hun bemanning op zee zijn vergaan.
Niet te missen is de blauwe romp van de MD10 Johanna Hendrika. De zogeheten beugsloep, destijds een geavanceerd zeezeilend vissersschip, staat midden op de werf. „Middelharnis is van oudsher een echt vissersdorp. De houten vissersvloot is destijds grotendeels op deze werf gebouwd”, zegt Coerd de Heer van de Stichting Behoud Scheepstimmerwerf Middelharnis.
Saillant detail is dat de ijzeren MD10 niet in Middelharnis is gebouwd. De sloep gleed in 1897 in Katendrecht van de helling op de werf Rijkee & Co. „Het schip is het laatste overgebleven exemplaar van een grote vloot beugsloepen die vanuit de Zuid-Hollandse delta op de Noordzee visten. Het ranke vissersschip was kenmerkend voor de glorietijd van de visserij vanuit Middelharnis”, zegt De Heer.
Laatste sloep
In Middelharnis loopt de visserij eind negentiende eeuw op haar eind. In 1923 verlaat de laatste sloep de Zuid-Hollandse haven. De vissers vertrekken naar elders of gaan in Rotterdam aan de slag.
Ook de MD10 krijgt een ander leven, weet De Heer. „Ze is eerst verkocht om in Scheveningen ingezet te worden voor de haringvisserij. Daarna volgde een periode als vissersboot onder Belgische vlag en uiteindelijk is ze omgebouwd tot gemotoriseerd vrachtschip in Scandinavië.”
Er komen pas weer masten en zeilen op de MD10 als een Nederlandse particulier in de jaren tachtig het schip koopt en naar Nederland haalt. De voormalige vissersboot vervoert eerst vanuit Harlingen en later op de Middellandse Zee als charterschip duizenden passagiers.
In 1997 komt er een einde aan haar vrije vaart als de Franse douane bij een controle aan boord van de Johanna Hendrika een flinke lading hasj aantreft. Ze wordt in Boulogne aan de ketting gelegd en uiteindelijk ter beschikking gesteld aan een stichting die de boot gebruikt voor de opvang van jonge verslaafden.
Een groep mensen van Goeree-Overflakkee ontdekt de MD10 in 2005 in de Franse haven en zet alles op alles om het schip naar het eiland te krijgen. Na lang onderhandelen lukt dat in 2007. „Een Stellendamse viskotter sleepte de beugsloep terug naar Goeree-Overflakkee. Een onderhoudsbeurt in Stellendam volgde. De geldstroom die nodig was voor restauratie droogde echter op, onder meer door de economische crisis.”
De romp van de Johanna Hendrika ligt enige tijd zieltogend in de Buitenhaven van Middelharnis. Totdat De Heer met een reddingsplan voor de beugsloep op de proppen komt.
Redding
Al sinds zijn kinderjaren komt de geboren Vlaardinger De Heer regelmatig in de haven van Middelharnis. Eerst met z’n pleziervarende ouders en later met eigen boten. „Ik zag kansen voor de redding van de MD10 en van de Menheerse Werf door het schip juist daar op de wal te zetten.”
De Heer, die intussen een woning op de werf heeft betrokken, weet geld los te peuteren bij de overheid en particuliere investeerders voor het restaureren van de werf en de beugsloep.
Hij hoopt de MD10 binnen acht jaar weer zeewaardig en zeilend te maken voor vaartochten op het Haringvliet en de Noordzee. „We willen bovendien een leer-werktraject koppelen aan de restauratie van het schip. Jongeren kunnen in de praktijk leren hoe je zo’n historisch vaartuig met moderne en traditionele methoden weer vaarklaar kunt maken.”