Paul Ulenbelt wordt nu wakker zonder wekker
Tien jaar was hij als SP-Kamerlid zo druk als een klein baasje. Maar nu is Paul Ulenbelt met pensioen. Dagelijks klust hij in en om zijn woning. En hoe meer hij met zijn handen werkt, hoe meer hij ontdekt dat hij het gemist heeft om letterlijk iets uit zijn handen te laten komen. „Als ik mijn beitel in een stuk hout op de juiste plek zet, ben ik net zo blij als toen mijn moties werden aangenomen.”
Daar daar kan een socialist toch nooit wonen? hoort Ulenbelt (66) vaak, als hij kennissen zijn fraaie woning toont: Ma Retraite, de voormalige buitenplaats van een schatrijke molenaar in Leiden.
Dat kan dus wél. Want, zegt hij verontschuldigend, wat je ziet is „door coöperatieve arbeid” tot stand gekomen. Héél socialistisch dus.
Het herenhuis stond in 1982 al tien jaar leeg, was compleet uitgewoond en de vraagprijs was ‘slechts’ 400.000 gulden. Samen met vijf andere kopers knapte Ulenbelt het monumentale pand eigenhandig op tot wat het nu is: een appartementencomplex met een achttal woonruimten. Hier leerde hij metselen en deuren afhangen.
Ulenbelts vrouw, met wie hij een latrelatie heeft, woont er ook. Hun zoon is al jaren de deur uit, maar had als kind een slaapkamer met twee deuren: een naar het appartement van Ulenbelt en een naar de naastgelegen woonruimte van diens vrouw. „Was bij mij de cola op, dan stond bij moeders altijd nieuwe in de koelkast.”
Onlangs ondervond Ulenbelt dat die gescheiden huishouding –een wens van zijn vrouw die hij aanvankelijk maar vreemd vond– een onverwacht voordeel oplevert. „In april kreeg ik voor het eerst AOW. Beiden krijgen we nu het bedrag voor een alleenstaande. Dat is enkele honderden euro’s meer dan wanneer je samen een woning deelt. Als Kamerlid heb ik er trouwens nog met succes voor gepleit om dat voor AOW’ers die volgens de Sociale Verzekeringsbank te veel bij elkaar over de vloer kwamen en daardoor op hun AOW-pensioen voor alleenstaanden werden gekort, zo te laten. Een van mijn meest tastbare politieke successen.”
Minder interessant
Inmiddels is Ulenbelt ruim een jaar weg uit de Tweede Kamer. Het politieke nieuws volgt hij echter nog op de voet: de dag begint met kranten lezen en Radio 1 staat altijd aan. Toch is er een verschil. Als Kamerlid moest hij altijd overal op reageren, nu hoeft dat niet meer. „Vroeger las ik de krant en dacht: zo, daar krijg ik het druk mee. Nu lees ik de krant en denk: zo, daar krijgen ze het druk mee. Om vervolgens te gaan klussen in mijn schuur.”
Pas sprak hij nog eens met zijn oud-collega’s af. „Dan voel je je wel een beetje een buitenstaander worden. En dat is ook logisch: je hoort niet alles meer en je hebt niets meer te vertellen. Je doet er niet meer toe.”
Zelfrelativering gaat de in Haaksbergen geboren Ulenbelt goed af. Zo had hij vroegtijdig in de gaten dat de vele mails die hij als Kamerlid ontving, soms 200 op één dag, niet zijn kant op kwamen omdat men hém zo aardig vond. „Het waren geen mails voor mij, maar mails voor het SP-Tweede Kamerlid. Nu Paul Ulenbelt geen Kamerlid meer is, is Paul Ulenbelt voor heel veel mensen een stuk minder interessant. En weet u: die mensen hebben gelijk. Er zijn wel oud-politici die zichzelf belangrijk blijven vinden, maar dat ziet er vaak potsierlijk uit.”
Tegelijk verveelt Ulenbelt zich geen moment. Dagelijks klust hij in en om zijn huis. De schuur is af, maar binnen is er genoeg te doen. „Je hoort weleens van gepensioneerden dat ze drukker zijn dan ooit. Ik snap nu wat ze bedoelen. Je leest ’s ochtends veel uitvoeriger de krant en staat niet om zeven uur op. Je dag begint dus later. Maar in die dag wil je ongeveer hetzelfde blijven doen als vroeger. Ja, dan heb je het dus druk.”
Hoe kijkt u terug op het Kamerlidmaatschap?
„Ik vond het geweldig. De Tweede Kamer is een prachtige plek. Het is een eer om mensen in het land te mogen vertegenwoordigen. En als je iets voor elkaar wist te krijgen, dan werd je daar blij van. Tegelijk overkomt je dat bij een partij als de SP niet iedere dag. Dat is ook niet erg. Want je was aan het getuigen van de standpunten van je partij. Ik weet nog dat ik in 2004 fractiemedewerker werd van Kamerlid Jan de Wit. Ik moest een motie schrijven waarvan we zeker wisten dat die het niet zou halen. Ik zei: Jan, dat is toch zonde van de tijd? „Paul”, antwoordde hij, „Dat weet ik ook wel, maar iedere motie is óók een verkiezingspamflet. Daarmee laten we zien aan de mensen wat wij als partij ergens van vinden.” Het was dus geen verloren tijd, maar een investering in de toekomst.”
Heeft die investering zich wel uitbetaald? Uw partij wist niet te profiteren van de implosie bij de PvdA.
„De vraag waar dat aan ligt, vind ik moeilijk te beantwoorden. Ik denk dat we er verkeerd aan hebben gedaan om in veel plaatsen mee te besturen. Besturen is natuurlijk prima, maar dan als grootste partij. Alleen dan kun je de zaken naar je hand zetten. Als klein partijtje aanschuiven in een coalitie staat misschien wel interessant, maar je verliest dan al snel je herkenbaarheid. Dan krijg je klappen. Net zoals de PvdA klappen kreeg. Maar die partij heeft de afgelopen jaren dan ook wel écht alles weg lopen weggeven wat haar sociaaldemocratische voorouders hebben opgebouwd. De AOW-leeftijd moest omhoog, sociale werkplaatsen werden afgebroken, de WW en de WAO zijn aangetast. Alles wat mensen zekerheid bood, is met instemming van de PvdA verslechterd. Dan kun je wel steeds vertellen dat je in een coalitie niet in alles je zin kunt krijgen, maar op een gegeven moment slikken mensen dat niet meer.”
In 2012 leek de SP heel even de grootste te worden. Dan was u misschien minister van Sociale Zaken geweest.
„In die periode werd ik weleens zwetend wakker: Hoe gaat dit aflopen? Wie moet dat gaan doen? Die gedachten spookten dan door je hoofd. Maar als ik kijk naar wie ik in mijn jaren als Kamerlid allemaal op Sociale Zaken heb zien optreden, dan denk ik wel dat ik dat beter had gekund. Van Donner en Kamp zou je nog kunnen zeggen dat ze goed waren in het doen van slechte dingen, maar Klijnsma was slechtheid in het kwadraat. Bij Asscher was er wel sprake van goede intenties, maar die kreeg in de coalitie met de VVD weer helemaal niets voor elkaar. Dat vertelde hij onder vier ogen ook altijd eerlijk. Dan zei ik: „Waarom zit je er dan nog?” Kijk, je kunt je hart wel op de goede plek hebben, maar als je daar niet naar handelt, deugt het alsnog niet. Als ik in mijn schuurtje sta, kan ik ook de intentie hebben om iets moois te maken. Maar als het uiteindelijke product niet om aan te zien is, dan heb ik gewoon gefaald.”
Stel: u had als minister één ding kunnen realiseren. Wat zou dat zijn?
„De AOW-leeftijd weer op 65 jaar zetten. Ik zie om me heen dat de maatregel om langer door te moeten werken totaal niet wordt geaccepteerd. Ik hoor en zie de moeite die het mensen kost om hun tijd vol te maken. Ik gun hun het moment dat je baas wordt over je eigen tijd. Veel ouderen gaan dan andere nuttige dingen doen. Ze zitten heus niet de hele dag tv te kijken. Zo zit ik zelf in de onderhoudsploeg van de reddingsbrigade in Noordwijk en helpt mijn vrouw een Iraanse vrouw met inburgeren. Daarvan heeft de samenleving ook profijt.”
Had u in uw werk als Kamerlid zaken liever anders gedaan?
„Weinig. Volgens mij heb ik het steeds eerlijk gespeeld. Natuurlijk, ik heb mensen zwartgemaakt. Maar dat was doelbewust, met argumenten en uit volle overtuiging. Dat mag in de politiek. Als je met meel in de mond praat, hoort niemand je. Het woord is je enige wapen. Maar misschien had ik iets vaker collega’s van andere partijen kunnen meenemen in waar ik mee bezig was. Kijk, bedelen met moties, daar geloof ik niet in. Kamerleden laten zich toch niet door jou overtuigen. Het zijn juist de mensen in het land die ergens door getroffen worden, die hen soms kunnen overtuigen. Daar had ik meer het initiatief in kunnen nemen, bijvoorbeeld door collega-Kamerleden vaker uit te nodigen op werkbezoek. Zo van: „Ik heb iets gehoord en volgens mij is er dit of dat aan de hand. Ik ga poolshoogte nemen; heb je zin om mee te gaan?””
Terug zou u niet meer willen?
„Geen seconde. Er is buiten Den Haag veel meer te doen dan in Den Haag, daar ben ik wel achter gekomen. En hier in huis ben ik nog lang niet klaar. Maar het was een mooie tijd. En ik doe nog steeds wel kleine klussen voor de SP. Maar dan alleen klussen met een duidelijk begin en einde. Want weet je, ik werd al die jaren wakker met een wekker. Nu hoeft dat niet meer. Dat is me een verademing. Wakker worden zonder wekker. Dat gun ik iedereen. Zéker vanaf 65 jaar.”
Uwazaj, jedzie pociag!
„Wat zou de staatssecretaris doen als hij hoorde: „Uwazaj, jedzie pociag!”?
Die vraag stelde SP-Kamerlid Paul Ulenbelt in 2011 tijdens het mondelingevragenuurtje aan VVD’er De Krom (Sociale Zaken). Die had geen idee. Het bleek Pools voor ”Pas op, er komt een trein aan!”
Ulenbelt stelde de vraag omdat hij zich zorgen maakte over de veiligheid van spoorpersoneel. Dat bestond steeds vaker uit werknemers uit Polen, maar hun gebrekkige kennis van de Nederlandse taal zou gevaar kunnen opleveren voor hun collega’s, betoogde hij.
Het tekenent de wijze waarop Ulenbelt van 2006 tot 2017 in de Tweede Kamer opereerde: humoristisch, maar altijd met een serieuze ondertoon. Gericht op de arbeidsomstandigheden en gezondheid van werknemers.
Dat loopt ook als een rode draad door de carrière van de in Haaksbergen geboren Leidenaar. Na zijn opleiding (arbeids- en organisatiepsychologie in Groningen) startte Ulenbelt als landelijk secretaris van de NVV-jongeren; de jongerenorganisatie van de vakcentrale NVV, die in 1977 opging in het FNV.
Na een uitstapje richting de Universiteit van Amsterdam, waar Ulenbelt een proefschrift schreef over hoe de blootstelling aan lood het gedrag van werknemers verandert, keerde hij bij de vakbond terug. In 1991 werd hij medewerker bij de industriebond FNV. Daar richtte hij in 1999 het Bureau Beroepsziekten op, dat werknemers die het slachtoffer zijn geworden van een bedrijfsongeval begeleidt bij schadeclaims.
In 2004 verliet hij de bond om medewerker te worden van de SP-Tweede Kamerfractie, een functie waarvoor Ulenbelt een kwart van zijn salaris inleverde. Van 30 november 2006 tot 23 maart 2017 was hij Kamerlid. In die rol wist de hoogopgeleide academicus als geen ander de stem van de arbeider te vertolken, alsof Ulenbelt zelf jarenlang met blote handen staal had gebogen. In 2009 plaatste dagblad Trouw de SP’er dan ook in de top 3 van Kamerleden met de duidelijkste nestgeur van hun partij.
Ulenbelt maakte ook naam tijdens de zomerperioden, waarin hij de Kamer meermaals met succes terugriep van reces. Bijvoorbeeld in 2010, om te spreken over het massaontslag bij Organon of de pensioenplannen van minister Donner.
zomerserie Weg van het Binnenhof
Dit is het eerste deel in een vierdelige serie over politici die ooit weg waren van de politiek, maar alweer langere of kortere tijd weg zijn uit Den Haag. Hoe brengen ze tegenwoordig hun tijd door? Hoe blikken ze terug?