De klok wees vrijdagmorgen halfvijf toen de 28 EU-leiders er eindelijk uit waren: er is een deal over migratie. De Spaanse premier Pedro Sanchez haastte zich te zeggen dat het „niet het best mogelijke akkoord” is. „Maar het is een belangrijk akkoord dat ons in staat stelt om verder te praten met een Europees perspectief.”
Het is inderdaad niet het best denkbare akkoord, maar tegelijk is de vraag: wat is het best mogelijke akkoord dan wel? Voorafgaand aan de vergadering was maar al te duidelijk hoe groot de tegenstellingen zijn tussen de Europese landen. Italië gooide de laatste weken de kont tegen de krib door tegen de verdragen in schepen met migranten te weigeren. Oost-Europese landen weigeren al langer de Europese afspraken rond migratie na te komen.
De 28 EU-leiders besloten onder meer de mogelijkheden te onderzoeken voor deals met Noord-Afrikaanse landen, naar het model van de Turkijedeal uit 2016. Landen in de regio krijgen geld, in ruil waarvoor ze meewerken aan het terugdringen van illegale migratie naar Europa. In Noord-Afrika moeten zogenoemde ontschepingsplatforms komen om migranten die in zee worden opgepikt naartoe terug te sturen.
Het voordeel van die oplossingen is dat wellicht minder mensen zich op zee wagen en dat landen als Italië en Griekenland niet opgescheept zitten met vrijwel alle binnenkomende migranten. De vragen eromheen zijn ook duidelijk. Noord-Afrikaanse landen staan namelijk bepaald niet te springen om kampen op te zetten en hulporganisaties uiten terecht hun zorgen over de humanitaire toestanden in dergelijke kampen. Zijn die voldoende te waarborgen? De wantoestanden in Libische kampen en de omgang van Algerije met migranten zijn weinig geruststellend. Deze week was in het nieuws dat Algerije het afgelopen jaar duizenden migranten terug de woestijn in heeft gestuurd.
De EU-leiders spraken verder af dat ze zich hard zullen maken voor „een substantiële sociaaleconomische transformatie van het Afrikaanse continent.” Dat is een lovenswaardig streven, maar op de korte termijn zal het zeker niet behulpzaam zijn om migratiestromen in te dammen. Integendeel, waarschuwen deskundigen: hoe meer mensen de middelen krijgen naar Europa te reizen, hoe meer mensen dat zullen doen.
Vanaf de zijlijn is het echter makkelijk roepen. Het is winst dat er voldoende grond is om verder te praten. Daarnaast is het goed in gedachten te houden dat het Europese migratiebeleid de afgelopen jaren wellicht effectiever was dan sommige leiders doen vermoeden. De recente uitspraak van de Hongaarse premier Orban dat „we hebben gefaald om onszelf te verdedigen tegen de migratiegolf” vindt geen grond in de cijfers. Het aantal migranten naar Europa ligt al maandenlang relatief laag en weer op het niveau van vóór de piek in 2015. Van een „migratiegolf” is beslist geen sprake meer. Dat soort taal vertroebelt de discussie en helpt niet om oplossingen te vinden.