Niet voor het eerst probeert een auteur aan te tonen dat grote technologiebedrijven een schadelijke invloed hebben op de mensheid. De Amerikaanse journalist Franklin Foer doet dat ook, maar maakt het soms wel erg persoonlijk.
Foer, broer van de bekende schrijver Jonathan Safran Foer, keert zich in zijn boek ”Ontzielde wereld” tegen grote techbedrijven zoals Google, Facebook en Amazon. Scherp schetst hij de dreiging die volgens hem van deze ondernemingen, ook wel big tech genoemd, uitgaat.
Van Google zegt hij dat het met „een haast theologisch gekleurde innerlijke overtuiging” zijn doelen nastreeft. Google wil immers het leven op aarde transformeren. Volgens Foer gaat dat ten koste van menselijke wetten, instituten en tradities. „Het bedrijf spoedt zich voorwaarts, met weinig oog voor wat het onderweg naar het Nieuwe Jeruzalem vertrapt.”
Hierbij is een hoofdrol weggelegd voor artificial intelligence (ai), ofwel kunstmatige intelligentie. Veel, zo niet alle producten van Google zijn hierop gebaseerd. Maar Google streeft naar perfectie: alle data die het verzamelt, wordt ingezet om zijn algoritmes, zijn intelligentie te verbeteren.
Er komt een moment dat de kunstmatige intelligentie de menselijke gaat evenaren en zelfs voorbij zal streven. Dat is nodig om als mens te kunnen samensmelten met ai. Zo kunnen we afstand doen van ons broze en beperkte lichaam, en volledig fuseren met machines. Daarmee is de onsterfelijke mens geschapen. Foer legt terecht de vinger bij Googles superoptimistische theorie over het leven op aarde, omdat die voorbijgaat aan de fundamentele vragen over de menselijke gevolgen.
Voorspelbaar maken
Ook Facebook moet het ontgelden. Dat sociale netwerk wil volgens Foer maar één ding: mensen voorspelbaar maken, zodat ze gemakkelijker te manipuleren zijn. De algoritmen van Facebook zijn bedoeld om de vrije wil uit te hollen, mensen te verlossen van hun keuzestress, hen in de juiste richting te sturen. „Algoritmen voeden een gevoel van almacht, het neerbuigende geloof dat ons gedrag in een superieure richting te veranderen is zonder dat we ons zelfs maar bewust zijn van de hand die ons leidt. Dat is altijd een gevaar geweest van de technologische mentaliteit. Ze overschrijdt immers haar grenzen door iets onbezields te bouwen. Wij zijn de schroeven en klinknagels in het grootse ontwerp.”
Als Foer het heeft over de kennismonopolies van Google en Facebook, komt hij als vanzelf bij Amazon. Dit onlinewarenhuis wil het epicentrum van vrijetijdsbesteding en consumptie worden, stelt hij. Daarvoor ontplooit het bedrijf zo’n breed scala aan activiteiten dat consumenten er nauwelijks nog omheen kunnen. Zo eigent het zich een poortwachtersfunctie toe die bedreigend is voor de democratie, aldus Foer. „Oude poortwachters verdienden misschien niet altijd evenveel lof, maar er waren er tenminste een hoop. In die veelvuldigheid lag de basis van de democratie. In Amazons kijk op de toekomst is er maar één poort: Amazon.”
Persoonlijke vete
Foer schreef ooit een kritisch artikel over Amazon in het Amerikaanse tijdschrift The New Republic. Het bedrijf schrapte prompt een advertentiecampagne in het blad. De felheid waarmee Foer schrijft, heeft dus een voorgeschiedenis. Die persoonlijke vete komt ook elders in het boek terug, als Foer zijn conflict beschrijft met Chris Hughes, kamergenoot van Facebookbaas Mark Zuckerberg toen ze samen aan de universiteit van Harvard studeerden. Hughes verdiende miljarden als medeoprichter van het sociale netwerk.
In 2012 kocht hij een meerderheidsaandeel in The New Republic, waar Foer als redacteur in dienst was. De jonge techneut wilde van het traditionele instituut een digitaal mediabedrijf maken, en zette erkende schrijvers zoals Foer aan de dijk. Dat zit die laatste nog steeds hoog, zo valt tussen de regels van zijn boek door te lezen. Hughes faalde overigens jammerlijk en moest The New Republic in 2016 weer verkopen.
Dat persoonlijke venijn maakt Foers boek niet per se sterker, al is het aardig om te lezen. Zijn boodschap is alarmerend genoeg: met hun monopolies en hun algoritmes zijn de grote techbedrijven een bedreiging voor de mensheid zoals we die kennen. Daarin overtuigt Foer ten dele. Want hij mag het dan allemaal fraai opschrijven, zijn visie is niet nieuw. En iets te vaak klinkt hij als een oude, verzuurde journalist.
Zijn antwoord is bovendien wat lafjes: hij wil regulering door de overheid én een terugkeer naar het geschreven woord. Met een beroep op Thomas a Kempis –„ik heb overal naar geluk gezocht, maar ik heb het uitsluitend gevonden in een klein hoekje met een klein boek”– voert Foer een hartstochtelijk pleidooi voor papier.
Papier
Lezen vanaf papier houdt ons volgens Foer uit de greep van de technologiebedrijven. „Papier –in de vorm van boeken, tijdschriften en kranten– is de scheur waarin wij ons kunnen verstoppen. Het is de plek buiten het bereik van de monopolisten, waar we geen dataspoor achterlaten, waar ze ons niet in de gaten kunnen houden.” Hoewel het nut van lezen volstrekt helder is, houdt dit sympathieke betoog natuurlijk geen stand. Lezen alleen zal de macht en invloed van big tech nooit kunnen breken.
Foer heeft tot slot ook nog een aardige boodschap voor mediabedrijven. Die moeten inzetten op abonnees, niet op reclame. Want met dat laatste maken ze zich te veel afhankelijk van de techbedrijven. Ze moeten terug naar hun niche en de loyaliteit van hun kernpubliek. „Dat zal superieure redactionele inhoud en duurzame ondernemingen opleveren. Om zichzelf te redden zullen media hun lezers om geld moeten vragen en zullen lezers moeten betalen.” Waarvan akte.
Boekgegevens
Ontzielde wereld. De existentiële dreiging van big tech, Franklin Foer; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2017; ISBN 978 90 234 6865 3; 286 blz.; € 22,99.
Lees meer in ons thema Digitale media.