De nieuwe videomanipulatietechniek Deepfake schaadt het vertrouwen in de samenleving. Het vraagt van christenen betrokkenheid op personen en instituties in plaats van oppervlakkige nieuwsconsumptie, betoogt Charlee New.
Zien is geloven, luidt een oud gezegde. We staan op het punt een nieuwe stap in digitaal bedrog te zetten die dit gezegde ondermijnt en de potentie heeft om de crises van desinformatie en gebrek aan vertrouwen te verdiepen.
In april verscheen er op YouTube een video van oud-president Obama over nepnieuws. De video is ondertussen miljoenen keren bekeken. Het is alleen niet echt Obama. Kunstmatige intelligentie is gebruikt om een video van Obama te combineren met de mond en stem van acteur Jordan Peele. Het resultaat is verrassend realistisch. Dit nieuwe type van videomanipulatie staat bekend als Deepfake. In de woorden van Deepfake Obama: „We betreden een tijdperk waarin onze vijanden iedereen op enig moment iets kunnen laten zeggen.”
De Deepfakesoftware, die gratis te downloaden en te gebruiken is, maakt deel uit van een reeks steeds geavanceerdere tools die het moeilijker maakt om echt van nep te onderscheiden in de digitale wereld. In de digitale ruimte nemen desinformatie en manipulatie hand over hand toe. Zo zijn er computerprogramma’s die zelfstandig kunnen chatten en berichten op sites kunnen plaatsen, zogeheten ”bots”. Deze bots beïnvloeden het debat op forums en sociale media. Nu is er de Deepfakevideo. De ontwikkeling hiervan zal het probleem van nepnieuws alleen maar versterken.
Wat moeten we van deze ontwikkelingen vinden? Aan de ene kant beweren sommige technologen dat deze nieuwe hulpmiddelen een informatiecatastrofe zullen veroorzaken. Sinds 1990 hebben we echter al met Photoshop de mogelijkheid om foto’s te manipuleren. Zo hebben we geleerd om nepbeelden van echt te onderscheiden. Ook is er onderzoek gaande naar het ontwikkelen van algoritmen die kunnen helpen om vervalste video’s te identificeren. Hoe het ook zij –het is altijd moeilijk om voorspellingen te doen over de toekomst– in de huidige sociale context zijn deze ontwikkelingen in staat om onze huidige vertrouwenscrisis te versterken.
Authentieke bron
In de 21e eeuw is welhaast ieder individu een producent van ”content” geworden. Velen maken foto’s, video’s en tekst en verspreiden die via sociale media, blogs en videoplatforms zoals YouTube. Tegelijkertijd is er een groeiend gebrek aan vertrouwen in instellingen, media en politici. Geluidsbestanden en videoclips van personen hebben een sleutelrol gespeeld bij een aantal onthullingen en schandalen in het publieke domein. Bij de jongere generaties is het wantrouwen tegenover de autoriteiten groot. Daardoor wordt het gemakkelijk om de individuele blogger of verslaggever (met de cameratelefoon bij de hand) als een onbevooroordeelde, authentieke nieuwsbron te zien. Wanneer is aangetoond dat je niet aankunt op iemands woorden, kun je wel op video vertrouwen: zien is geloven.
Wanneer iemand echter (met veel vrije tijd, een grote hoeveelheid hd-videomateriaal en de juiste systeemvereisten) een openbare figuur iets in een video kan laten doen of zeggen, is het gezegde ”zien is geloven” niet langer houdbaar. Ook zijn de instellingen die weinig vertrouwen van de massa genieten juist het hardst nodig om nieuws te verifiëren en onjuiste informatie aan het licht te brengen. Bovendien kan het enkele feit dat men beschikt over de technologische capaciteit om video en audio te veranderen door regeringsleiders worden gebruikt om ongunstige bronnen in twijfel te trekken. Zo heeft president Trump al een keer ontkend dat zijn stem te horen was op de beruchte audiofragmenten waarin hij vulgaire opmerkingen maakte over vrouwen. Volgens Trump hebben experts hem namelijk verteld dat het mogelijk vervalst is.
Als het voorgaande een indicatie is van hoe het toekomstige publieke debat eruit zou kunnen gaan zien, moeten we twee essentiële vragen stellen: Hoe kunnen we onze leiders vertrouwen? En hoe kunnen we elkaar vertrouwen?
Menselijke feilbaarheid
Christenen hebben een belangrijke reden om deze vragen naar voren te brengen. Voor degenen die een ‘onbevooroordeeld’ individu vertrouwen maar een publieke instelling wantrouwen, kunnen christenen namelijk rustig volhouden dat de lijn tussen goed en kwaad door elk menselijk hart loopt. Er is geen reden om het individu boven instituties te vertrouwen. We kunnen daarentegen onze instituties beoordelen, waarbij we de menselijke feilbaarheid en slechte bedoelingen erkennen, terwijl we ze houden aan het moeten bezitten van integriteit. Kortom, we zullen bereid moeten zijn om vertrouwen te verlenen aan leiders die zich inzetten voor publieke dienstverlening en eerlijke verslaggeving.
Ook is het tijd om terug te keren naar een basis van vertrouwen die niet zozeer berust op het weten van ”wat er precies is gebeurd” (is dat überhaupt echt vertrouwen?), maar in plaats daarvan berust op het kennen van het karakter van een persoon (of organisatie). Jezus vertelt ons: „Zo zult gij dan dezelve aan hun vruchten kennen” (Matth. 7:20). We zouden er goed aan doen dit toetscriterium toe te passen. Dat vereist van ons geduld, zorgvuldigheid en betrokkenheid die verder gaat dan oppervlakkige nieuwsconsumptie. Het kan ook betekenen dat we onze aandacht moeten richten op lokaal nieuws en lokale politiek en op persoonlijke ontmoetingen. Ten slotte vereist deze benadering toewijding, het werken aan relaties en de ontwikkeling van leiders van wie wij hun echte woorden kunnen vertrouwen.
De auteur is communicatie- en marketingmedewerker bij Jubilee Centre. Bron: jubilee-centre.org.