Binnenland

Urk voer wel bij afsluiten Zuiderzee

Van zout naar zoet water. En van grote naar beperkte risico’s bij hoogwater. Het afsluiten van de Zuiderzee, een van de hoofdpunten van de wet die honderd jaar geleden werd aangenomen, had grote gevolgen voor de plaatsen eromheen. Het eiland Urk leek ten dode opgeschreven. Het is echter nog steeds springlevend.

16 March 2018 22:03Gewijzigd op 16 November 2020 12:50
Van links naar rechts: Evert Weerstand, Klaas Koffeman en Riekelt Koffeman uit Urk. Aanvankelijk zag het er naar uit dat de Afsluitdijk het einde betekende voor het eiland. Maar Urk werd juist een welvarende plaats.
Van links naar rechts: Evert Weerstand, Klaas Koffeman en Riekelt Koffeman uit Urk. Aanvankelijk zag het er naar uit dat de Afsluitdijk het einde betekende voor het eiland. Maar Urk werd juist een welvarende plaats.

De Bult. Zo wordt het oude gedeelte van Urk ook wel genoemd. Het is niet opmerkelijk, want wie naar het centrum van de Flevolandse plaats rijdt, moet een klein hoogteverschil overbruggen.

Eeuwenlang lag Urk midden in de Zuiderzee. Maar alleen de boerenlanden werden met enige regelmaat bedreigd door het water. Vloedplanken om de deuren en kelders af te sluiten, waren nauwelijks nodig. De meeste van de schamele visserswoningen stonden hoog genoeg om veilig te zijn voor het water. De boerderijen en de laagst gelegen vissershuizen werden soms wel getroffen.

Kustlijn

De aanleg van de Afsluitdijk, gebouwd van 1927 tot 1932, was voor een deel bedoeld om de kustlijn te verkorten. Daarmee moesten overstromingen tot een minimum worden beperkt. Het hoge water vormde namelijk tijdens stormen een gevaar voor veel plaatsen langs de Zuiderzee. Maar dus niet voor het hooggelegen Urk.

Toch zouden de dijk en de aanleg van Flevoland veel gevolgen hebben. „Door het afsluiten van de Zuiderzee verdween de ansjovis en de Zuiderzeeharing”, zegt Klaas Koffeman (81). Net als zijn verre achterneef Riekelt Koffeman (55) en Evert Weerstand (70) is Klaas nauw betrokken bij museum Het Oude Raadhuis. „Urk was in die tijd erg arm. In de zomer gingen de vissers de Zuiderzee op voor de vangst van ansjovis en Zuiderzeeharing. De vis werd hier ook verwerkt. Er lagen dan wel 200 tot 300 botters voor de wal. Het verdwijnen van de Zuiderzeevisserij was een grote klap voor Urk.”

Evert: „In het voor- en najaar gingen ze met dezelfde bottertjes naar de Noordzee voor schol, tong en schelvis. Op de Noordzee zijn de meeste ongelukken gebeurd. Van alle Urkers die zijn verdronken, kwam 90 procent op de Noordzee om.” Volgens de drie konden de inwoners van Urk vooraf de gevolgen van het afsluiten van de Zuiderzee niet overzien. Evert: „Er waren wel wat demonstraties tegen de wet, maar dat bleef heel beperkt.”

Steunwet

Veel Urkers die hun werk dreigden kwijt te raken, vertrokken naar andere gebieden. Onder andere de fabrieken in de Zaanstreek waren in trek. Voor mensen die konden aantonen dat ze hoofdzakelijk afhankelijk waren van vissen op de Zuiderzee werd er in 1925 een steunwet ingevoerd. Getroffen vissers kregen hierdoor bijstand van het Rijk. Klaas: „Dat stelde niet veel voor. Je kon er niet van leven.” De werkloosheid steeg in de jaren 30 zienderogen. Om werk te genereren, kwamen er in Urk onder andere een mandenmakerij en een sigarenfabriek.

De bevolking van het eiland groeide ondertussen door een hoog geboorte- en een laag sterftecijfer. Ruimte om huizen te bouwen, was er nauwelijks. De aanleg van de Noordoostpolder kwam voor Urk dan ook als geroepen. Maar de hoop op een flinke gebiedsuitbreiding voor het vissersdorp werd de grond in geboord. Urk kreeg weinig land. Bovendien werd er geen grond toegewezen aan Urker jongeren die boer wilden worden. Evert: „We moesten veel viswater inleveren, maar kregen er weinig land voor terug. Het Rijk wilde het liefst dat er in Urk een paar honderd mensen bleven wonen, zodat hier op kleine schaal toerisme zou kunnen komen.”

Niet netjes

De drie vinden dat Urk niet netjes is behandeld rond de inpoldering en in de jaren daarna. Kranten omschreven volgens hen de Urkers als bewoners van een afgelegen eiland en namen ze niet echt serieus. Riekelt: „Het is opvallend hoe mensen nog steeds naar Urk kijken. Iedereen in Nederland kent Urk. Als er bijvoorbeeld in een plaats van vergelijkbare grootte veel drugs worden gebruikt, hoor je daar niemand over. Maar als er in Urk iets met drugs is, valt iedereen over ons heen.” Op die manier werden de Urkers volgens de drie ook bij de aanleg van de Noordoostpolder behandeld. Klaas: „Mensen zagen ons als vreemden. Maar Urkers leefden niet alleen maar op het eiland. Ze waren wereldburgers. Ze kwamen in heel Nederland. Bovendien woonden er in Urk veel mensen van buitenaf.”

De weinige grond die Urk na de inpoldering kreeg, werd goed benut. Het dorp groeide uit tot 20.000 inwoners. En de visverwerkende industrie dijde uit. Urk is momenteel wereldwijd een van de meest toonaangevende plaatsen voor wat betreft de visverwerking. Evert: „In de jaren na de Tweede Wereldoorlog konden vissers niet meer op zaterdag lossen in plaatsen als IJmuiden. Urkers gingen toen in Urk zelf lossen. Dat kwam de groei van de visafslag ten goede. Daardoor ontstonden visverwerkingsbedrijven.” Riekelt: „We zagen in Urk kansen voor het verwerken van vis door middel van nieuwe technieken.” Het gevolg was dat de werkloosheid daalde en de welvaart toenam.

Klaas: „De inpoldering betekende dat Urk kon overleven. Zonder de polder hadden hier geen grote bedrijven kunnen komen. Bovendien betekende de verbinding met het vasteland dat we overal sneller konden komen. De gezondheidszorg werd bijvoorbeeld beter bereikbaar.”

Ook na de aansluiting bij het vasteland bleef Urk uniek. Evert: „Urkers zijn harde werkers. We gaan niet bij de pakken neerzitten.” Riekelt: „Urk stijgt overal bovenuit. Bijvoorbeeld met het hoogste geboortecijfer, als vrijgevigste gemeente en met het hoogste percentage werkenden in Nederland. Hier heerst eenheid.” Klaas: „We zijn trots op Urk.”

De Zuiderzeewet werd honderd jaar geleden aangenomen. Dit is de tweede aflevering in een serie artikelen over deze wet.

Aanzien van plaatsen rond binnenzee veranderde

De Zuiderzeewet had aanzienlijke gevolgen voor plaatsen rond de binnenzee. Diverse kustplaatsen kwamen midden in Nederland te liggen omdat pal ernaast een nieuwe provincie, Flevoland, werd aangelegd. De vissersvloten verdwenen voor een belangrijk deel. Hoe hielden de plaatsen zich staande?

In Volendam raakten na het afsluiten van de Zuiderzee veel vissers werkloos. De burgemeester zorgde ervoor dat er een ambachtsschool kwam. De werkloze vissers en hun kinderen konden op die manier een beroepsopleiding volgen. Veel Volendammers gingen in de bouwsector werken. Ook het toerisme is een belangrijke bron van inkomsten voor de plaats.

De watersnood van 1916 eiste op Marken zestien levens. Deze ramp was de doorslaggevende factor voor het aanleggen van de Afsluitdijk, zo zegt Cor Visser, voorzitter van het Marker Museum. De dijk betekende wat betreft de veiligheid de redding voor Marken. Voor de visserij was het echter de doodsteek. „Tot 1932 was het overgrote deel van de bevolking afhankelijk van de visvangst met botters op de Zuiderzee. Daarna werden alle vissers weggesaneerd. Nieuwe beroepen kwamen er op het eiland niet bij.” De meeste mensen kregen aan de wal werk in fabrieken of visverwerkingsbedrijven in Monnickendam. Of ze gingen op koopvaardijschepen of bij baggerbedrijven werken. In 1957 kwam de dijk tussen Marken en het vasteland gereed. Marken werd een schiereiland. Er is nog veel historie te zien. In Marken staan bijvoorbeeld huizen op terpen en ook zijn er paalwoningen. En in het Marker Museum is een jaarlijks wisselende tentoonstelling over het leven rond de Zuiderzee te zien.

De aanleg van de Afsluitdijk betekende voor de inwoners van Bunschoten-Spakenburg dat er een einde kwam aan grote overstromingen. Dat staat te lezen in de Historische Canon van Bunschoten. Maar het betekende ook het onmiddellijke einde van de haring-, ansjovis- en garnalenvangst. Toen tussen 1959 en 1968 Zuidelijk Flevoland werd aangelegd, was het dorp ook zijn weidse uitzicht kwijt. Maar inmiddels was er een andere nering gevonden. De inwoners van Bunschoten-Spakenburg richtten zich op de handel in vis en koek. Talrijke bewoners verdienen daar nu een goede boterham in.

Harderwijk was aan het begin van de vorige eeuw een middelgrote vissersplaats, zegt Matty Moggré, voorzitter van de historische vereniging Herderewich. Er waren 250 vissers. „Daarnaast waren er zeilmakers, mandenmakers, timmerlieden, touwslagers en scheepsbouwers. Ook telde Harderwijk veel boeren, maar de grond was niet erg vruchtbaar.” De vloot halveerde al snel. „Na 1932 vingen de vissers heel weinig, omdat het water van zout in zoet veranderde.” Sommigen stapten over op de vangst van paling, bot en baars. Dat leidde tot de komst van palingrokerijen. Anderen gingen eenden fokken, maar dat was geen succes. Velen vertrokken uit Harderwijk.

De Harderwijker Eibert den Herder streed zijn hele leven tegen de komst van de Afsluitdijk. Toen hij zag dat zijn verzet tevergeefs was, richtte hij zich op het toerisme. Dat had wel succes. Het stadje wordt bezocht door veel dagjesmensen. De zoon van Eibert, Frits den Herder, richtte het Dolfinarium op. In Harderwijk herinneren nog enkele panden aan het leven in het vroegere Zuiderzeestadje.

Volgens Henk Beens, voorzitter van het Tapijtmuseum in Genemuiden, zorgde de aanleg van de Afsluitdijk voor flinke veranderingen in zijn woonplaats. Het aantal vissers nam sterk af. Ook had de dijk invloed op het maken van biezen matten. De biezen groeien altijd goed langs de IJssel en het Zwarte Water bij Genemuiden. Het andersoortige water leidde tot een afname van de kwaliteit van de biezen. De economische crisis in de jaren dertig betekende het definitieve einde voor het maken van de biezen matten.

Inmiddels was er vanaf 1918 een nieuwe industrie ontstaan: de kokosmattenindustrie, die kokosvezels tot matten verwerkte. Dat duurde tot ongeveer 1967. Daarna werd overgeschakeld op getuft tapijt van nylon en wol. „De benodigde garens worden in Genemuiden geproduceerd.” Genemuiden wordt volgens Beens nu gezien als de tapijthoofdstad van de wereld. De gevolgen van de Afsluitdijk voor de industrie in het stadje zijn te zien in het Tapijtmuseum.

Een positief gevolg van de aanleg van de dijk was dat er geen overstromingen meer waren. „Vroeger liep bij een noordwesterstorm het water over de kade. Maar na de aanleg van de dijk gebeurde dat niet meer. Het is veel veiliger geworden.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer