Patiënten met ernstige afwijkingen aan hun kransslagaders kunnen beter worden geopereerd dan gedotterd. Van de patiënten die een bypassoperatie ondergingen, overleed 9,2 procent binnen vijf jaar. Bij de mensen die gedotterd waren, was dat 11,2 procent, een verschil van 20 procent. Dat blijkt uit een grote studie, waaraan ook het Erasmus MC meedeed, die eind februari online verscheen in The Lancet.
Bij een dotterbehandeling wordt de vernauwing opgeheven door een ballonnetje in de aderen op te blazen en zo nodig een stent te plaatsen. Bij een bypassoperatie plaatst de chirurg een slagader uit het borstbeen en een stukje ader (uit bijvoorbeeld het been) om één of meerdere vernauwingen in de kransslagader.
Welke behandeling iemand krijgt, hangt af van hoe acuut de situatie is en van de ernst van de verstopping. Een bypassoperatie blijkt echter de beste optie voor patiënten die niet met spoed een behandeling nodig hebben maar wel kampen met ernstige verstoppingen of vernauwingen op meerdere plekken, vooral in combinatie met diabetes.