Wortel en Merksplas: rijksweldadigheid in België
In Nederland gingen ze naar Frederiksoord of Veenhuizen, in België naar Wortel of Merksplas. De kansarmen, de notoire zwervers, de vagebonden. In de uitgebreide editie van zijn boek ”Landlopers” biedt Toon Horsten een fascinerend beeld van de rijksweldadigheidskolonies bij de zuiderburen.
Het is generaal-majoor Johannes van den Bosch (1780-1844), grondlegger van de Maatschappij van Weldadigheid, aan wie Nederland Frederiksoord en Veenhuizen heeft te danken. De laatste plaats maakt naam als gevangenisdorp. Als het in het vergeetboek dreigt te raken, zet Suzanna Jansen het weer in de schijnwerpers. Haar boek ”Het pauperparadijs” wordt een bestseller, tot vreugde van de auteur, de uitgever en het gevangenismuseum in Veenhuizen.
Je zou ”Landlopers” de Belgische variant van ”Het pauperparadijs” kunnen noemen. Auteur Toon Horsten, journalist, publicist en sinds een jaar uitgever van strips, maakt in zijn geboorteplaats Wortel de paupers van nabij mee. Wanneer hij als jongen gaat zwemmen in de lokale recreatieplas geeft hij zijn spullen in bewaring bij een daar tewerkgestelde landloper.
De kolonies in Wortel en het naburige Merksplas ontstaan net als die van Frederiksoord en Veenhuizen dankzij Van den Bosch. Vanuit zijn onverwoestbare geloof in een maakbare samenleving rust de officier niet voor zijn concept ook door de zuiderburen is overgenomen. Dat is mogelijk dankzij het feit dat hun grondgebied in die dagen tot het Koninkrijk der Nederlanden behoort. Benjamin van den Bosch, een broer van Johannes, gaat leidinggeven aan de zuidelijke activiteiten van de Maatschappij van Weldadigheid.
Beteugelingskolonie
Onder de Franse overheersing is in 1808 per keizerlijk decreet bepaald dat landloperij een strafbaar feit is. Wie zich zonder geld op straat bevindt, kan vanwege een ontbrekende of lege portemonnee worden ingerekend en afgevoerd. Bedelaars dienen zich te melden bij hun gemeentebestuur voor opname in een bedelaarsgesticht. Een verpauperd kasteel bij Hoogstraten, een stadje nabij Wortel en Merksplas, krijgt die functie voor de provincie Antwerpen. Speciale opsporingsbeambten ontvangen 64 centiemen voor elke ingerekende landloper.
Ook in de steek gelaten vrouwen, hun kroost en gestoorde figuren waar niemand raad mee weet, worden afgevoerd naar Hoogstraten. Het kasteel met bijbehorende gebouwen is berekend op 500 bewoners, maar in 1883 telt een bezoeker er 1700. Een bataljon soldaten waarborgt de veiligheid. De mannen en vrouwen werken overdag in een van de vele werkplaatsen op het terrein of op de boerderij. Om aanwas door geboorte te voorkomen, worden beide geslachten zo veel mogelijk gescheiden gehouden.
De door de Maatschappij van Weldadigheid gestichte kolonies zijn een mooie aanvulling op het aanbod in Hoogstraten. Wortel wordt de Vlaamse pendant van Frederiksoord. Kansarmen kunnen er op een van de 129 opgetrokken boerderijtjes aan de slag. Het platteland is in de optiek van Johannes van den Bosch en broer Benjamin hét oefenterrein voor maatschappelijke, zedelijke en geestelijke verheffing. Wie niet geschikt is voor de landarbeid, kan terecht in de steenbakkerij, de broodbakkerij, de spinnerij, de weverij of een van de andere ateliers op het terrein.
De kolonie van Merksplas biedt onderdak aan landlopers aan waar geen eer te behalen valt. Dat zijn er nogal wat. Het gaat in België net als in Nederland. Niet de ”vrije kolonie” van Wortel, maar de ”beteugelingskolonie” van Merksplas maakt naam. Zoals in Nederland niet Frederiksoord maar Veenhuizen een begrip wordt. De bewoners, door de autochtone inwoners ”kolonisten” of ”colons” genoemd, werken overdag in de omringende bossen of op het land. Anderen verrichten ambachtelijk werk. Behalve kost en inwoning ontvangen ze daarvoor een bescheiden salaris. Als ze voldoende hebben gespaard, mogen ze vertrekken. Een uniform moet voortijdig vertrek voorkomen.
Toevluchtshuizen
Na de revolutie van de Zuidelijke Nederlanden, die in 1930 het Koninkrijk België vormen, raakt de zuidelijke afdeling van de Maatschappij van Weldadigheid in de versukkeling. In 1842 wordt zij ontbonden, waarna de kolonies snel verkrotten. Het jonge België probeert het pauperprobleem op andere manieren op te lossen. Zo krijgen 650 Belgische landlopers tussen 1850 en 1856 de mogelijkheid om naar de nieuwe wereld te emigreren. De overheid betaalt de overtocht. In 1856 maakt Amerika er een eind aan. Op dit soort burgers zit het land van de onbegrensde mogelijkheden niet te wachten.
Om te voorkomen dat het groeiende leger armoedzaaiers in opstand komt, wordt in 1891 de wet op de beteugeling van de landloperij van kracht. Landlopers dienen ter beschikking van de regering worden gesteld. In de aanloop naar de nieuwe situatie heeft de Belgische overheid al in 1870 de voormalige landbouwkolonies van Wortel en Merksplas aangekocht, om die als onderafdelingen van het bedelaarsgesticht van Hoogstraten nieuw leven in te blazen. De vervallen opstal wordt gerenoveerd of vervangen door nieuwbouw.
Er verrijzen complete dorpen, inclusief hospitaal, kapel en werkplaatsen voor industriële activiteiten. Merksplas zal zich gaan richten op de heropvoeding van vagebonden, notoire klaplopers en pooiers. Ook daders van kleine criminaliteit kunnen er terecht. Wortel is vooral bedoeld voor bejaarde landlopers en figuren die niet meer bij te schaven zijn. De kolonie van Merksplas heet vanaf nu ”bedelaarswerkhuis”. Hoogstraten en Wortel staan te boek als ”toevluchtshuizen”. Omdat de voertaal in de kolonies Frans is, wordt personeel uit Wallonië en Brussel geïmporteerd. Een van de middelen om hoger personeel aan te trekken, is de ”planton”: een landloper voor het onderhoud van huis en tuin.
Rijkskoloniegesticht
In 1895 is het aantal kolonisten in de 3 instellingen gestegen tot 7000. De plaats van herkomst van de kolonist, de provincie waartoe deze plaats behoort en de landelijke overheid delen de verblijfskosten. De industriële activiteiten worden uitgebreid met initiatieven van vrije ondernemers. In de kolonie van Merksplas wordt een veelheid aan producten geproduceerd, van hoeden tot beton. Onder strak toezicht, want de kolonisten van de ”beteugelingskolonie” zijn een wederspannig volk. Geregeld breken er opstanden en stakingen uit. In Wortel is de sfeer doorgaans ietwat vriendelijker, al slaat ook daar soms de vlam in de pan. Vanwege de kou in de zalen, de matige kost en het gebrek aan deugdelijke kleding voor de bosarbeid. Vooral in de winter.
De Eerste Wereldoorlog doorbreekt het vertrouwde patroon. Zowel Belgische als Duitse militairen gebruiken een deel van de kolonies voor het huisvesten van manschappen en krijgsgevangen. Door vier jaar oorlog zijn veel gebouwen in 1918 zwaar gehavend. Vanwege de afname van het aantal landlopers wordt een deel van de kolonie van Merksplas na de oorlog omgevormd tot gewone strafinrichting. Formeel strikt gescheiden van de rijksweldadigheidskolonie voor landlopers, maar in de praktijk is de afscheiding minder strak dan op papier. Wortel krijgt naast de accommodatie voor de landlopers een rijkskoloniegesticht voor geesteszieken.
Voetbal
De Tweede Wereldoorlog zorgt opnieuw voor chaos en verwarring in de kolonies. In de naoorlogse jaren wordt de accommodatie voor landlopers in Merksplas teruggebracht tot één paviljoen. Het gros van de paupers gaat voortaan naar Wortel, steeds vaker op eigen verzoek. Na ontslag is 90 procent binnen een week terug. Sommigen melden zich na een dag alweer. De relatie tussen de bewoners en bewaarders wordt steeds gemoedelijker.
De ”uitgangsmassa”, het bedrag dat moet worden opgespaard om de rijksweldadigheidskolonie te kunnen verlaten, stijgt van 200 frank in 1934 tot 10.000 frank in 1980. De meeste landlopers reizen na ontslag spoorslags naar hun stamcafé in Antwerpen, waar ze worden opgewacht door de kroegbaas en ”serveuses”. Die helpen hen met geestrijk vocht en diensten in bed snel van hun kapitaaltje af. Nadat ze zijn geplukt, ontvangen ze wat kleingeld voor bus 42 van Antwerpen naar Turnhout, waar ze zich bij de politierechtbank melden. Want de wet van 1891 die landloperij als misdrijf betitelt, is nog steeds van kracht.
De Turnhoutse politie regelt onderdak en een ontbijt. Na de uitspraak van de rechter, een formaliteit, brengt een busje de veroordeelde landlopers weer naar Wortel of Merksplas. Wie niet uitstapt in Wortel, geeft daarmee aan voor Merksplas te kiezen. In de kolonie pakken ze de draad op alsof ze niet weg zijn geweest. De avonden brengen ze door met tv-kijken, kaarten of onderuit in een stoel hangen. Bij thuiswedstrijden van de voetbalploeg VNA (Vermaak na Arbeid) Wortel trekt een groep landlopers naar het veld om de voetballers van het eigen dorp aan te moedigen.
Leerzaam
Op 1 maart 1993 wordt in België de wet op de landloperij afgeschaft. Tot schrik van het merendeel van de ruim 350 landlopers die nog in Wortel en Merksplas vertoeven. De politierechter van Turnhout is hun ter wille. Hij zet de veroordeling voor bepaalde tijd om in een veroordeling voor onbepaalde tijd, zodat de Belgische overheid de bevolking van de rijksweldadigheidskolonies niet op staande voet kan lozen. De landlopersvleugel van de gevangenis van Merksplas wordt omgevormd tot centrum voor Illegalen. Ook Wortel wordt een reguliere strafinrichting. De landlopers helpen mee met de bouw. De jaren erna weet een kleine deel van hen een min of meer normaal leven op te bouwen. De rest wordt ondergebracht in een rusthuis, gaat naar een ”onthaaltehuis” of belandt op straat.
Het fraai geschreven boek van Horsten, waarin sommige termen de Vlaming verraden, biedt een fascinerend en veelzijdig beeld van de zorg voor het volk aan de onderkant van de Belgische samenleving. Paupers, mensen uit milieus waar generatie na generatie de drank zijn verwoestende werk doet en vrijgevochten figuren die niet passen binnen de reguliere samenleving. Ze zijn er nog steeds. Je hoeft maar een sociaal pension van het Leger des Heils of Ontmoeting te bezoeken en je kunt hen de hand drukken.
Ondanks de soms ironische toon is Horsten per saldo niet negatief over de rijksweldadigheidskolonies. Het was nogal rigide om landloperij als misdrijf te bestempelen, maar niet de wetgeving bepaalt uiteindelijk de kwaliteit van de zorg voor gemarginaliseerde medemensen. Dat gebeurt door de begeleiders die binnen de wettelijke kaders hun werk verrichten. De Belgische landlopers gingen er bepaald niet op vooruit toen de inhumane wetgeving werd afgeschaft dankzij humane externe deskundigen. „Waarom werden de kolonies niet gewoon van het ministerie van Justitie naar dat van Sociale Zaken overgeheveld?” vraagt Horsten zich af. Het is eenvoudig om de (overheids)zorg voor het schuim van de maatschappij te bekritiseren. Het is minder simpel om het beter te doen dan vorige generaties. Wat dat betreft is ”Landlopers” leerzame kost voor beleidsmakers, werkers in de maatschappelijke dienstverlening en burgers die zich betrokken weten op medemensen die zich door hun afkomst of karakterstructuur moeilijk in het gangbare patroon laten plaatsen.
Landlopers, Toon Horsten; uitg. Davidsfonds, Antwerpen, 2017; ISBN 978 90 5908 901 3; 322 blz.; € 29,99.