Jurist Pieter Pel: Kennis van kerkrecht kan problemen voorkomen
Een recente kwestie waarbij een kerkenraad voor de rechter werd gedaagd, zette de verhouding tussen het kerkrecht en het wereldlijk recht in de belangstelling. Een gang naar de rechter betekent niet dat het kerkrecht op zichzelf tekortschiet, zegt mr. dr. P. T. Pel. „Het gaat er ook om of het goed wordt toegepast.”
De kwestie Kruiningen, waarbij een lid van de gereformeerde gemeente in die plaats eerder dit jaar een kort geding aanspande tegen de kerkenraad, bracht de pennen in beweging, onder meer in deze krant. „Een gedateerde kerkorde kan zich wreken voor de wereldlijke rechter”, zo schreef jurist mr. E. J. H. Plambeck in mei in een opiniebijdrage. In De Saambinder, het kerkelijk weekblad van de Gereformeerde Gemeenten, wierp ds. W. Silfhout –zelf jurist– vorige week de vraag op of er binnen zijn kerkverband een kerkrechtelijke spoedprocedure moet komen. Het gemis daarvan werd gesignaleerd naar aanleiding van de kwestie Kruiningen.
Kerkrechtdeskundige Pieter Pel vindt dat het kerkrecht net als het burgerlijk recht niet stil mag staan. „Het is geen juist beeld dat kerkrecht oud is en wereldlijk recht nieuw. Recht is altijd in ontwikkeling. Ook ons burgerlijk recht is in zekere zin oud. De basis is gelegd onder Napoleon. Maar kerken moeten zich ervan bewust zijn dat het nodig is om het eigen recht te laten meeontwikkelen met het recht in de wereld om hen heen. Een proces verloopt nu anders dan een eeuw geleden. En het is zaak dat er geen onnodige fouten worden gemaakt bij de toepassing van het recht. Op dat punt heeft het kerkrecht een extra kwetsbaarheid. Waar je in het statellijk recht professioneel opgeleide rechters hebt, heb je in de meeste kerken te maken met vrijwilligers. Dat heeft uiteraard ook een positieve kant: de binding aan de kerk moet als het goed is bijdragen aan het gezamenlijk zoeken van recht en gerechtigheid in Bijbelse zin.”
Een belangrijk onderdeel van de Dordtse Kerkorde noemt de vrijgemaakt gereformeerde jurist het bekende artikel 31. „Dat heeft allereerst een inhoudelijke dimensie. Een kerkelijke vergadering kan van alles besluiten, tenzij iets in strijd is met Gods Woord. Het artikel is verder een kapstok geworden voor kerkelijk beroepsrecht: je kunt in beroep gaan bij een kerkelijke vergadering. Het artikel zegt weinig over hoe je dat precies moet regelen, maar geeft wel de grondstructuur aan. Voor de praktijk van vandaag is het belangrijk hoe het beroepsrecht wordt uitgewerkt, zowel procesrechtelijk als inhoudelijk. In bijna alle kerken die zijn voortgekomen uit de Afscheiding fungeert de Dordtse Kerkorde of een kerkorde die daarop gebaseerd is. Daarbij heeft de ene kerkgemeenschap generale regelingen gevoegd die details uitwerken, terwijl bijvoorbeeld de Gereformeerde Gemeenten een officiële handleiding bij de kerkorde hebben opgesteld. Beide opties zijn mogelijk, het gaat er om de regels zo te structureren dat ook een wereldlijke rechter goed kan nagaan hoe de rechtsgang in de kerk verloopt.”
De zwakte zit dus niet zozeer in de regels, maar in de manier waarop mensen daarmee omgaan?
„Die indruk heb ik wel. Helaas is bij de burgerlijke rechter meermalen gebleken dat kerken onderuitgingen op het niet-volgen van de eigen procedures. Terwijl dat niet nodig hoeft te zijn. Toch zie je in vrijwel ieder kerkverband dat er te weinig beseft wordt dat er een kerkelijke taak ligt op het punt van het bijbrengen van kennis van het eigen recht. Daardoor loopt de correcte toepassing van het kerkrecht gevaar. Betrokkenen bij kerkelijke besluitvorming en rechtspraak zouden wat mij betreft dan ook een bepaalde mate van toerusting moeten krijgen. Er is niets mis met vrijwilligers, maar zij moeten net zo goed een opleiding voor hun taak hebben.”
Bestaat het risico dat een rechter op de stoel van een kerkbestuur gaat zitten?
„Ik denk dat je mag zeggen: de scheiding van kerk en staat functioneert in Nederland. Rechters stellen zich terughoudend op zodra hun om een oordeel wordt gevraagd bij een kerkelijk geschil. In de praktijk wordt nagegaan of de kerk zich aan haar eigen regels heeft gehouden, de zogeheten marginale toets. Kerken mogen blij zijn met die autonomie. Tegelijkertijd geeft het een hoge verantwoordelijkheid om te voorkomen dat kerkelijke procedures door kwaliteitstekort het odium krijgen dat ze niet deugen.”
Ons staatsbestel kent in tegenstelling tot de meeste kerken een scheiding der machten. Zijn opstellers van kerkordelijke regels betrokken bij de handhaving ervan?
„Dat verschilt per kerkgenootschap. Over het algemeen leeft het besef voldoende dat je een onderzoek naar een bepaalde kwestie niet moet laten uitvoeren door mensen die op de een of andere manier betrokken zijn bij het onderwerp of die een relatie hebben met belanghebbenden. Binnen de Protestantse Kerk in Nederland is sprake van de meest verregaande scheiding tussen bestuur en rechtspraak: daar heb je regionale en landelijke colleges voor opzicht en tucht. Die opereren zelfstandig. Ik ben meer een voorstander van een systeem waarin kerkelijke vergaderingen wel verantwoordelijkheid blijven dragen voor de interne rechtspraak. Dat voorkomt hopelijk besluiten die over de hoofden van mensen heen gaan. Binnen kerken die de Dordtse Kerkorde als uitgangspunt nemen, is het meestal zo dat wanneer zich een zaak aandient bij de classis, de behandeling daar wordt voorbereid door een commissie of een deputaatschap appelzaken. In de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt is het zo geregeld dat de scriba van de classis een beroepszaak direct doorstuurt naar de kerkrechtdeputaten. Zij doen het onderzoek, horen partijen, kijken of er verzoening mogelijk is en maken een conceptuitspraak. Hun rapport gaat als advies naar de classis en die doet een uitspraak.”
Stel: een classis spreekt over een tuchtwaardige zaak rond een predikant, maar de medepredikanten in de classis mogen hem graag. Kunnen zij onafhankelijk oordelen?
„Als kerk heb je een hoge roeping om recht en gerechtigheid te zoeken. Dus moet je zonder aanzien des persoons dingen kunnen overzien en beslissen. Binnen diverse kerken is er in de loop der jaren meer aandacht gekomen voor een onpartijdige rechtsgang. Misschien kun je zeggen dat we door schade en schande wijs zijn geworden. Zo is er in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt voor predikantszaken een commissie van beroep ingesteld die een deel van de classistaken overneemt. Enerzijds is dat een vorm van specialisatie: er zitten in die commissie onder andere juristen met verstand van beroeps- en arbeidsrecht. Een belangrijke andere reden is dat predikanten elkaar in de classis ontmoeten en het moeilijk is om te oordelen over een naaste collega. Deze commissie van beroep bestaat een jaar of tien en heeft denk ik haar bestaansrecht wel bewezen. Tegelijk zeg ik erbij: juristen mogen geen monopolie krijgen op de kerkelijke rechtspraak; het blijft werk voor een multidisciplinair team. Er moet ook ruimte zijn voor theologisch inzicht en voor wijsheid van ‘gewone’ kerkenraadsleden. Dat is in lijn met 1 Korinthe 6, waarin Paulus vraagt of er wijze mensen zijn in de gemeente die geschillen in goede banen kunnen leiden.”
Plannen om een kerkorde aan te passen of compleet te vernieuwen, worden vaak niet al te enthousiast onthaald. Is het nuttig om er energie in te steken? Moet de aandacht niet vooral uitgaan naar de Evangelieverkondiging?
„Tja, een kerk moet natuurlijk geen instituut van regels zijn. Dat is weer actueel nu we stilstaan bij 500 jaar Reformatie. Protestanten hebben zich afgezet tegen rooms-katholieke praktijken op basis van een compleet kerkelijk wetboek met de gedachte: zo moet het dus niet. Daarom is het belangrijk dat kerken zich telkens weer afvragen hoeveel regels een gezonde organisatie vergt. Maar laten we eerlijk zijn: in elke organisatie zijn bepaalde regels. Een gemeenschap van mensen heeft die nodig om de leefbaarheid te garanderen. Wel is het zo dat als er in het kerkrecht dingen worden aangepast, mensen daar ook iets van vinden. Al was het alleen maar omdat regels ineens zichtbaarder worden. Dat is ook niet erg. Het kan juist het bewustzijn versterken dat de kerk geen platte organisatie is. Ze wordt immers geregeerd door de Koning van de kerk, die daarbij gebruik wil maken van de ambten. Kerkleden en kerkelijke regels worden genormeerd door de wet van God. Ik vind het daarom van belang dat de Tien Geboden op zondag worden voorgelezen tijdens de eredienst. We leven nog binnen de bedeling voor de wederkomst van Christus, waarin er nog onvolmaaktheid is. Daarom hebben we als christenen een kader nodig waarbinnen je met elkaar kerk kunt zijn.”
Pieter Pel
Mr. dr. P. T. (Pieter) Pel is advocaat en kerkrechtdeskundige. Pel (1961) werkt sinds 1985 als advocaat. De jurist uit Hattem promoveerde in 2013 in Groningen op de rechtspositie van geestelijke functionarissen in het licht van het eigen recht van kerken en religieuze gemeenschappen in de Nederlandse rechtsorde. Hij is lid van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en medeauteur van de nieuwe, op de Dordtse Kerkorde geënte kerkorde die deze kerken in 2014 invoerden.
Meerdere vergadering
„Als iemand van oordeel is dat hem door een uitspraak van een mindere vergadering onrecht is aangedaan, kan hij zich beroepen op de meerdere vergadering. De uitspraak die bij meerderheid van stemmen gedaan is, zal als bindend worden aanvaard, tenzij bewezen wordt dat zij in strijd is met het Woord van God of met de kerkorde.”
Artikel 31 uit de ‘oude’ kerkorde van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (1978), gebaseerd op de tekst van de Dordtse Kerkorde van 1619.
Religie en recht
Dit is het tweede deel in een serie interviews over de verhouding tussen religie en recht. Over vier weken deel 3: huwelijk en echtscheiding.