Preken over Johannes tonen het hart van Augustinus
De kerkvader Augustinus was een liefhebber van het evangelie van Johannes. Het gaf hem niet alleen de gelegenheid om zijn opvatting van de christologie uiteen te zetten, maar ook om de liefdestaal van deze evangelist aan het hart van zijn hoorders te leggen.
In het Augustijnenconvent in Utrecht had gisteren de presentatie van de vertaling van Augustinus’ verhandelingen over het Johannesevangelie plaats. Het betreft de verhandelingen 24 tot 54, die hoogstwaarschijnlijk in het jaar 414 geschreven zijn. Het gaat om een van de rijkste werken van de kerkvader.
Augustinus gaat vers voor vers de betekenis van het Evangelie na en doet dat op een interactieve manier. Duidelijk is te merken dat hij in contact staat met zijn publiek, over het algemeen eenvoudige hoorders. Hij spreekt over de kerk als moeder, waar gelovigen hun voedsel dienen te halen om niet te verkwijnen.
Maar zijn hoorders moeten er soms ook flink de aandacht bij houden als hun prediker uitvoerig ingaat op allerlei ketterse tegenstanders, zoals arianen, photinianen, sabellianen, manicheeërs, marcionieten, appolinaristen. De ruimte ontbreekt om hierop nader in te gaan – de inleiding van het boek geeft een goed beeld van de opvattingen van deze tegenstanders. Het laat zien hoe pluraal de Vroege Kerk was.
Geen cursus
Augustinus wil geen cursus christologie of verlossingsleer geven, schrijven de inleiders. Wel beoogt hij met zijn toespraken te laten zien dat de historische Jezus Zich als Zoon van God heeft geopenbaard. De verhandelingen in de bundel dragen meer een christologisch dan een trinitarisch karakter. De verhouding tussen de Zoon en de Vader krijgt grote nadruk.
Christus is God en mens, in de woorden van Augustinus: de God Die ons heeft geschapen, de mens die ons heeft gezocht. Augustinus legt de nadruk op het feit dat God mens heeft willen worden om zo Zijn barmhartigheid te bewijzen. „Als je stelt dat Christus alleen God is, verloochen je het geneesmiddel dat je de genezing heeft gebracht. Als je beweert dat Christus alleen mens is, ontkent je de kracht waardoor je bent geschapen. Houd dus aan beide vast, met een gelovige ziel en een katholiek hart.”
Pastoraal
De preken van Augustinus hebben een pastoraal en praktisch karakter. Augustinus weet wat van zijn hoorders is te wachten. Het lukt hun bijvoorbeeld nauwelijks om zonder ruzie te leven. „Wat zijn er veel aanleidingen voor ruzie die we niet kunnen vermijden!” Daarom houdt hij hun het voorbeeld van Christus in Zijn nederigheid, dienstbaarheid, zelfverloochening en barmhartigheid voor.
Het ging de kerkvader om de levenspraktijk, het leven van de christen. Voortdurend wijst hij op het navolgen van Christus. Als een trouwe herder wenst hij niets anders dan dat zijn schapen in overeenstemming met de richtlijnen van Christus leven.
Augustinus’ pastorale inzicht komt hierin tot uitdrukking dat hij zondige mensen vermaant én vertroost. Zij kunnen paradoxaal genoeg misleid worden door zowel hoop als wanhoop. In het eerste geval denkt de mens dat God een goede en barmhartige God is en hij dus kan doen waar hij zelf zin in heeft. In het tweede geval denkt de mens dat er geen vergeving van zonden voor hem meer mogelijk is.
God weet met beide groepen raad. „Voor wie in gevaar verkeert door wanhoop heeft Hij de vergeving als een haven opengesteld. Voor wie in gevaar verkeert door de hoop en zichzelf misleidt door steeds weer uit te stellen, heeft Hij de sterfdag onzeker gemaakt. U weet niet wanneer het uw laatste dag is. Bent u dan ondankbaar dat u deze dag hebt om u te bekeren?”
Geloof en rede
We komen regelmatig de typisch augustiniaanse vierslag geloof, rede, liefde en genieten tegen. Wie iets wil begrijpen, moet (eerst) geloven. Maar geloof vraagt wel verder inzicht. Dan wordt in het hart het verlangen naar de wijsheid ontstoken. Het gaat niet om theoretische en abstracte kennis, maar om kennis die wordt aangestuurd door liefde. Want liefde drukt volgens Augustinus de grondrichting van de mens uit. „Want u weet het: voor wie liefheeft is niets te inspannend! Maar voor wie niet liefheeft, is elke inspanning zwaar.”
Uiteindelijk gaat het bij de kennis om de spirituele wijsheid, om het genieten wat ons nog wacht. Dan is de mens bevrijd van de tijd en de sterfelijkheid en komt hij aan in het vaderland. De wereld is toneel van vergankelijkheid, van voortdurend ”worden”. Het ”zijn” is voor Augustinus daarentegen synoniem met onveranderlijkheid en onsterfelijkheid. Zijn visie op het leven heeft onmiskenbaar iets platonisch, zij het verchristelijkt. Voor Augustinus is het innerlijke van groter gewicht dan het uiterlijke, de ziel van meer waarde dan het lichaam.
De relevantie van Augustinus is dat hij een visie op de mens heeft die zowel rekening houdt met de erfzonde als met de onweerstaanbare en trekkende kracht van de genade. De schepping is en blijft als natuur goed, maar de mens misbruikt deze en stort zich in onvrijheid. „Het is niet de natuur, nee, het zijn de zonden die ons tot vijanden van God hebben gemaakt.” Daarmee keert Augustinus zich tegen het manicheïsme, dat de wereld als zodanig zonde noemt. Augustinus daarentegen: „Iedere natuur is immers goed, maar de menselijke natuur is misvormd door de wil die het kwade kiest. Wat God gemaakt heeft, kan niet slecht zijn als de mens niet slecht is voor zichzelf.”
Verkiezing
Augustinus worstelt ook met de verkiezing en gebruikt de termen voorbestemming en voorkennis door elkaar. Hij roept zijn „lieve broeders en zusters” op om niet deze „afgrond” en „diepzinnige problematiek” te doordringen, „het ondoorgrondelijke te doorgronden.” Dat vergt van hem meer dan hij aankan.
Geloven hangt niet af van de vrije wil, zo benadrukt hij, maar God geeft het vermogen hiertoe. Mensen komen uit eigen schuld niet tot geloof. „Ze worden blind en afgestompt omdat ze door het afwijzen van Gods hulp geen hulp krijgen.” God geeft ons Zijn voorschriften en staat ons bij, Hij draagt ons op wat we moeten doen en helpt ons dat ook te vervullen. God handelt barmhartig wanneer Hij helpt én is rechtvaardig wanneer Hij niet helpt.
De verhandelingen hebben ongetwijfeld iets gedateerds. Dat geldt vooral voor de allegorische verklaringen van teksten, zoals die van getallen. De vijf broden van de wonderbare spijziging zien volgens Augustinus op de vijf boeken van Mozes; en de steen bij het graf van Lazarus verwijst naar de wet. Niemand zal zo meer exegetiseren. Augustinus deed dat onbekommerd, al valt het in deze bundel mee.
Sprankelen
De verhandelingen sprankelen volgens de inleiders van levend geloof, diepe wijsheid en pastorale zorg. Daar is niets te veel mee gezegd. Wie de kerkvader in het hart wil kijken, leze deze bundel.
Boekgegevens
Brood om van te leven. Verhandelingen 24-54 over het Johannesevangelie, Aurelius Augustinus; ingeleid, vertaald en van aantekeningen voorzien door Hans Tevel en Hans van Reisen; uitg. Damon, Eindhoven, 2017; ISBN 978 94 6340 101 2; 488 blz.; € 49,90.