Filosofe Bettina Stangneth: het kwaad zit in ons denken
Dat de mensheid dankzij de verlichting verstandig is geworden, is niet waar. De verlichting heeft niet kunnen voorkomen dat de Tweede Wereldoorlog uitbrak. De ondeugd en de leugen kregen daar vrij spel. En ze vieren nog steeds hoogtij. In politiek en media is de waarheid soms ver te zoeken. Het kwaad is ons denken binnengeslopen, volgens Bettina Stangneth. Maar het is nog erger dan zij denkt.
Bettina Stangneth (1966) is hoogleraar filosofie in Hamburg. Eerder trok ze internationaal de aandacht met haar boek ”Eichmann in Argentinië”. Dat boek gaat over het leven van SS-leider Adolf Eichmann tussen 1945 en 1960. In die periode verkondigde hij nog steeds zijn nationaalsocialistische ideeën.
In haar jongste boek, ”Het kwade denken”, stelt Stangneth de vraag waarom we als samenleving zo weinig vooruitgang boeken op moreel gebied. Dit in tegenstelling tot wat we in de natuurwetenschappen allemaal bereiken. Hadden de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog niet voorkomen kunnen worden? Hoe is het in het algemeen mogelijk dat mensen die kunnen weten wat goed is, toch slechte dingen doen?
Kant
Voor een antwoord op deze vraag beziet Stangneth eerst de opvatting van Immanuël Kant (1724-1804), groot filosoof van de verlichting. Kant zag dat de mens in veel gevallen geen goede keuzes maakte. Hij bedacht een oplossing voor dit probleem. Heel zijn filosofie gaat over het gebruik van de rede, ons verstand, als de vaste maatstaf voor onze kennis.
Ook voor onze morele kennis bestaat er volgens hem een redelijk ijkpunt. Dat ijkpunt is dat je zo handelt dat wat jij moreel juist acht, altijd als uitgangspunt voor algemene wetgeving kan gelden. Daarmee heb je steeds het goede voor heel de mensheid op het oog.
Kant erkende dat ondanks de mogelijkheid om deze regel toe te passen, er nog steeds veel immorele beslissingen tot stand kwamen. Dat bracht hem tot de opvatting dat de mens radicaal kwaad is. Kant spreekt in dit verband over zwakte, onoprechtheid en zelfs verdorvenheid van de mens. Vakgenoten namen hem dit standpunt kwalijk, ze vonden dat hij heulde met de christelijke leer van de erfzonde.
Nazimisdadigers
Het uitbreken van twee wereldoorlogen in de twintigste eeuw stelde Kant in het gelijk tegenover zijn kritische tijdgenoten. Maar toch bleef de vraag knagen hoe dit zo kon gebeuren, op deze schaal, met alle groei in beschaving die er toch was geweest. Hanna Arendt (1906-1975), een Joodse filosofe en politiek denker, hield zich als eerste bezig met deze vraag bezig.
Ze bestudeerde de manier waarop de nazimisdadigers zich na de oorlog voor hun daden verantwoordden. Ze zeiden niet dat ze niet goed hadden gehandeld ten opzichte van een morele wet. Dan hadden ze zich opgesteld in de geest van Kant. Ze verklaarden dat ze meegevoerd waren in een bepaalde manier van denken.
Om dit gebeuren te benoemen gebruikt Hannah Arendt de term ”banaliteit van het kwaad”. Dat is de situatie waarin we het bewust gebruik van ons verstand niet toelaten om te bepalen wat goed of fout is. We sluiten ons dan af voor de tegenstem van de rede. De nazi’s kozen niet voor een redelijk oriëntatiepunt. Zij luisterden naar wat de ‘gemeenschap’ met haar burgerlijke moraal van orde en fatsoen van hen vroeg.
Misbruik van denken
Voor Stangneth is de verklaring van Arendt toch een te gemakkelijke. Zij vindt het onjuist om te zeggen dat, hoewel de mens radicaal kwaad is, hij toch altijd nog redelijk kan denken (Kant). Het is volgens haar ook niet zo dat daders zich onwetend aan een systeem onderwerpen (Arendt). Het is veel erger, wij maken als mensen zelf bewust misbruik van onze denkkracht. We denken op een verkeerde, kwade manier.
Ter ondersteuning van haar standpunt wijst zij op verschillende ‘denkwijzen’ waaruit blijkt op welke listige manier mensen hun verstand misbruiken om kwade dingen te bereiken. Dat is bijvoorbeeld het geval als denken een spel wordt. Zo kunnen politici allerlei spitsvondige argumentaties ontwikkelen. Ze hebben dan uiteindelijk niet echt de intentie om bij te dragen aan de oplossing van een reëel probleem. Een ander voorbeeld is empathie, die zo positief lijkt. Maar met ons inleven in de ander weten we wat hem of haar pijn doet en kunnen we ons sadisme botvieren.
Levensbeschouwing
Uiteindelijk lost Stangneth de relatie tussen moraal en rede niet op een bevredigende manier op. Zij stelt dat denken niet zonder ethiek kan. En toch wil zij heel graag rede en moraal op een soort objectieve en neutrale wijze als definitief ankerpunt voor menselijk denken en samenleven handhaven.
De vraag is of dat zo kan samengaan, want haar eigen betoog had Stangneth net zo goed kunnen brengen tot een nog kritischer oordeel over de mate waarin mensen tot redelijk gedrag en gesprek in staat zijn. Want dat moeten we toch als eerste vaststellen, dat de mens uit zichzelf God en zijn naaste haat. Erger kan het niet worden.
Dat sluit overigens niet uit dat we als mensen het gesprek met elkaar moeten zoeken. Er is, dankzij de schepping en dankzij Gods algemene genade, nog een mogelijkheid om (elementen van) de waarheid te vinden. Voor ieder mens is één plus één nog steeds twee. Gods bijzondere openbaring brengt bij de Waarheid Zelf.
Wat, ten slotte, heel aardig is, is dat Stangneth met haar formuleringen over de verhouding tussen denken en moraal heel dicht komt bij de kritiek die de christenfilosoof Herman Dooyeweerd op Kant had. Hij zei in een reactie op diens filosofie dat menselijke kennis niet objectief en neutraal voorhanden is, maar dat levensbeschouwelijke motieven, goed of kwaad, uiteindelijk het denken sturen. Wellicht kan Stangneth nog eens bij hem te rade gaan.
Boekgegevens
”Het kwade denken”, Bettina Stangneth; uitg. Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2017; ISBN 978 90 450 3399 0; 235 blz.; € 24,99.