Hij was een snel afgeleid, maar braaf jongetje. Schreef trouw strafwerk. Totdat meester Van Bruchem de 9-jarige Roeland de Reuver uitnodigde om bij hem thuis orgel te spelen. Sindsdien was er geen strafwerk meer nodig.
Mag ik je zeggen? vraagt Roeland de Reuver (42) 37 jaar later aan zijn ‘meester’, de 60-jarige Gijsbert van Bruchem. „Natuurlijk”, zegt deze.
De twee ontmoeten elkaar voor de ingang van de drie etages hoge portiekflat aan de Wingerd in Capelle aan den IJssel. Dáár liet de jonge meester Van Bruchem het muzikaal begaafde jochie Roeland binnen om in zijn huis orgel te spelen. „Wij woonden aan de Bongerd, hier dichtbij”, zegt De Reuver. „Op dit grasveldje stonden Japanse kersen”, vertelt Van Bruchem. „Het was een mooi buurtje.”
Van Bruchem vertrok in 1986 uit Capelle. „Ben je hier sindsdien nog weleens geweest?” vraagt De Reuver zijn oud-leerkracht. „Eén keer”, zegt deze. „Tja, nostalgisch hè, zo’n moment”, mijmert De Reuver. „Zeker”, beaamt Van Bruchem.
„Op de Rehobothschool ben ik mijn loopbaan begonnen”, vertelt hij even later in de muziekkamer van De Reuver in Capelle-Schollevaar. Deze heeft daar inmiddels zijn praktijk als zelfstandig musicus.
Klassenfoto
Het schooljaar 1983/1984 was Van Bruchems derde als leerkracht. Hij had klas 4, waarin ook Roeland de Reuver zat. Deze legt een klassenfoto van een jaar eerder op tafel, die van klas 4 is hij kwijt. „Ken je de mensen hierop nog?” Van Bruchem: „Ja, daar gaan we. Juf Van Veldhuizen, Gerard... eh Wijland, Leendert Heijkoop, Erik... was het Koolmees? Harry, Taco Verhoef...” De Reuver: „En hier sta ik dan.”
De herinneringen aan de oude school op de hoek van de Capelse- en de Bermweg gaan over en weer. Over Van Bruchem, die bij voorkeur biologie gaf. Over twee jongens die zich op gevaarlijk ijs waagden. En over klas 4, waarin Roeland druk en ongeconcentreerd was.
„Ik was als kind snel afgeleid, met alle gevolgen van dien”, vertelt De Reuver. Met een grijns: „De term ADHD was nog niet uitgevonden.” Serieuzer: „Ik was wel gevoelig voor een goede band. Strafwerk maakte ik braaf, maar dat hielp niet. Van Bruchem besprak dit met mij en deed iets heel verstandigs. Hij nodigde mij bij hem thuis uit voor een avondje orgel spelen, mijn grote passie.”
Viscount 5
Het was maar vijf minuten lopen van de portiekflat aan de Bongerd naar die aan de Wingerd. Na de limonade en het orgelspel, op de elektronische Viscount 5, gingen Van Bruchem en Roeland op het balkon zitten, Van Bruchem op de enige stoel, het jongetje op de vuilnisbak, weet hij nog. Ze praatten wat met elkaar.
Van Bruchem: „Dit soort kindgesprekken deed ik niet face-to-face, maar een beetje zijdelings. Zo wilde ik een kind beter leren kennen. Dat deed ik ook tijdens ouderbezoeken. Dan observeerde ik hoe een kind zich thuis gedroeg. Het ging mij niet alleen om de prestaties, maar om de persoonlijke ontwikkeling.”
Voor Roeland werkte deze aanpak wonderwel: de band met zijn meester was geschapen; het strafwerk bleef uit. „Weet je het nog? Ik vind het nu didactisch gezien een geniale zet. We hadden een band gekregen. Ik had niets met biologie, maar door jouw onderwijs ging ik zelf op mijn slaapkamer allerlei plantjes poten.”
De Reuver weet nog veel details van klas 4. „De stagemeester van dat jaar had een vraaggesprek met mij. Over mijn gedrag, en hoe het thuis was. Je had hem vast de opdracht daarvoor gegeven. En je had een keer mijn fietssleuteltje gevonden.”
Vertelkunst
Ook herinnert hij zich nog de vertelkunst van Van Bruchem. „Het verhaal over Uri, een Joods jongetje. Het verhaal was niet eens heel spannend, maar je wist te boeien. Weet je nog hoe je begon? Met non-verbale uitingen.” Van Bruchem: „Ja, dan stroopte ik de mouwen op en deed ik mijn horloge af. Dan wisten de kinderen: hij gaat vertellen. Ik probeerde altijd zo te vertellen dat de kinderen interactief deelnamen.”
De Reuver: „Er was ook nog een verhaal met een schorpioen of zo. En ik weet ook nog dat je de geschiedenis van de kwakkels vertelde. De Israëlieten stierven met het vlees nog tussen hun tanden. Ik zag het zo voor me, zó levensecht vertelde je.”
Van Bruchem: „Ik heb veel geleerd van een docent over een raamvertelling. Op een gegeven moment keek ik zelf mee naar het verhaal dat ik vertelde. Ik werd toeschouwer van mezelf.”
De Capelse musicus herkent dat. „Als docent –ik geef in deeltijd muziek aan het Wartburg College in Dordrecht– bekijk ik mezelf als het ware in de spiegel om te beoordelen hoe ik overkom. Bij lesgeven moet je werkelijk om je leerlingen geven. Dat had jij ook. Spelen met de leerlingen was je sterke kant.”
Prachtig rapport
In de laatste acht weken van klas 6, aan het eind van schooljaar 1985/1986, kreeg de jonge Roeland Van Bruchem even terug als leerkracht, omdat meester Van den Berg naar Ermelo vertrok. De oud-leerkracht: „Altijd leuk om te zien hoe je leerlingen zich hebben ontwikkeld.”
Toen Van Bruchem het eindrapport uitreikte, sprak hij de voor De Reuver legendarisch geworden woorden: „Roeland, ik heb even gedacht dat je hier niet op je plaats was. Ik heb me stevig vergist. Je hebt een prachtig rapport.” De Reuver: „Die woorden zijn voor mij onvergetelijk geworden.”
Van Bruchem: „Je moet elke dag iets in de rugzak van een kind stoppen: iets om over na te denken, waarover het kan vertellen, iets van topografie, of een compliment. Zodat een verdrietig gezicht blij wordt. Dat is van belang voor de hele dag.”
„Daar was ik gevoelig voor”, zegt docent De Reuver. „Ik ben de fase van lesboer-zijn voorbij. Zeker als muziekdocent moet je opvoeden en coachen.”
Van Bruchem: „Waarom heb je voor het onderwijs gekozen?” De Reuver: „Daar ben ik in gerold. Na het conservatorium werd ik zelfstandig musicus. De ochtenden was ik vaak vrij. Toen kon ik vier uur gaan lesgeven op de Revius. Dat werden er al snel meer, ook op de Guido en het toenmalige De Swaef. Juist omdat ik nu zelf in het onderwijs werk, heb ik profijt van jouw wijze van handelen.”
Gelukkig mens
Van Bruchem: „Ik heb je wel een beetje gevolgd, via mijn broer, die op het Waddinxveense koor Vox Jubilans zit. Ik probeer m’n oud-leerlingen te volgen. Ik vind het altijd mooi als ik oud-leerlingen op hun bestemming zie komen.”
Van Bruchem memoreert een oud-leerling van de Rehobothschool. „Die sprak ik in 1990 nog eens. Hij bleek een gehandicapt kind te hebben. Bovendien had hij twaalf ambachten en dertien ongelukken gehad. Maar, zei hij, het valt wel mee, want ik heb Jezus lief, ik ben een gelukkig mens. Dat ontroerde me best van iemand die het naar gangbare maatschappelijke normen niet zo goed had.”
Na de rapportuitreiking in klas 6 waren Van Bruchems dagen aan de Rehobothschool geteld. Hij maakte met zijn klas een afscheidscadeau waarin waterputten werden gesymboliseerd. Die speelden een rol bij de geschiedenis van het graven van de waterputten door Izak, waaruit de naam Rehoboth ontstond. „Tot mijn verrassing bleek vanavond, toen ik langs de school reed, dat dit in het huidige logo van de school is verwerkt.” Maar zijn gezin groeide uit het galerijflatje aan de Wingerd. Bovendien: „Ik kwam van het platteland, dus ik zocht ruimte.”
Die vond hij in Nieuwer ter Aa, waar hij in 1986 naartoe trok. Hij werd leerkracht van de plaatselijke School met de Bijbel, waarvan de zestigjarige in september vorig jaar afscheid nam. „Niet om de kinderen, maar om de enorme administratieve sores en wat gezondheidsklachten. Bovendien help ik nu mijn broer in zijn keukenzaak. Hij kan wegens een whiplash minder doen.”
Verrassing
Aan het eind van het gesprek heeft De Reuver nog een verrassing. „In het kader van de meester-gezelverhouding had ik eigenlijk naar jou moeten toekomen. Daarom is hier de reisvergoeding”, zegt hij, terwijl een dichte envelop met klinkende munt op tafel neerdaalt. „Nee, ik sta erop dat je het accepteert. En mijn laatste cd, ”3klank, psalmen en gezangen voor piano”.”
zomerserie Onvergetelijk onderwijs
Dit is het tweede deel in een serie artikelen over leerlingen die na jaren hun onvergetelijke docent of leerkracht weer ontmoeten.