Katwijk zweeg over afbraak en evacuatie
Katwijk aan Zee werd tijdens de oorlog Katwijk aan een Puinvlakte. Met op die vlakte een grimmige muur die de zee aan het zicht onttrok. Het vissersvolk moest wijken voor de Atlantikwall. Onverbiddelijk.
Je kunt her en der in Katwijk nog zien waar de Duitse sloopwoede halthield. Opeens houdt daar de vooroorlogse bebouwing op en liggen huisjes en straatjes niet meer rommelig bijeen. In de strook langs het strand is alles nieuw en ordelijk en recht.
De kerk bleef. Hoe nietsontziend de bezetter ook was in het verwijderen van alles wat het strategisch belang in de weg scheen te staan, de 560 jaar oude Andreaskerk aan de boulevard hoefde niet weg. De top van de toren moest er wel af. Alsof het hele dorp daardoor onherkenbaar zou worden voor geallieerde vliegers…
Net als in andere kustplaatsen waar de aanleg van de Atlantikwall ingrijpende gevolgen had, is er in Katwijk niet veel vastgelegd over de evacuatie, de afbraak, de terugkeer en hoe de bevolking dat allemaal beleefde, zeggen J. J. Vingerling en S. Wobbes.
Vingerling was bouwkundig onderzoeker en wethouder en is nu voorzitter van de Erfgoedcommissie van de gemeente Katwijk. Ook leidt hij de Stichting Monument Engelandvaarders Zeehostunneltje Katwijk (SMEZK), die op 9 juni een gedenkteken onthulde voor de mensen die in een wankel vaartuigje de oversteek van de Noordzee waagden, vóórdat de kustbebouwing werd afgebroken.
Wobbes is aardrijkskundedocent. Aan de Vrije Universiteit in Amsterdam wijdde hij zijn masterscriptie erfgoedstudies aan de Atlantikwall. Dat in Katwijk, waar hij ooit op school zat, weinig herinnert aan de aanleg van die verdedigingslijn intrigeerde hem. De enige tastbare verwijzing is het beeld ”Afbraak, evacuatie en wederopbouw” (1990) in de E. A. Borgerstraat van kunstenaar Frank Nix.
Vingerling kent de oorlogsverhalen uit zijn voorgeslacht. Zijn grootouders wisten in mei 1940 tijdens het bombardement van Rotterdam ternauwernood te ontsnappen. Van hun huis vonden ze niets terug en daarom vestigden ze zich in hun vakantiewoning aan de Katwijkse boulevard. Daar kregen ze Duitse officieren ingekwartierd. Er was een predikant bij die gedwongen dienstdeed en dat in de gesprekken met zijn gastheer en gastvrouw niet verzweeg.
Raadselachtige grens
De Katwijkers die het dichtst bij de zee woonden, moesten het eerst weg: in juni 1942 werden de bewoners van het Sperrgebiet geëvacueerd, want de Duitsers wilden geen burgers in de frontlinie en geen pottenkijkers bij de aanleg van hun verdedigingswerken. Voor Vingerlings grootouders was er plek in Paterswolde, ver weg in Groningen, maar na bemiddeling konden ze toch dichterbij, in Leiden, terecht.
Later moesten mensen weg die volgens de autoriteiten gemist konden worden, omdat ze oud, ziek of werkloos waren. Velen werden in de regio opgevangen; andere evacués belandden naar het noorden en oosten van het land.
In juli 1943 verordineerden de Duitsers dat een 150 meter brede strook langs de strook leeg moest. De mensen moesten weg en hun huizen werden afgebroken, zodat de kust beter kon worden verdedigd tegen een geallieerde invasie.
Die 150 meter bleek niet overal 150 meter te zijn. Op een kaart wijzen Vingerling en Wobbes naar de grillige grens van het afbraakgebied. Raadselachtig was het waarom de ene huizenrij tegen de vlakte moest en een andere –soms dichter bij de zee– overeind mocht blijven.
Behalve de kerk-zonder-spits werden destijds ook de eeuwenoude vuurtoren, het Zeehospitium, Villa Allegonda, Pension Christina en hotel De Zwaan van afbraak gevrijwaard. Om welke reden dan ook. De Duitsers bevalen het, en daarbij uitleg geven was niet hun gewoonte.
Van protest tegen de afbraak en evacuatie is niet veel bekend, zeggen Wobbes en Vingerling. „Katwijkers zijn heel gesloten; nog steeds is het lastig mensen te vinden die erover willen vertellen. Ze hebben de gebeurtenissen ondergaan, ook al waren die heel ingrijpend.”
Unieke gelegenheid
De afbraak van een deel van het dorp bood Katwijk ook kansen, vond burgemeester mr. W. J. Woldringh van der Hoop. De evacuatie van maar liefst een derde van de bevolking was een drama, jawel, maar de burgervader vond toch ook dat „op zichzelf door de slooping een unieke gelegenheid is ontstaan om Katwijk aan den boulevard met een fraai zeefront te verrijken.”
Had niet het plaatselijke Volksblad in 1937 verzucht dat 2000 tot 3000 Katwijkers in krotten woonden, „als mollen in een somber, donker hol”? Een saneringsplan voor het oude dorpsdeel Zuid wilde daar in 1939 iets aan doen. En nu waren al die huisjes, slopjes, steegjes ineens weg, met dank aan de Duitsers. Onbewoonbaarheidsverklaringen hoefden niet meer te worden uitgedeeld.
Woldringh van der Hoop zag een aansprekende badplaats voor zich, met bijpassende bebouwing langs de waterkant. Hij had het wellicht wat tactischer kunnen brengen; zijn veranderzucht bracht hem na de Bevrijding nog in een lastig parket.
Toerisme
Toen de Duitsers weg waren, werd een deel van hun bunkers verwijderd. Afbraak van de antitankmuur was lastig, daarom werd hij in een gleuf gekanteld die daarvoor werd gegraven. En daar ligt hij nog.
De Katwijkers keerden terug naar hun dorp. Niet naar hun huis, vaak ook niet naar hun straat, als die al niet verdwenen was. Ze kregen een plek aangewezen, met andere buren en een nieuw sociaal verband. Een deel van het vissersvolk moest naar Katwijk aan den Rijn verhuizen, waar tuinders echter hun goede grond niet voor een nieuwe woonwijk wilden afstaan.
De Duitsers kwamen ook terug. Als toerist. „Dat vond ik als kind heel apart”, zegt Vingerling. „Als ze zich hautain opstelden, zei moeder dat onze kamers al verhuurd waren, ook al was dat niet zo.”
Hoe Katwijk door de oorlog is veranderd, is moeilijk in beeld te krijgen, geeft Wobbes aan. „De Atlantikwall als militaire verdedigingslinie krijgt sinds de jaren 90 steeds meer belangstelling. De maatschappelijke gevolgen ervan worden eigenlijk pas sinds kort echt onder de aandacht van een groter publiek gebracht.”
Dit is de derde aflevering in een serie over de afbraak van kustbebouwing voor de aanleg van de Atlantikwall. Zaterdag het slot.