Weerwoord: Redelijke argumenten voor leven na de dood
Is er leven na de dood? Deze vraag lijkt voor de menselijke rede dermate ontoegankelijk dat zo goed als iedereen ervan overtuigd is dat hij niet met een rationele argumentatie beantwoord kan worden. Is dat terecht?
JA
Wie gelooft in een leven na de dood beroept zich ter onderbouwing daarvan niet voor niets bijna altijd op spirituele ervaringen of overgeleverde goddelijke openbaring. Er is geen enkel rationeel argument te geven voor het mogelijk zijn en zelfs bestaan van postmortale toestanden (een persoonlijk voortbestaan na de dood). Geloof in dergelijke toestanden is en blijft een zaak van zuiver geloof. De menselijke rede heeft op dit terrein helemaal niets te vertellen. Christenen geloven dat er leven is na de dood. Maar dit geloof is louter en alleen gebaseerd op wat in de Bijbel daarover wordt verkondigd, en nooit op redelijke argumenten.
NEE
Het is zeker zo dat deze kwestie zich buitengewoon lastig leent voor rationele argumentatie die losstaat van religieuze ervaringen en door geloofstradities verkondigde goddelijke openbaringen. Maar dat wil nog niet zeggen dat er geen enkel redelijk argument gegeven kan worden voor het bestaan van postmortale toestanden. Ik noem er twee.
Het eerste argument vindt zijn oorsprong in de scholastiek en gaat in hoofdlijnen als volgt. Elk mens bestaat enerzijds uit een materieel lichaam en anderzijds uit een immateriële geest. Lichaam en geest hebben elk een zelfstandig bestaan en staan onderling voortdurend in wisselwerking. We spreken van interactiedualisme. Hiervoor bestaan ook in onze tijd uitstekende rationele argumenten, zoals ik eerder heb betoogd.
De menselijke geest is wat wij de persoon of het zelf noemen. Hij draagt onze persoonlijke identiteit. Een eventueel voortbestaan na de dood moet dus de menselijke geest betreffen. Als immaterieel object is de geest redelijkerwijs enkelvoudig. Hij heeft anders gezegd geen samenstellende delen. De menselijke geest wordt niet gevormd door afzonderlijke immateriële brokjes ”willen”, ”denken” en ”voelen” aan elkaar te koppelen. Willen, denken en voelen bestaan als verschillende aspecten van een en hetzelfde immateriële object: de geest.
Dit betekent dat de menselijke geest niet op natuurlijke wijze kan vergaan. Een object kan immers alleen op natuurlijke wijze vergaan indien zijn samenstellende delen uiteenvallen en uit elkaar gaan. De menselijke geest is echter enkelvoudig en heeft dus helemaal geen samenstellende delen. Maar dan overleeft de menselijke geest dus de natuurlijke dood, aldus dit eerste argument.
Een tweede argument dat ik wil inbrengen, doet geen beroep op interactiedualisme. Het vereist niet dat wij ons eerst bekennen tot een bepaalde opvatting over de relatie tussen lichaam en geest. Het argument gaat als volgt. Stel dat wij eerst op grond van redelijke argumenten kunnen laten zien dat er een wezen bestaat dat zelfbewust is en dat de grond is van de hele werkelijkheid. Dan mogen wij zo’n wezen met recht God noemen. Nu zijn er inderdaad veel van zulke argumenten, zoals onder meer het kosmologisch argument, het teleologisch argument en mijn eigen modaal-epistemisch argument.
Stel vervolgens dat we eveneens op grond van redelijke argumenten kunnen betogen dat God niet alleen bestaat, maar ook goed is. Dit heb ik eveneens reeds eerder betoogd. Wat volgt hieruit dan? Welnu, als God bestaat en goed is, dan kunnen we het volgende argument geven voor het bestaan van postmortale toestanden.
Neem aan dat geen enkel mens ooit in een postmortale toestand terechtkomt. In dat geval kan morele gerechtigheid zich alleen manifesteren tijdens het leven op aarde. Het aardse leven wordt echter nadrukkelijk gekenmerkt door een ontluisterend groot onrecht voor heel veel mensen. Veel mensen sterven zonder ook maar iets van gerechtigheid ervaren te mogen hebben. Indien er dus geen enkel mens in een postmortale toestand terechtkomt, zal voor veel mensen een groot onverteerbaar onrecht het laatste woord van hun leven zijn. Dit is echter redelijkerwijs niet acceptabel voor een goede God.
Als God bestaat en goed is, dan kan Hij manifest onrecht niet als laatste woord accepteren. Dat strookt niet met Gods natuur en levert dus een tegenspraak op. De eerdere aanname moet daarom verworpen worden. Zo volgt logisch dat in elk geval sommige mensen na hun dood in een postmortale toestand terechtkomen. Er bestaan dus inderdaad postmortale menselijke toestanden, aldus dit tweede argument.
DUS
Er zijn redelijke argumenten voor de stelling dat er leven is na de dood. Wel vereisen deze argumenten de acceptatie van andere stellingen over de niet-zichtbare werkelijkheid, zoals dualisme van lichaam en geest of het bestaan van een goede God. Dit is echter geen probleem, omdat die stellingen uitstekend te onderbouwen zijn.